Ingediend | 2 juni 2010 |
---|---|
Beantwoord | 24 juni 2010 (na 22 dagen) |
Indiener | Ineke van Gent (GL) |
Beantwoord door | Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
Onderwerpen | jongeren sociale zekerheid werk werkgelegenheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z09040.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2731.html |
Ja, juist omdat het bestrijden van jeugdwerkloosheid een topprioriteit van dit kabinet is, heeft het kabinet maatregelen genomen voor de aanpak van Jeugdwerkloosheid. Door middel van het Actieplan Jeugdwerkloosheid neemt het kabinet maatregelen om de gevolgen van de crisis voor jongeren te bestrijden. Voor de uitvoering van dit Actieplan heeft het kabinet in de jaren 2009 t/m 2011 € 250 mln extra middelen beschikbaar gesteld. U bent over de voortgang van het Actieplan in mijn brief van 13 april 2010 uitgebreid geïnformeerd (TK 2009–2010, 29 544, nr. 245). Eind augustus ontvangt u de tweede voortgangsrapportage over 2010.
Daarnaast is de Wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 oktober 2009 ingevoerd. Deze wet geeft gemeenten een instrument in handen om te bevorderen dat de werkloze jongere die een beroep doet op een inkomensvoorziening van de gemeente zo mogelijk een baan, een stage of een opleiding gaat volgen in plaats van thuis te blijven met een uitkering.
Het is een bewuste keuze van het kabinet geweest om de uitvoering en verantwoordelijkheid voor de WIJ en het Actieplan bij gemeenten en andere uitvoeringsinstanties te leggen. Dit is in lijn met het kabinetsbeleid inzake arbeidsmarkt. Sociale partners spelen door o.a. het afsluiten van sector arrangementen en het bieden van stageplaatsen een belangrijke rol bij het tegengaan van de jeugdwerkloosheid.
De WIJ is op 1 oktober 2009 in werking getreden. De wet is in een eerste periode alleen van toepassing op nieuwe jongeren die een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Per 1 juli 2010 eindigt voor die jongeren die op 30 september 2009 recht hadden op algemene bijstand op grond van Wet werk en Bijstand het overgangsrecht. Vanaf dat moment vallen zij ook onder de WIJ. Dit betekent dat pas vanaf het derde kwartaal 2010 een beeld van het gehele bestand van de WIJ zichtbaar gaat worden. Het is daarom te vroeg om nu al uitspraken te doen over de werking van de WIJ. Overigens dient te worden opgemerkt dat de conclusie dat slechts een kwart van de werkloze jongeren een werkleeraanbod heeft gekregen, gebaseerd is op een zeer beperkte steekproef en daarmee niet als representatief kan worden aangemerkt.
Los van het FNV onderzoek, kan het kabinet melden, dat het in lijn is met de beleidsvrijheid voor gemeenten in de WIJ, dat niet alle jongeren die zich melden ook een leer-werkaanbod krijgen. Voor sommige jongeren is het beter om terug te gaan naar regulier onderwijs. Ook zijn er jongeren die na melding bij de gemeente er de voorkeur aangeven om zelf – bijvoorbeeld via het uitzendbureau – naar werk te zoeken. Hierdoor zal het aantal jongeren dat daadwerkelijk een leer-werkaanbod krijgt, lager liggen dan het aantal jongeren dat zich meldt bij de gemeente. Bekendheid met de WIJ is niet een doel op zich. De werkloze jongere die een aanvraag indient voor een inkomensvoorziening wordt automatisch bekend met de WIJ.
In verband met de gevolgen van de economische crisis worden extra inspanningen verricht voor de jeugdwerklozen. In antwoord op vraag 3 ga ik hier nader op in.
U bent op 13 april jl. uitgebreid geïnformeerd over de eerste resultaten van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. (TK 2009-2010, 29544, nr. 245). Het Actieplan Jeugdwerkloosheid bevat een veelheid van extra maatregelen die worden genomen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Deze maatregelen zijn gericht op het beschikbaar komen van extra leerwerkbanen en stages, op het bereiken en bemiddelen van jongeren op deze plekken en op het langer doorleren van jongeren. Daarnaast zijn sinds november 2009 tussen de VNG, sectoren en het UWV zeven landelijke sectorarrangementen tot stand gekomen. Alle betrokkenen zoals gemeenten, scholen, het UWV-werkbedrijf, sociale partners zijn bezig vanuit hun verantwoordelijk om te voorkomen dat jongeren onnodig aan de kant komen te staan.
Er is in het Actieplan Jeugdwerkloosheid bewust voor gekozen om de verantwoordelijkheid en de middelen voor het bestrijden van jeugdwerkloosheid zoveel mogelijk bij de regio’s neer te leggen. Dit is in lijn met het kabinetsbeleid inzake de arbeidsmarkt. De regionale actieplannen bevatten concreet uit te voeren acties. Deze verschillen per regio. Daarbij is wel sprake van een zekere landelijke regie. Zo zijn er eisen gesteld aan de regionale actieplannen, vindt vanuit mijn departement frequent overleg plaats met de regio’s en wordt bijvoorbeeld kennisuitwisseling tussen de regio’s gefaciliteerd.
De regionale aanpak lijkt zijn vruchten af te werpen. Volgens opgave van de regio’s zijn in de laatste vier maanden van 2009 29.000 jongeren aan een baan, een leerwerkbaan of een stage geholpen. Daarnaast kent het Actieplan Jeugdwerkloosheid ook acties die op landelijk niveau worden uitgevoerd. In mijn brief van 13 april heb ik de eerste resultaten bemoedigend genoemd. Eind augustus ontvangt u de tweede voortgangsrapportage van 2010, waarin u over de laatste stand van de ontwikkelingen bij het Actieplan Jeugdwerkloosheid wordt geïnformeerd.
Zie antwoord vraag 3.
Alle maatregelen die voortvloeien uit het Actieplan Jeugdwerkloosheid zijn er op gericht om jongeren te bereiken en daadwerkelijk aan een baan of opleiding te helpen. Via de «ik-kan» campagne worden jongeren geïnformeerd dat ze zich kunnen melden bij de werkpleinen bij (dreigende) werkloosheid.
Een actieve benadering van werkloze jongeren om langdurige werkloosheid te voorkomen is een inspanning die door gemeenten wordt verricht. Om gemeenten hierbij te ondersteunen laat het kabinet een onderzoek uitvoeren naar goede voorbeelden van het bereiken van niet-melders onder gemeenten. Dit onderzoek zal medio 2010 gereed zijn en de resultaten zullen actief verspreid worden onder alle gemeenten. Verder wordt gewerkt aan het juridisch en praktisch mogelijk maken van bestandsvergelijking om deze groep op te sporen.