Ingediend | 4 mei 2010 |
---|---|
Beantwoord | 26 mei 2010 (na 22 dagen) |
Indiener | Jolande Sap (GL) |
Beantwoord door | Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | huisvesting organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07725.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2553.html |
Ik heb kennis genomen van dit bericht. De snelle reactie van zorgaanbieders op het beschikbaar komen van de beleidsregel kleinschalige zorg verbaast mij niet. Al geruime tijd was bekend dat deze beleidsregel beschikbaar zou komen en ook de contouren van de eisen waaraan aanvragen dienden te voldoen, waren reeds eerder bekend. Zie mijn brief aan de Tweede Kamer «aanwijzing NZa-beleidsregel kleinschalige zorg voor mensen met dementie» van 23 oktober 2009, kenmerk DLZ/KZ-U-2959638.
Met de stelling dat zorgorganisaties zonder deugdelijke plannen er met de subsidie vandoor zijn gegaan ben ik het derhalve niet eens.
Zie antwoord vraag 1.
De initiatiefnemers dienden met een haalbaarheidsstudie aan te tonen dat men goed voorbereid aan het realiseren van kleinschalige woonvormen voor dementerenden begint. De zorgkantoren hebben een duidelijk instructie ontvangen over de wijze waarop de plannen van zorgaanbieders dienden te worden beoordeeld en de eisen waaraan de plannen moesten voldoen om in aanmerking te komen voor de beschikbare middelen.
Ik heb geen signalen ontvangen dat deze beoordeling door de zorgkantoren niet zorgvuldig zou zijn uitgevoerd.
De beleidsregel is bedoeld om het aantal plaatsen kleinschalig zorg voor mensen met dementie zodanig uit te breiden dat een ruime hoeveelheid plaatsen van het totale aanbod op relatief korte termijn beschikbaar komt. Het doel hiervan is het aanbod binnen het totale aanbod van zorg inclusief verblijf een zodanige plaats te geven dat er een substantiële keuzevariatie voor de cliënt ontstaat.
Het totale budget dat ik hiervoor heb gereserveerd moet als voldoende worden beschouwd om dit doel te bereiken. De plaatsen die door het budget aan het reeds beschikbare of aantal plaatsen kan worden toegevoegd leidt naar verwachting tot een totaal aantal van 19 000 a 20 000 plaatsen. Dit moet op het totaal van de op dit moment beschikbare aantal plaatsen voor psychogeriatrische zorg met verblijf van circa 43 000 als voldoende worden beschouwd. De vraag naar kleinschalige zorg kan daarmee met een volwaardig aanbod tegemoet worden getreden. In welke mate deze vorm van zorg door de toekomstige cliënt wordt gekozen bepaald in het vervolg het aanbod dat door de zorgaanbieders zal worden ontwikkeld.
Ik zie geen reden om budget voor de beleidsregel kleinschalige zorg te verruimen.
Het molenaarsprincipe maakt het mogelijk om aanvragen op volgorde van binnenkomst onmiddellijk in behandeling te nemen. Dit komt het tempo waarin de aanvrager van een bijdrage voort kan gaan met de plannen ten goede. Er ontstaat dus geen vertraging in de ontwikkeling van plannen als gevolg van de stimuleringsregeling. Bij andere methoden van behandeling, bijvoorbeeld indien was gekozen voor het organiseren van tenders, dient behandeling van aanvragen te wachten tot de sluitingsdatum van de betreffende tender. Dit vertraagt de afhandeling. Een dergelijke methode kan er ook toe leiden dat de beschikbare middelen over een groot aantal aanvragen dient te worden verdeeld waardoor het stimuleringseffect van de uiteindelijk beschikbar gestelde bedragen wordt beperkt. Bij het molenaarsprincipe staat het toe te kennen bedrag per plaats van te voren vast zodat de businesscase van een plan kleinschalige zorg niet behoeft te worden gewijzigd of in het ongunstigste geval onhaalbaar wordt.
Alle projecten die leiden tot kleinschalige zorg aan mensen met dementie zijn even noodzakelijk. Als u met het tweede deel van uw vraag bedoelt of sommige instellingen minder financiële steun nodig hebben om de stap naar een kleinschalig aanbod te maken dan andere, is het antwoord dat dit niet in de beoordeling van de projecten is betrokken. Het is niet de bedoeling om instellingen die financieel minder goed op orde zijn meer te steunen dan andere.
Bovendien zou een systeem waarmee kan worden beoordeeld of sommige plannen noodzakelijk duurder uitvallen dan andere, waardoor een op maat toegesneden subsidie zou kunnen worden verleend, een aanzienlijk complexere beoordelingssystematiek vereisen en een aanzienlijk grotere administratieve last voor de instellingen betekenen.