Ingediend | 23 juni 2010 |
---|---|
Beantwoord | 2 juli 2010 (na 9 dagen) |
Indieners | Manja Smits , Alexander Pechtold (D66), Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jeroen Dijsselbloem (PvdA) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z09718.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2794.html |
Nee.
De Isaac Beeckman Academie is in december 2008 na debat in uw Kamer over het ontwerp plan van scholen 2009, 2010, 2011 alsnog op het plan van scholen geplaatst. De school heeft in april 2009 en in maandelijkse termijnen van augustus tot en met december 2009 in totaal € 423.830,97 ontvangen voor het opstarten van een school (startbekostiging) en voor het geven van onderwijs aan 85 leerlingen (reguliere bekostiging voor de eerste vijf maanden van het schooljaar).
Vanaf 1 augustus 2009 is op deze school geen onderwijs gegeven. Daarom heeft deze school geen recht de uitgekeerde bekostiging. Het bevoegd gezag heeft echter aangegeven wel te starten per 1 augustus 2010. Ik heb uit coulance besloten de uitgekeerde bekostiging in 2009 niet terug te vorderen maar door te schuiven naar de maanden augustus tot en met december 2010, om de school tevens de onnodige administratieve lasten te besparen.
Vanzelfsprekend krijgt een startende school niet tweemaal de aanvangsbekostiging uitgekeerd. Hiervoor bestaat geen juridische titel en dat zou dus onrechtmatig zijn. Als blijkt dat de school wederom niet start in augustus 2010 zal de eerder verstrekte bekostiging alsnog moeten worden teruggevorderd.
Na verwerking van de telgegevens van 1 oktober 2009 bleek dat er geen leerlingen waren ingeschreven. Daaruit trek ik de conclusie dat er geen sprake is van een gestarte school. Hierover is met het bevoegd gezag van Isaac Beeckman op 30 november 2009 gecommuniceerd.
Het bevoegd gezag heeft in reactie hierop te kennen gegeven dat zij het niet eens was met deze uitleg van de wetgeving. Zij meende dat, hoewel de school geen leerlingen had in het schooljaar 2009/2010 en dus geen onderwijs verzorgde, er wél sprake was van een gestarte school en zodoende recht had op een deel van de reguliere bekostiging (de vaste voet) voor 2010.
Deze lezing van het bevoegd gezag is onjuist. De aanspraak op bekostiging is gerelateerd aan het geven van onderwijs en de werkzaamheden die daaruit voortvloeien. Aangezien er vanaf 1 augustus 2009 geen onderwijs is gegeven betekent dit dat de school gedurende het gehele schooljaar 2009/2010 geen recht heeft op bekostiging door de overheid. Zonder juridische titel is dat onrechtmatig.
Volgens de ministeriële regeling aanvullende bekostiging nevenvestiging en start- en aanvullende bekostiging nieuwe school VO geldt dat de leerlingafhankelijke onderdelen van de startbekostiging in december van het eerste schooljaar definitief worden vastgesteld op basis van de leerlingtelling op 1 oktober in het eerste schooljaar.
Omdat er geen sprake is van een gestarte school, is er geen sprake van een eerste schooljaar. De uitgekeerde bekostiging op basis van deze regeling is doorgeschoven naar schooljaar 2010/2011. In december 2010 kan de Isaac Beeckman Academie de definitieve vaststelling van de leerlingafhankelijke onderdelen van de uitgekeerde startbekostiging van mij verwachten.
Mijn besluit om de Isaac Beeckman Academie alsnog op het plan van scholen 2009-2010-2011 te plaatsen heb ik op 12 november 2008 aan uw kamer medegedeeld per brief (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 135, nr. 15). Vervolgens heb ik dit besluit op 22 december 2008 gepubliceerd in de staatscourant (Stscrt. 2008, nr. 248).
Het plan van scholen 2009-2010-2011 is verlaat vastgesteld, mede door het overleg in uw kamer op 25 september 2008 en 30 september 2008. Ik heb naar aanleiding daarvan onder meer de aanvraag van de Isaac Beeckman academie opnieuw beoordeeld en mijn aanvankelijke beslissing herzien. Hierdoor kon het plan van scholen 2009-2010-2011 niet voor 1 oktober 2008 worden vastgesteld.
Door een omissie heeft de verzending van het besluit de school in Kapelle op het plan van scholen te plaatsen naar de aanvrager enige vertraging opgelopen. Normaal gebeurt dit gelijktijdig met de publicatie van mijn besluit in de staatscourant.
Uit correspondentie met het bevoegd gezag blijkt echter dat het bevoegd gezag kennis heeft genomen van de publicatie in de staatscourant van 22 december 2008. Er is op 23 januari 2009 (dus voorafgaand aan de officiële brief) een aanvraag ingediend voor startbekostiging om te starten met het geven van onderwijs op 1 augustus 2009.
Nee.
Mijn besluit de Isaac Beeckman Academie op het plan van scholen 2009-2010-2011 te plaatsen is op 22 december gepubliceerd in de staatscourant. Uit een brief van het bevoegd gezag aan DUO blijkt dat het bevoegd gezag op de hoogte was van mijn besluit zoals gepubliceerd in de staatscourant op 22-12-2008. Er is op 23 januari 2009 een aanvraag ingediend voor startbekostiging om te starten met het geven van onderwijs op 1 augustus 2009.
Van overheidswege bestaat geen sluitingsdatum voor inschrijving op 1 april. Gedurende het gehele schooljaar kunnen leerlingen worden in- en uitgeschreven. Alleen voor de bekostiging van kalenderjaar t, is van belang hoeveel leerlingen er op 1 oktober t-1 staan ingeschreven.
De startende school bepaalt zelf of en wanneer er een redelijke kans bestaat om te starten. In mijn voornoemde brief van 12 november 2008 aan uw Kamer heb ik aangegeven dat het ook mogelijk was de school zonder datum op het plan van scholen te plaatsen indien er geen passende huisvesting beschikbaar was. De school en de gemeente beslissen dus over het jaartal waarmee de school op het plan van scholen wordt geplaatst.
De teldatum van 1 oktober 2009 heeft voor mij uitgewezen dat er in het schooljaar 2009/2010 geen onderwijs werd verzorgd door de Isaac Beeckman Academie. Op 30 november 2009 is hierover contact opgenomen met het bevoegd gezag.
De school wist dit vanzelfsprekend al eerder, maar heeft dit mij niet gemeld. Op het moment dat een school weet dat de start niet doorgaat maar wordt doorgeschoven naar een later tijdstip verwacht ik dat de school OCW hier onmiddellijk van op de hoogte stelt.
Door een omissie is het besluit over plaatsing van de school op het plan van scholen te laat verzonden naar de aanvrager. Ik ben van mening dat de aanvrager hiervan geen nadelige gevolgen heeft ondervonden. Mijn besluit is op tijd gepubliceerd in de staatscourant en daar heeft de aanvrager kennis van genomen. Zie het antwoord op vraag 3.
Het besluit over de startbekostiging is tijdig gecommuniceerd.
Zie het antwoord op vraag 5.
Ik ben in gesprek met het bevoegd gezag van de Isaac Beeckman Academie en kan dan ook niet ingaan op inhoudelijke details van deze individuele zaak. Overigens doet dit gesprek niets af aan het feit dat het bevoegd gezag van de Isaac Beeckman Academie zelfstandig een oordeel kan vormen of zij wel of niet in bezwaar gaat tegen mijn beslissing.
Ook heb ik de Inspectie van het Onderwijs gevraagd te onderzoeken of het bedrag van € 423.830,97 dat is uitgekeerd voor het geven van onderwijs en het opstarten van een nieuwe school in 2009 rechtmatig is besteed, daar er tot op heden geen onderwijs is verzorgd.
In algemene zin kan ik opmerken dat er in de artikelen 84 en 86 van de WVO wordt uitgegaan van de bekostiging aan een school. Mijn standpunt is dat er geen sprake is van een school op het moment dat er geen onderwijs wordt gegeven en dat er om die reden geen aanspraak kan worden gemaakt op een vaste voet. Overigens is de vaste voet, hoewel niet gerelateerd aan het aantal leerlingen, wel gebaseerd op het feit dat er onderwijs wordt gegeven.
De gemeente dient voor onderwijs geschikte huisvesting beschikbaar te stellen en is tevens verantwoordelijk voor de eerste aanschaf van leer- en hulpmiddelen en meubilair. Dit blijkt uit respectievelijk artikel 76m, lid 2 en artikel 76c, lid 1 van de Wet Voortgezet Onderwijs.
Op grond van de Regeling Energiezuinigheid en Binnenmilieu kan een school subsidie krijgen voor het doen van bepaalde specifieke aanpassingen aan het schoolgebouw. De regeling voorziet in een subsidie voor 60% van de kosten van de goedgekeurde verbetermaatregelen. De overige 40% dient uit cofinanciering te worden bekostigd. Dit laatste kan bijvoorbeeld zijn uit eigen reserves of door derden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat een school de middelen die bedoeld zijn voor het geven van onderwijs hiervoor gebruikt. De continuïteit van het onderwijs mag niet in gevaar komen.
Ik ben bekend met de berichten in de pers.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Zie het antwoord op vraag 1, 5, 6 en 7.