Ingediend | 16 juni 2010 |
---|---|
Beantwoord | 23 juli 2010 (na 37 dagen) |
Indieners | Fred Teeven (VVD), Anouchka van Miltenburg (VVD) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | integratie migratie en integratie recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z09445.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2971.html |
Ja.
Betrokkenen hebben inderdaad besloten hun woning te koop te zetten. Ik deel de mening van de Gemeenteraad en het college van de Burgemeester en Wethouders van Utrecht dat het onacceptabel is als inwoners zo respectloos worden behandeld en de leefbaarheid in wijken op deze wijze onder druk wordt gezet.
Om de veiligheid van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders (LHBT) te vergroten heeft het kabinet de afgelopen periode extra inspanningen geleverd. De koploperovereenkomst lesbisch- en homo-emancipatie, die het kabinet samen met 18 koplopergemeenten, waaronder Utrecht, is aangegaan is daar een voorbeeld van. Deze overeenkomst heeft als doel de sociale acceptatie van LHBT binnen deze gemeenten te verbeteren en de discriminatie, intimidatie en geweld tegen LHBT te bestrijden.
De mening van de gedupeerden dat een daadkrachtige aanpak bij diverse instanties en de burgemeester ontbreekt, deel ik niet. De gemeente zet zich in om de overlast van de jongeren aan te pakken en overlast in de toekomst te voorkomen. Politie en justitie zijn naar aanleiding van de meldingen van de gedupeerden actief bezig met de opsporing van de personen die zich aan belediging of bedreiging schuldig hebben gemaakt. Het is echter nog niet gelukt om verdachten aan de incidenten te koppelen, waardoor deze inspanningen (nog) niet tot de aanhouding van verdachten hebben geleid. Het is te betreuren dat het zo hoog is opgelopen dat de gedupeerden zich genoodzaakt voelen te gaan verhuizen. Het vertrek van de gedupeerden leidt echter niet tot het stopzetten van de opsporing van de daders door de politie en de acties van de gemeente Utrecht, zoals beschreven in het antwoord op vraag 4 van de leden Kuiken en Spekman (vraagnummer 2010Z09411, ingezonden 15 juni 2010).
Zie antwoord vraag 3.
Het is een verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten om af te wegen welke instrumenten worden ingezet. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4 van de leden Kuiken en Spekman (vraagnummer 2010Z09411, ingezonden 15 juni 2010). Wat betreft de inzet van cameratoezicht heb ik begrepen dat dit is betrokken bij de aanpak als een van de opsporingsmiddelen.
De leden Kuiken en Spekman (beiden PvdA) hebben schriftelijke vragen gesteld aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen, Wijken en Integratie over het wegpesten van een homostel uit hun huis. Deze vragen werden ingezonden op 15 juni 2010 met kenmerk 2010Z09411. De leden Van Miltenburg en Teeven (beiden VVD) hebben ter aanvulling hierop schriftelijke vragen gesteld aan de Minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze werden ingezonden op 16 juni 2010 met kenmerk 2010Z09445. Tot mijn spijt deel ik u mee dat het niet mogelijk is de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden doordat niet alle inlichtingen tijdig konden worden verkregen. De verwachting is dat de antwoorden u binnen de termijn van zes weken alsnog zullen bereiken.