Ingediend | 1 juli 2010 |
---|---|
Beantwoord | 1 september 2010 (na 62 dagen) |
Indiener | Richard de Mos (PVV) |
Beantwoord door | Tineke Huizinga (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (CU) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z10332.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-3222.html |
Ja, hier ben ik mee bekend.
Mede op aandringen van Nederland zijn in de richtlijn hernieuwbare energie3, waarin de doelstelling voor energie uit hernieuwbare bronnen in de vervoersector geregeld wordt, duurzaamheidcriteria vastgelegd. Enkel biobrandstoffen die daaraan voldoen mogen meetellen voor het behalen van de doelstelling voor verplichte bijmenging van minimaal 10% in 2020. Juist die duurzaamheidcriteria waren belangrijke voorwaarden om in te kunnen stemmen met een dergelijk percentage.
De criteria regelen vanaf 2011 dat biobrandstoffen onder andere een bepaalde minimum reductie van broeikasgasemissies moeten hebben om mee te mogen tellen voor de doelstelling. Ook mogen ze niet van land afkomstig zijn met hoge koolstofvoorraden, zoals bijvoorbeeld oerbossen, indien de gewassen de status van dat land veranderen. Deze duurzaam geproduceerde biobrandstoffen leveren op die manier een bijdrage aan de broeikasgasreductie doelstelling.
Indirecte effecten van landgebruik (indirect Land Use Change, ILUC), waarbij verdringingseffecten door de toegenomen vraag naar landbouwareaal optreden, worden thans nog niet meegewogen in het beoordelen van de broeikasgasbalans. In een brief aan de Tweede Kamer d.d. 4 mei jongstleden4 naar aanleiding van het advies van de Commissie Duurzaamheidvraagstukken Biomassa over indirecte veranderingen van landgebruik heb ik reeds aangegeven voorstander te zijn om EU-breed een ILUC-factor in de broeikasgasemissie berekeningen te introduceren. De bevindingen van de studie van CE Delft ondersteunen dit ingezette beleid. Ook in deze studie wordt gepleit om de mogelijke additionele broeikasgasemissies door indirecte landgebruikeffecten te verdisconteren in een ILUC-factor en tevens om in te zetten op teelt van biobrandstoffen op gedegradeerde gronden en uit afval.
De Europese Commissie zal over de wijze waarop de indirecte effecten moeten worden meegewogen binnenkort een consultatie starten, waarbij Nederland dit standpunt ook zal inbrengen.
Het is van belang om de 2e generatie biobrandstoffen te bevorderen uit afval, residuen en lignocellulose omdat die geen of minder landbouwareaal nodig hebben. Om deze brandstoffen extra te stimuleren tellen zij dubbel voor het behalen van de doelstelling. In 2009 werd tweederde van de biodieselverplichting ingevuld met deze vorm van biobrandstoffen.
In de duurzaamheidcriteria van de richtlijn hernieuwbare energie staat opgenomen dat ontbossing van land met een hoge biodiversiteit of met hoge koolstofvoorraden niet mag plaatsvinden voor de teelt van biobrandstoffen die meetellen het behalen van de doelstelling van 10% hernieuwbare energie voor transport in 2020. Op deze wijze wordt naar mijn oordeel voldoende invulling gegeven om directie ontbossing voor biobrandstoffen tegen te gaan, terwijl voor het tegengaan van de indirecte effecten invoering van een ILUC-factor noodzakelijk is.
In mijn brief van 26 mei jongstleden5 heb ik het beleid ten aanzien van biobrandstoffen in de komende jaren uiteengezet om op een verantwoorde en duurzame manier aan de bijmengverplichting te voldoen.
De zorg over de mogelijke concurrentie van biobrandstoffen met voedsel moet serieus worden genomen. Op voorspraak van verschillende EU-landen, waaronder Nederland, is in de richtlijn hernieuwbare energie de verplichting opgenomen de Europese Commissie te rapporteren over een aantal sociale aspecten, waaronder de ontwikkeling van de voedselprijzen.
Daarnaast zal een voortgaande verhoging van de productiviteit per hectare, in combinatie met een groeiend aandeel 2e generatie biobrandstoffen en strenge duurzaamheidcriteria, helpen te voorkomen dat dit risico op concurrentie zich manifesteert. Hierbij is overigens van belang dat een veelheid aan factoren een rol speelt bij het vraagstuk van beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel, zoals onder andere de omvang van de oogst, klimatologische omstandigheden, de energieprijzen in het algemeen, regionale beschikbaarheid en prijzen van voedsel en (bio)brandstoffen.