Ingediend | 22 april 2010 |
---|---|
Beantwoord | 9 juni 2010 (na 48 dagen) |
Indieners | Marleen de Pater-van der Meer (CDA), Raymond Knops (CDA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | bestuur gemeenten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z07270.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2620.html |
Ja.
Ja, het is correct dat dhr. Kusters te veel aan wachtgeld heeft ontvangen. Het betreft overigens de periode 2002 – 2007.
Met ingang van 26 juni 2000 ontving de heer Kusters een uitkering op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De heer Kusters voldeed aan de voorwaarden voor een voortgezette uitkering tot de leeftijd van 65 jaar. Op 9 juli 2009 is de heer Kusters 65 geworden en is zijn pensioen ingegaan.
Met ingang van 1 januari 2002 zijn de wedden van wethouders structureel verhoogd. De aanpassing van de wedden heeft plaats gevonden bij KB van 28 augustus 2002, Staatsblad 458 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. Bij deze aanpassing werd de wethouderswedde op ongeveer 90% van de burgemeesterswedde gebracht. Dit kwam neer op een substantiële verhoging. Deze verhoging werkte ook door in de uitkering aan de wethouder van wie het wethouderschap na deze verhoging van de wedde een einde kwam. Op grond van artikel 133 van de Appa wordt de uitkering gebaseerd op de wedde waarop belanghebbende op de dag voorafgaande aan zijn aftreden aanspraak had.
In november 2006 is bij een herberekening door Deloitte & Touche is echter geconstateerd dat per 1 januari 2002 aan de verhoging van de wethouderswedde ten onrechte ook doorwerking is gegeven bij de uitkering van oud-wethouder Kusters. Deze was namelijk al met ingang van 26 juni 2000 wethouder af.
De gemeente is op grond van de Appa verantwoordelijk voor uitvoering van de uitkeringsregeling voor gewezen wethouders. In onderhavige kwestie is sprake van een incident. Er is een fout gemaakt in ambtelijke sfeer. In de betreffende periode was de afdeling bedrijfsvoering binnen de ambtelijke organisatie van Meerssen niet op orde. Dit is onderkend en heeft geleid tot een extern onderzoek waarna verbeterplannen- en maatregelen zijn opgesteld. Deze hebben onder meer geleid tot een kwalitatieve verbetering van het P&O-team en het onderbrengen van de wachtgeldberekening bij een extern bedrijf (RAET). Een noodzaak tot verdere maatregelen is naar mijn mening niet aan de orde.
De heer Kusters heeft een deel van het te veel betaalde uitkeringsgeld terugbetaald op basis van een advies van het college, nadat een onafhankelijk onderzoek had plaats gevonden.
In artikel 122, eerste lid van de Appa is geregeld dat het college van Burgemeester en Wethouders een besluit ter uitvoering van de Appa kan herzien indien aan die beslissing een feitelijke onjuistheid ten grondslag ligt. Indien vijf jaren zijn verstreken na dagtekening van een voor herziening, wijziging of herstel vatbare beslissing, kan het college herziening achterwege laten.
In artikel 123, tweede lid van de Appa is bovendien bepaald dat een herzieningsbeslissing niet tot terugvordering of verrekening van reeds betaalde bedragen leidt, tenzij betrokkene redelijkerwijze had moeten begrijpen, dat hem teveel werd uitbetaald. Betrokkene heeft na de verhoging van zijn wachtgelduitkering geverifieerd bij de gemeente of deze verhoging van de uitkering terecht was toegekend. De gemeente heeft bij deze gelegenheid nogmaals bevestigd dat de uitkering correct was vastgesteld.
Nadat de fout was vastgesteld, heeft betrokkene bovendien vrijwillig een derde deel van de te veel uitbetaalde uitkering alsnog terugbetaald, terwijl daar in de regelgeving geen grond voor is te vinden. De eerdergenoemde vijfjaarstermijn was verstreken en betrokkene had redelijkerwijs niet kunnen begrijpen dat hem teveel werd uitbetaald.
De burgemeester heeft direct en consequent het college en de fractievoorzitters van alle raadspartijen geïnformeerd. Alle fractievoorzitters waren zodoende in de gelegenheid om hun raadsleden over deze kwestie van informatie te voorzien. Vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer alsmede de ingeschatte bijeffecten vanuit het politieke domein werd door het Presidium besloten verder geen publieke bekendmaking over de kwestie te doen. Tot deze beslissing werd gekomen omdat er geen aanleiding bestond de publiciteit te zoeken. Het college van burgemeesters en wethouders kon desgevraagd volledige verantwoording afleggen.
Het staat de heer Kusters vrij om het te veel betaalde alsnog terug te storten. Gezien het antwoord op vraag 4 is hij daartoe echter niet verplicht.