Ingediend | 7 juni 2010 |
---|---|
Beantwoord | 30 juni 2010 (na 23 dagen) |
Indieners | Henk van Gerven , Trix de Roos , Renske Leijten |
Beantwoord door | Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | arbeidsvoorwaarden organisatie en beleid werk zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z09139.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2778.html |
Voor de volledigheid wil ik er op wijzen dat de twee genoemde directeuren extern waren ingehuurd. In de door u genoemde bedragen zit dan ook meer dan alleen hun inkomenscomponent. In de toelichting op dit punt in het jaarverslag staat dat deze bedragen de optelsom zijn van hetgeen aan het interim-bureau moest worden betaald plus wat aan onkosten en aan BTW moest worden betaald.
Ik vind dat in de Beloningscode Bestuurders in de Zorg (BBZ) in paragraaf 10 een goed uitgangspunt is neergelegd voor interim-bestuurders: zij mogen geen hogere beloning hebben dan die van een vaste bestuurder plus een opslag die afhankelijk is van de duur van de interim-periode en de zwaarte van de klus. De BBZ is echter ingegaan ruim nadat genoemde bestuurders aan de slag zijn gegaan. Mijn indruk is dat men daar in dit geval bij in de buurt komt.
Het is altijd moeilijk om precies het inkomensdeel te achterhalen wanneer er sprake is geweest van inhuur van externen. Daarom spreekt mij ook de benadering van de BBZ zo aan waar ik in mijn antwoord op vraag 2 aan refereerde. Voor het beleid van het kabinet bij de inkomens van bestuurders van zorginstellingen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Dat moet blijken uit het jaarverslag van 2010 dat uiterlijk in juni 2011 wordt gepubliceerd.
De Raad van Toezicht heeft dat in het jaarverslag niet nader toegelicht.
Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Zie mijn antwoorden op de twee door u genoemde sets aan vragen van de leden Van Miltenburg en Agema.
Raden van Toezicht moeten bij het vertrek van leden van Raden van Bestuur handelen conform de arbeidsovereenkomst die met hen is aangegaan. Indien er aanleiding is om zodanig verwijtbaar handelen bij een bestuurder vast te stellen dat dit tot een afwijkende afhandeling van het arbeidscontract kan leiden, dan moet een Raad van Toezicht niet aarzelen om zulks te doen, echter alleen indien het vertrouwen bestaat dat dit bij rechtelijke toetsing stand houdt.
Zie mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van Miltenburg en het antwoord op de vragen 4 en 6 van het lid Agema.
Zie mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van Miltenburg en het antwoord op de vragen 4 en 6 van het lid Agema.