Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2025
Met deze brief bied ik uw Kamer een onderzoek aan van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) naar de beweegredenen van oprichters, ouders en leerkrachten om te kiezen voor een niet-bekostigde school. Het onderzoek richt zich specifiek op zogenoemde b3-scholen.1 B3-scholen zijn particuliere scholen voor primair en/of voortgezet onderwijs. De inspectie houdt toezicht op de deze scholen en leerlingen op deze scholen vervullen daar de leerplicht.
Aanleiding voor het onderzoek was de groei van het aantal zogenoemde b3-scholen in de afgelopen jaren. In 2015 waren er in totaal 44 b3-scholen, in 2023 waren dat er 134. Ondanks deze stijging in aantal scholen, is het aantal leerlingen dat op deze scholen is ingeschreven nog altijd beperkt: het gaat om ruim 2000 leerlingen in totaal, tegenover 2,4 miljoen leerlingen in het bekostigd funderend onderwijs.
Uit het onderzoek van de inspectie komen verschillende redenen naar voren die oprichters, ouders en leerkrachten hebben om te kiezen voor een b3-school – veelal redenen die bekend zijn uit eerder onderzoek. De meest genoemde redenen zijn:
• (Negatieve) ervaringen met het reguliere onderwijs
• De mening dat het (reguliere) onderwijs te weinig meegaat met veranderingen (veranderende eisen) vanuit de maatschappij;
• De wens om de (levens-)visie meer terug te zien in het onderwijs;
• De ervaring van een gebrekkige aansluiting tussen het onderwijsaanbod en de onderwijsbehoeften van het kind (in het reguliere onderwijs);
• De behoefte aan kleinschalig onderwijs.
Het staat oprichters, ouders en leerkrachten in Nederland vrij om te kiezen voor het particulier onderwijs, zoals een b3-school. Deze vorm van onderwijs is een volwaardig onderdeel van het Nederlandse onderwijsstelsel en de inspectie houdt ook hier toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. Gelet op bovenstaande beweegredenen kan een b3-school soms een oplossing bieden, als hier wel de ruimte bestaat voor het maatwerk, de specifieke visie of de kleinschaligheid waar ouders naar zoeken.
Hoewel ik keuzevrijheid belangrijk vind, moet het uitgangspunt zijn dat het bekostigd onderwijs voor ieder kind toegankelijk en geschikt blijft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Hier werken we dan ook dagelijks aan, bijvoorbeeld met het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs,2 de vernieuwing van het curriculum zodat dit beter past bij de veranderende samenleving, banenmarkt en het veranderende vervolgonderwijs, en door ruimte te bieden voor maatwerk binnen het bekostigd onderwijs.3
Met toekomstig onderzoek van de inspectie houden we de ontwikkeling van het niet-bekostigd onderwijs in beeld. Een eventuele keuze voor het niet-bekostigd onderwijs moet voor geen enkel kind en geen enkele ouder voelen als een noodzaak. Om hiervoor te zorgen blijf ik mij inzetten voor de kwaliteit van het reguliere onderwijs voor ieder kind.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul