Ingediend | 24 september 2010 |
---|---|
Beantwoord | 6 oktober 2010 (na 12 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | cultuur en recreatie media recht staatsrecht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z13581.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-61.html |
Ja.
In de onderhavige zaak is van belang dat het OM heeft geoordeeld dat zeven cartoons en twee stukken tekst een strafbare inhoud hadden. De verdenking terzake was indertijd de reden de verdachte aan te houden. Vervolgens heeft het OM om reden van opportuniteit geoordeeld dat de verdachte niet aan een verdere strafvervolging blootgesteld behoefde te worden. De argumentatie daarvoor was juist mede gelegen in de impact die deze zaak op de verdachte had gehad. De aanhouding en inverzekeringstelling maakten daarvan deel uit. Daarin is derhalve geen inconsistentie gelegen. Ik verwijs u verder naar mijn brief van heden (Kamerstuk 32500-VI, nr.4).
Zie antwoord vraag 2.
Ik verwijs naar mijn brief van heden.
Ik heb in mijn brief van 29 mei 2008 (31 200 VI, nr. 158) aangegeven dat deze zaak een voorbeeld is van de uiterst gevoelige afweging van de belangen van de opsporing, van de verdachte en van de impact in de samenleving. Ik heb toen tevens aangegeven dat die gevoelige weging bij de uitoefening van bevoegdheden door het OM geen kwestie is van regels en protocollen. Zie verder mijn antwoorden van 27 september 2010 op de schriftelijke vragen van de leden Van der Ham en Dibi over het verhoor van een journalist (2010Z11586 en 2010Z12351).