De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2023 wijzigingen aan te brengen in
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;
2. de begrotingsstaten inzake de agentschappen van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,M.G.J. Harbers
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 1,6 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 4,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Een verlaging van de verplichtingenrealisatie ( ‒ € 1,9 miljoen) voor het programma Partners voor Water 4, omdat het programma dit jaar afloopt.
– Diverse RWS opdrachten waarvan de kosten lager zijn uitgevallen, of betalingen niet dit jaar hebben plaatsgevonden en er minder is gerealiseerd dan geraamd. Dit heeft te maken met de herstructurering van DGWB vanwege het (administratief) herverdelen van budgetten. Dit telt op tot ‒ € 1,6 miljoen.
– Diverse kleinere mutaties die samen optellen tot een bedrag van ‒ € 2,3 miljoen aan verplichtingen die minder zijn aangegaan vanwege diverse redenen (lagere kosten, betalingen die later plaatsvinden, etc.).
– Een toezegging voor de internationale bijdrage voor de Global Commission Economics of Water voor de jaren 2023-2025 (€ 1,7 miljoen).
Uitgaven
1 Algemeen Waterbeleid
Opdrachten
De verhoging van het opdrachtenbudget van per saldo € 0,2 miljoen wordt met name veroorzaakt door:
– Betalingen aan RVO inzake Partners voor Water (€ 2,2 miljoen) op het instrument opdrachten. De kasrealisatie is hoger dan geraamd vanwege een snellere betaling.
– Diverse opdrachten waarvan de betalingen niet meer in 2023 plaatsvinden (cumulatief € 2,2 miljoen).
Overige mutaties hebben plaatsgevonden waardoor het opdrachtenbudget per saldo € 0,2 miljoen) verhoogd is.
Subsidies
De verhoging van het subsidiebudget met per saldo € 0,2 miljoen wordt met name veroorzaakt door:
– De betalingen aan RVO inzake Partners voor Water (€ 2,4 miljoen) op het instrument subsidies. De kasrealisatie is hoger dan geraamd vanwege een snellere betaling.
– Vooruitlopend op het beschikbaar komen van middelen voor de VN 2023 Water Conference vanuit de HGIS, was in de begroting een reservering getroffen om de voorbereiding in gang te kunnen zetten. Nadat de middelen vanuit de HGIS beschikbaar kwamen is de reservering vrijgevallen en ingezet voor de bevoorschotting van het programma Partners voor Water (€ -1,9 miljoen).
Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het subsidiebudget per saldo ‒ € 0,3 miljoen verlaagd is.
Ontvangsten
De ontvangsten mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht.
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 0,4 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 5,3 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Een lager aantal aanvragen van bedrijven voor de bedrijvenregeling dan was voorzien en geraamd (- € 2,9 miljoen). Bedrijven die zich voor 2008 hebben aangemeld voor de Bedrijvenregeling hebben nog tot 1 januari 2025 de mogelijkheid om aan te geven dat ze ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van de regeling. Het saneringsplan moest dan voor 1 januari 2024 zijn ingediend.
– De bijbehorende kasmutaties van ‒ € 1,2 miljoen tegenover ‒ € 1,0 miljoen aan verplichtingen die minder worden aangegaan.
– Overige kleinere mutaties die optellen tot ‒ € 1,4 miljoen.
Uitgaven
1. Ruimtegebruik bodem
Subsidies
De verlaging van het subsidiebudget met per saldo ‒ € 2,7 miljoen wordt met name veroorzaakt doordat er minder aanvragen van bedrijven zijn binnengekomen dan voor de bedrijvenregeling ten behoeve van bodemsanering was geraamd (- € 2,3 miljoen).
Bijdragen aan medeoverheden
De verhoging van de bijdragen aan medeoverheden wordt veroorzaakt doordat er per jaareinde extra SPUK’s zijn uitgekeerd aan Provincie Overijssel voor saneringen van asbest in de bodem en aan Provincie Noord-Brabant voor de aanpak bodemverontreiniging met aan drugsproductie gerelateerde stoffen. Het gaat om in totaal € 2,9 miljoen meer dan verwacht.
Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor de bijdragen aan medeoverheden per saldo € 0,3 miljoen verlaagd is.
Ontvangsten
Er is aan ‒ € 3,4 miljoen minder aan ontvangsten, omdat van de geraamde ontvangsten van Provincie Zuid-Holland (€ 1,5 miljoen) en gemeente Krimpen aan den IJssel (€ 2 miljoen) deze niet meer in 2023 zijn ontvangen als gevolg van vertraging van het bodemsaneringsproject van het EMK terrein.
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 15,8 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 72,9 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen (- € 72,9 miljoen) hebben met name betrekking op:
– De verplichtingen voor de schadevergoeding Stint (- € 36,4 miljoen) worden niet in 2023 maar in 2024 aangegaan, omdat de regeling is vertraagd.
– De SPUK-regeling Veilig, Slim en Duurzaam (- € 5,1 miljoen). € 3,5 miljoen schuift door naar 2024 vanwege vertraging van de regeling. Daarnaast is abusievelijk € 1,6 miljoen aan verplichtingen gecorrigeerd bij Voorjaarsnota 2023. Deze wordt bij Slotwet afgeboekt.
– Nationaal Groeifonds (- € 4,4 miljoen): bij voorjaarsnota 2023 is ruim 85 miljoen naar de begroting van IenW overgeheveld voor het NGF-project Dutch Metropolitan Innovations (digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data). Nog niet alle opdrachten zijn uitgewerkt, dus schuift het verplichtingenbudget naar 2024.
– De afronding van het offertetraject voor verzorgingsplaats Kloosters is nog niet afgerond in 2023 en dus schuiven de verplichtingenuitgaven (- € 3,7 miljoen) door naar 2024. Dit bedrag moet uiteindelijk via RWS naar Enexis voor de verzorgingsplaats.
– De aanvragen voor laadinfrastructuur wegvervoer Klimaatfonds (- € 4,0 miljoen). De aanvragen zijn eind 2023 binnengekomen. De beschikkingen en betalingen voor laadinfrastructuur schuiven door naar 2024.
– Saldo subsidies elektrisch vervoer (- € 3,2 miljoen), wat betrekking heeft op drie subsidies elektrisch vervoer: particuliere elektrische auto (SEPP), elektrische bestelauto (SEBA) en de elektrische vrachtauto (Aanzet). De RVO voert deze subsidies uit. Op de SEPP is € 4 miljoen minder verplicht, op de SEBA € 0,2 miljoen minder en op de Aanzet € 1 miljoen meer. Bij Voorjaarsnota 2024 worden deze verplichtingenmutaties weer gecorrigeerd, zodat de verplichtingen over de jaren heen aansluiten op de regelingen.
– Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget per saldo € -16,1 miljoen verlaagd is.
Uitgaven
1 Netwerk
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2 Verkeersveiligheid
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
3 Slimme en duurzame mobiliteit
Opdrachten
De lagere uitgaven (- € 8,5 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Laadinfrastructuur wegvervoer Klimaatfonds (- € 4,4 miljoen): Dit bedrag gaat uiteindelijk via RWS naar Enexis voor verzorgingsplaats Kloosters. In 2023 was het offertetraject nog niet afgerond en dus schuiven de verplichtingen en kasuitgaven door naar 2024.
– Opdrachten Nationaal Groeifonds (- €6,9 miljoen): bij voorjaarsnota 2023 is ruim 85 miljoen naar de begroting van IenW overgeheveld voor het NGF-project Dutch Metropolitan Innovations (digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data). Nog niet alle opdrachten zijn uitgewerkt, dus schuift het uitgavenbudget naar 2024.
– Hogere uitgaven verduurzaming mobiele werktuigen op het opdrachtenbudget Duurzame logistiek (€ 6,4 miljoen).
– Diverse kleine mutaties (- € 3,5 miljoen).
Subsidies
De hogere uitgaven (€ 8,3 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Subsidies elektrisch vervoer (€ 10,7 miljoen): de uitgaven voor de subsidies SEPP, SEBA en Aanzet zijn hoger omdat er een hoger bedrag aan facturen is binnengekomen dan geraamd bij Voorjaarsnota 2023.
– Diverse kleine mutaties (- € 2,4 miljoen).
Bijdrage aan medeoverheden
De lagere uitgaven (- € 12,6 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (- €4,0 miljoen): De regeling specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur is laat in 2023 gepubliceerd. Hierdoor zijn aanvragen later binnengekomen en is er minder uitgegeven dan begroot.
– Zero-emissie bussen (- € 8,6 miljoen): Bij de regeling specifieke uitkering zero-emissie bussen zijn minder aanvragen binnengekomen dan verwacht.
– Diverse kleine mutaties (- € 0,063 miljoen).
Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden op de overige instrumenten waardoor het uitgavenbudget op slimme en duurzame mobiliteit per saldo € 3,0 miljoen verlaagd is.
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 13,3 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 54,7 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Lagere uitgaven van € -1,8 miljoen van de SPUK Heerlen Landgraaf die nog niet zijn terugontvangen.
– Het risico van het Schadeschap dat zich niet heeft gerealiseerd, waardoor de uitgave € - 0,5 miljoen lager uitvallen.
– Lagere uitgaven van € - 0,2 miljoen omdat de SPUK OV Ambassadeurs aan een aantal gemeentes niet is uitgekeerd.
– De lagere Beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV) van € - 41,7 miljoen. De uiteindelijke realisatie op de BVOV blijkt in 2023 iets lager dan vooraf was voorzien, doordat de gemeentes minder hebben opgevraagd dan was gepland. Het overschot wordt conform afspraken teruggegeven aan het generale beeld.
– Het lagere TVOV budget van € - 8,6 miljoen. Het TVOV budget valt lager uit door een overschot dat met de slotwet is afgeboekt. Conform afspraak wordt het overschot bij VJN 2024 weer toegevoegd aan het budge.
– Diverse kleine mutaties optellend tot € - 1,9 miljoen.
Uitgaven
1 Spoor
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2 Maatregelenpakket OVS
Subsidies
De lagere uitgaven hebben betrekking op:
– De uiteindelijke realisatie op de BVOV (€ - 2,1 miljoen) blijkt in 2023 iets lager dan was voorzien. Het overschot wordt conform afspraken teruggegeven aan het generale beeld.
– Het lagere TVOV budget van € - 8,5 miljoen. Het TVOV budget valt lager uit door een overschot dat met de slotwet is afgeboekt. Conform afspraak wordt het overschot bij VJN 2024 weer toegevoegd aan het budget.
– Diverse kleine mutaties optellend tot € - 0,1 miljoen.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn € - 20,9 miljoen lager dan begroot bij Najaarsnota. Voor € - 19,1 miljoen betreffen de ontvangsten afrekeningen van voorschotten die in het kader van de regeling specifieke uitkering beschikbaarheidsvergoeding regionale OV-concessie 2021 aan vervoerregio’s gemeenten en provincies zijn verstrekt. Op grond van de ingediende verantwoordingen en de verzoeken tot vaststelling van de uitkeringen, bleek een deel van de verstrekte voorschotten te moeten worden terugbetaald. Hierover zijn met de betreffende provincies en vervoersregio’s afspraken gemaakt. Eind 2023 is nog niet alles wat begroot was ontvangen van de regio. Deze ontvangsten zullen naar verwachting begin 2024 ontvangen worden. Verder heeft de ontvangst op de SPUK Heerlen Landgraaf niet in 2023 plaatsgevonden (€ - 1,8 miljoen).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 19,9 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 45,6 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,02 miljoen hoger dan begroot bij Najaarsnota.
Verplichtingen
Dat er ten opzicht van de 2e suppletoire begroting voor € 45,6 miljoen minder aan verplichtingen is aangegaan komt met name door:
– Het lager aantal subsdieverstrekkingen voor het NGF-project Luchtvaart in Transitie dan begroot ( - € 19,6 miljoen). Dit heeft te maken met vertraging bij een aantal deelprojecten, ondermeer doordat er meer tijd en afstemming nodig was om de doelstellingen en strategie op te stellen binnen de gestelde randvoorwaarden van IenW.
– Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) heeft minder leningen afgesloten, dan waarvoor IenW zich maximaal garant zou stellen (- € 5,2 miljoen).
– Het lager aantal verplichtingen dat in 2023 is aangegaan voor de nadeelcompensatie Te Rijdt dan begroot (- € 5,2 miljoen). Dit heeft te maken met de benodigde termijn voor het beoordelen van de aanvragen.
Overige mutaties hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling van het verplichtingenbudget van in totaal € - 2,4 miljoen.
Uitgaven
1. Luchtvaart
Subsidies
De lagere uitgaven van € 19,9 miljoen ten opzichte van de 2e suppletoire begroting komen met name door minder subsidieaanvragen voor het NGF project Luchtvaart in Transitie dan begroot (- € 19,8 miljoen).
Overige mutaties hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling van het uitgavenbudget van per saldo € 0,1 miljoen.
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting 2023 € 12,8 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 7,0 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,2 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2023.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen van € 7,0 miljoen hebben met name betrekking op:
– Het Nationaal Groeifonds (NGF) (- € 5,7 miljoen): het betreft een autonome meevaller die is ontstaan doordat de subsidieregeling ombouw schepen in 2024 gaat plaatsvinden in plaats van 2023.
– Diverse kleine mutaties (- € 1,3 miljoen).
Uitgaven
1. Scheepvaart en Havens
Opdrachten
De lagere uitgaven van € 5,6 miljoen hebben met name betrekking op:
– Het NGF (- € 4,7 miljoen): het betreft een autonome meevaller op de opdrachten doordat een aantal onderzoeksopdrachten zijn vertraagd.
– Diverse kleine mutaties (- € 0,9 miljoen).
Subsidies
De lagere uitgaven van € 7,0 miljoen hebben met name betrekking op:
– Het NGF (- € 5,7 miljoen): deze is identiek aan de verplichtingen.
– Diverse kleine mutaties (- € 1,3 miljoen).
Overige instrumenten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer)
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 0,3 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 2,3 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,2 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2023.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Een vertraging in het aanbestedingstraject van de voorziene opdracht voor satellietnavigatie en diverse kleinere opdrachten waardoor verplichtingen niet in 2023 zijn vastgelegd (- € 1,1 miljoen).
– Een meerjarige verplichting voor de bekostiging van de Global Commission on Adaptation (GCA) die reeds in 2021 was vastgelegd. Hierdoor is het verplichtingen budget niet ingezet en is een overschot gerealiseerd (- € 0,4 miljoen).
– De herijking van het Nationaal Milieu Programma (NMP). Hierdoor zijn er minder verplichtingen aangegaan dan begroot (- € 0,2 miljoen).
– Hiernaast zijn er minder aanvragen ontvangen in het kader van het huidige Interreg programma VI dan was voorzien (- € 0,2 miljoen).
– Diverse kleine mutaties optellend tot ‒ € 0,4 miljoen.
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 1,9 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 2,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,1 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2023.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Vertraging in het aanbestedingstraject van de meerjarige opdracht (2024-2027) voor de uitvoering van de subsidieregeling Sanering verkeerslawaai onder de Omgevingswet (- € 1,1 miljoen).
– Een tweede overboeking naar het BTW-compensatiefonds (BCF) voor de in 2023 toegekende specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord. Het gaat hier om de afdracht van het BTW compensabele deel van de verstrekte uitkeringen na 1 september 2023 (- € 0,6 miljoen), zoals in de veegbrief (Kamerbrief 36410-XII, nr. 17) is aangekondigd.
– Diverse kleine mutaties optellend tot ‒ € 0,5 miljoen.
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 1,5 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 8,8 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,5 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2023.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Lagere uitgaven van ‒ € 2,7 miljoen dan begroot door vertraging in diverse opdrachten (wegwerpplastics, plastic pact, UPV en verpakkingen, transitieagenda consumptiegoederen, uitvoering stalbeoordelingen RAV en maatsschappelijk verantwoord inkopen).
– Lagere uitgaven van ‒ € 2,7 miljoen voor de subsidieregelingen
Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie + circulaire economie (DEI+CE), Kennis en Innovatie Agenda - Circulaire Economie (KIA CE) en circulaire ketenprojecten.
– Een vertraging in het verstrekken van meerjarige opdrachten aan RWS waardoor voor ‒ € 2,0 miljoen minder aan verplichtingen zijn aangegaan voor diverse projecten (adviezen zorgstoffen, afvalstoffenheffing gemeenten, CBS Enquete gemeentelijk afval, communicatie grondstoffen en recycling, advieskamer bodembescherming, monitoring zwerfafval subjectief, en Sorteeranalyses Huishoudelijk restafval).
– Lagere uitgaven van ‒ € 0,5 miljoen op het uit het Klimaatfonds beschikbaar gestelde budget voor plastics norm door een vertraging in de uitvoering.
– Diverse kleine mutaties optellend tot ‒ € 0,9 miljoen.
Uitgaven
4 Duurzaamheidsinstrumentarium
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
5 Duurzame productieketens
Opdrachten
De lagere uitgaven van € 3,3 miljoen hebben met name betrekking op:
– Een overboeking van € 1,5 miljoen van het instrument opdrachten naar het instrument subsidies om het budget op het juiste instrument te zetten voor de Regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie + Circulaire Economie, de Subsidieregeling Kennis en Innovatie Agenda Circulaire Economie en de Subsidieregeling Circulaire Ketenprojecten.
– Lagere uitgaven van € 0,6 miljoen aan RWS door vertraging in de uit te voeren werkzaamheden voor het programma maatschappelijk verantwoord inkopen.
– Lagere uitgaven van € 0,3 miljoen dan gepland door vertragingen in de opdrachten in het kader van de wegwerpplastics, plastic pact, UPV en verpakkingen, transitieagenda consumptiegoederen, uitvoering stalbeoordelingen RAV en maatsschappelijk verantwoord inkopen.
– Dit betreft overboeking van het instrument opdrachten naar het instrument bijdrage aan agentschappen van € 0,2 miljoen. Dit is naar aanleiding van de eindafrekening van de voor 2022 verstrekte opdracht aan RVO voor werkzaamheden op het terrein van de uitvoeringsagenda biogrondstoffen, regeling groenprojecten, nationaal plan maatschappelijkl verantwoord inkopen en subsidieregeling circulaire ketenprojecten.
– Diverse kleine mutaties optellend tot ‒ € 0,7 miljoen.
6 Natuurlijk kapitaal
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 4,7 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 6,3 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,7 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2023.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– Lagere uitgaven van € 1,1 miljoen door vertraging van de subsidie omgevingsveiligheid en safety deals.
– Lagere uitgaven op Onderzoeksprogramma veiligheid Biotechnologie van € 0.6 miljoen en verschillende kleine meevallers biotechnologie.
– Lagere uitgaven van € 0,6 miljoen op uitvoering veiligheid. De verwachte kosten voor Atlas Leefomgeving vielen in 2023 lager uit dan verwacht en schuiven door naar 2024.
– Lagere uitgaven van € 0,5 miljoen voor de inkomensoverdrachten Mesothelioom. Er zijn in 2023 minder aanvragen binnen gekomen dan verwacht.
– Lagere bijdragen aan Caribisch Nederland (CN) van € 0,4 miljoen voor Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Het voorbereidingstraject om te komen tot een verbeterprogramma voor VTH op Sint-Eustatius, Saba en Bonaire is vertraagd.
– De hieronder toegelichte mutaties en diverse kleine mutaties optellend tot ‒ € 3,1 miljoen.
Uitgaven
1 Veiligheid chemische stoffen
De mutaties (-€ 0,9 miljoen) zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2 Veilige biotechnologie
De mutaties (-€ 0,6 miljoen) zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
3 Veiligheid bedrijven en transport
Opdrachten
De lagere uitgaven van € 3,1 miljoen hebben met name betrekking op:
– Lagere uitgaven aan project Register Externe Veiligheid van ‒ € 1,0 miljoen. Groot gedeelte van de uitgave is verschoven naar 2024.
– Lagere uitgaven van ‒ € 1,6 miljoen op het inter bestuurlijke programma vergunningverlening, toezicht en handhavingpijler 3 ICT opdrachten. Deze voornamelijke ICT uitgaven schuiven door naar 2024.
– Diverse kleine mutaties optellend tot ‒ € 0,6 miljoen.
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 0,1 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 0,006 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 6,5 miljoen meer uitgegeven en is voor een bedrag van € 5,8 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,2 miljoen lager dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2023.
Verplichtingen
De hogere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– De verplichtingenophoging van € 7,0 miljoen, zoals die in de veegbrief (Kamerbrief 36410-XII, nr. 17)is aangekondigd. De verplichtingenophoging is nodig om te borgen dat specifieke kennis bij de ILT beschikbaar blijft en werkzaamheden niet vertragen. Het was noodzakelijk om contracten voor externe inzet en licenties voor 2024 nog in 2023 te verlengen en om materiële zaken aan te schaffen.
– Diverse kleinere mutaties optellend tot ‒ € 1,2 miljoen.
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota 2023 voor € 13,4 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
Zoals in de veegbrief (Kamerbrief 36410-XII, nr. 17) is aangekondigd, is het verplichtingenbudget in 2023 na de 2e suppletoire begroting verhoogd met € 13,4 miljoen. Het betreft de bijdrage aan de BDU-regio’s voor de Korte Termijn Aanpak in het programma Mobiliteit en Verstedelijking, waaronder de no regret-pakket gericht op de bereikbaarheid van het Central Innovation District (CID) en de Binckhorst te Den Haag (€ 7,53 miljoen), de bijdrage aan regionale activiteiten gericht op de verbetering van de bereikbaarheid van Zaanstad (€ 1,6 miljoen), invulling van afspraken uit het BO MIRT, waaronder een bijdrage aan Zuid-Holland Bereikbaar (€ 2,84 miljoen) en een bijdrage aan overige regionale activiteiten binnen het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid (SBaB) en het programma Zowerkthet (€ 1,45 miljoen).
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting voor een bedrag van € 6,0 miljoen minder uitgegeven en € 5,7 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen worden met name verklaard door onderstaande uitgavenmutaties.
Uitgaven
1. Bijdrage aan het Mobiliteitsfonds
De bijdrage vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII aan het Mobiliteitsfonds ten opzichte van de Najaarsnota voor het jaar 2023 is € 2,6 miljoen minder dan begroot. Voor meer details wordt verwezen naar de slotwet van het Mobiliteitsfonds.
2. Bijdrage aan het Deltafonds
De bijdrage vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds ten opzichte van de Najaarsnota voor het jaar 2023 is € 3,4 miljoen minder dan begroot. Voor meer details wordt verwezen naar de slotwet van het Deltafonds.
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 9,7 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 2,3 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtinen hebben met name betrekking op:
– het gevolg van onderstaande toelichtingen op de uitgaven;
– het sluiten van oude verplichtingen waardoor verplichtingenruimte is vrijgevallen (€ 3,8 mìljoen). Derhalve ontstaat er een meevaller;
– een correctie op het verplichtingenbudget t.b.v. Dienstverlening RIVM om de verplichting in lijn te brengen met de kas (€ 8,9 miljoen);
– Daar tegenover staan eerder aangegane verplichtingen in 2023 waarvan de uitgaven pas in 2024 of later plaatsvinden (-/- € 2,8 miljoen).
– Het aangaan van verplichtingen met het RIVM ten behoeve van het Programma Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing IenW (€ 17,4 miljoen).
Uitgaven
1. Algemeen departement
Opdrachten
De lagere uitgaven van € 3,9 miljoen hebben met name betrekking op:
– Het budget Departementaal Coördinatie Crisisbeheersing (DCC) dat niet volledig is uitgeput voornamelijk doordat de laatste factuur van RIVM niet tijdig is ontvangen. Daarnaast zijn diverse trainingen en opleidingen niet doorgegaan (€ 2,1 miljoen);
– Lagere uitgaven voor PBL als gevolg van een vertraagde start of voortgang onderzoeksprojecten EU (€ 0,5 miljoen);
– Vertraagde facturatie door Technical Support Organisaties (TSO, nucleaire adviesdiensten) aan ANVS (€ 0,5 miljoen);
– Herschikking van Opdrachten naar Bijdrage internationale Organisaties m.b.t. Strooizout Oekraïne. Opdracht valt lager uit en het transport van het strooizout (bijdrage aan EU) is hoger (€ 0,4 miljoen).
Bijdragen aan medeoverheden
De lagere uitgaven van € 2,5 miljoen hebben met name betrekking op:
– Vanuit Buitenlandse Zaken waren er Official Development Assistance (ODA) middelen ter beschikking gesteld die op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn geplaatst. Dit naar aaneliding van de overstromingen als gevolg van de damdoorbraak. De waterschappen hebben uit eigen voorraad waterpompen en reddingsboten gestuurd naar de Oekraïne maar hebben uiteindelijk maar beperkt gebruik gemaakt van de mogelijkheid van compensatie voor de levering van die hulpgoederen. Deze middelen vloeien terug naar het Ministerie van Financiën (€ 2,5 miljoen);
3. Covid 19 testen reizen
Opdrachten
De lagere uitgaven van € 3,0 miljoen hebben met name betrekking op:
– De nog niet afgehandelde facturen voor de reizigerstesten, omdat er nog onderzoek bezig is voor een aantal ingediende declaraties (€ 3,0 miljoen);
– Diverse mee- en tegenvallers (€ 0,2 miljoen).
Ontvangsten
De lagere ontvangsten nagenoeg geheel doordat ontvangsten van het Regeringsvliegtuig pas op 2 januari zijn ontvangen.
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 17 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 20 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op: Samenhang met onderstaande toelichtingen op de uitgaven. Het verschil betreft negatieve bijstellingen, gedurende het jaar, van in eerdere jaren aangegane verplichtingen (€ 3,2 miljoen).
1. Personele uitgaven
Eigen personeel
De lagere uitgaven hebben met name betrekking op:
– Niet gebruikte apparaatmiddelen voor de Vrachtwagenheffing op HXII. Conform afspraak met Minfin wordt het overschot weer teruggeboekt naar het Mobiliteitsfonds (€ 1,7 miljoen);
– Er is een naheffing van de belastingdienst ontvangen (-/- € 2,2 miljoen);
– Minder interne dienstverleningsovereenkomsten afgesloten dan verwacht (€ 0,9 miljoen, zie ook de ontvangsten);
– Opgetreden vertraging bij de instelling van de Unit Instandhouding (€ 0,5 miljoen);
– Vacatureruimte (€ 0,6 miljoen)
– Lagere uitgaven op het Nationaal GroeiFonds dan geraamd (€ 1,4 miljoen);
– Diverse mee- en tegenvallers (€ 0,1 miljoen).
Externe inhuur
De lagere uitgaven hebben met name betrekking op:
– Opgetreden vertragingen (o.a. door controversieel verklaren van project Betalen naar Gebruik) bij het aangaan van inhuurcontracten (€ 1,2 miljoen) en vertraagde facturering door opdrachtnemers waardoor betalingen pas in 2024 zullen plaatsvinden (€ 3 miljoen);
– Minder inhuur in voornamelijk het kader van Mobiliteit en Gebieden (MenG), Integrated Service Management (ISM) en DuurzameMobiliteit (DUMO) (€ 2,2 miljoen).
– Diverse mee-en tegenvallers (€ 0,1 miljoen).
2. Materiële uitgaven
ICT
De lagere uitgaven hebben met name betrekking op:
– Vertraging van de vernieuwing van het bedrijfsvoeringssysteem SAP (o.a. door wisseling projectleider) daardoor uitgaven pas in 2024 worden gedaan (€ 3,4 miljoen);
– Uitgaven die gedaan zijn voornamelijk ten behoeve van agentschappen waarvoor de interne verrekeningen (ontvangsten) niet meer in 2023 hebben plaatsgevonden. Daarom komen deze uitgaven nog t.l.v. HXII (-/- € 1,6 miljoen);
– Vertraging door onvoorziene omstandigheden in de Europese aanbesteding met betrekking tot Informatie Gedreven Werken, waardoor geen gunning in 2023 heeft plaatsgevonden. Daarnaast was er sprake van vertraagde facturatie door een aantal leveranciers in 2023 (€ 0,5 miljoen);
– Diverse mee- en tegenvallers (-/- € 0,2 miljoen).
Bijdrage aan Rijksbrede SSO's
De lagere uitgaven hebben met name betrekking op:
– De lagere afname van maatwerk en plusdiensten bij FM Haaglanden was lager dan initieel geraamd. Daarnaast kon niet alles meer worden uitgevoerd in 2023 (€ 0,9 miljoen);
– Een digitaal platform kon niet volledig door SSC ICT worden opgeleverd waardoor uitgaven doorlopen naar 2024 (€ 1 miljoen);
Overige materiele uitgaven
De lagere uitgaven hebben met name betrekking op:
– Betreft een veelvoud van kleine mee- en tegenvallers (€ 3,6 miljoen).
Ontvangsten
De lagere ontvangsten hebben met name betrekking op:
– De lagere ontvangsten als gevolg van minder interne dienstverlening dan geraamd (€ 0,9 miljoen);
– Latere ontvangst als gevolg van de latere start van nieuwe EU-projecten (€ 0,2 miljoen);
– Vertraagde facturering (€ 0,4 miljoen).
Toelichting
Op dit artikel wordt in 2023 geen slotverschillen opgenomen.