Ingediend | 22 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 10 juni 2010 (na 49 dagen) |
Indiener | Naïma Azough (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | integratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07317.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2625.html |
Ja, ik ben bekend met het desbetreffende krantenbericht.
Ik herken het beeld zoals geschetst in het artikel niet. In het in de vraag aangehaalde artikel wordt gesteld dat zo’n duizend Roma door hun staatloosheid in de problemen zitten. Voor staatloze vreemdelingen bestaat speciaal beleid, het zogenoemde «buitenschuldbeleid». Dit beleid blijkt in de praktijk echter in de meeste gevallen niet van toepassing op Roma. Over het algemeen kunnen vreemdelingen van Roma afkomst terugkeren naar een herkomstland. Een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid is in dat geval niet geïndiceerd.
Indien het niet mogelijk is terug te keren naar een herkomstland, dan kan men op grond van het buitenschuldbeleid in aanmerking komen voor vergunningverlening. Daarbij wordt wel een inspanningsverplichting gevraagd van de vreemdeling. Ook het individuele gedrag van de vreemdeling, bijvoorbeeld wanneer de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid, zich onttrekt aan het vreemdelingentoezicht of onjuiste gegevens verstrekt, kan aan vergunningverlening in de weg staan. Het geldende buitenschuldbeleid is opgenomen in paragraaf B14/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Zie antwoord vraag 1.
De in de Grondwet en in mensenrechtenverdragen geformuleerde grond- en mensenrechten gelden voor iedereen. Indien een persoon volgens de Nederlandse regelgeving in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning of bepaalde voorzieningen dient dit zonder aanzien des persoons te worden verstrekt.
Het bestaande beleid, waaronder het eerdergenoemde buitenschuldbeleid, biedt voldoende waarborgen.