Ontvangen 15 mei 2024
Vergaderjaar 2023–2024Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 42.204.703.000
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 42.204.703.000
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag van het gemeentefonds (B) over het jaar 2023 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties én de Staatssecretaris van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2023 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2023;
2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2023 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2023, alsmede over de saldibalans over 2023 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,H.M de Jonge
De Staatssecretaris van Financiën,M.L.A. van Rij
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2023 van het gemeentefonds.
Gemeentefonds
Het jaarverslag van het gemeentefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk, maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het gemeentefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het gemeentefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatsuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Toelichting verschillen
Dit jaarverslag zal de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2023 van het gemeentefonds als uitgangspunt nemen. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Indeling
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2023. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid. De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2023 wat betreft het gemeentefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van het jaarverslag 2022 zijn geen wijzigingen doorgevoerd.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Rijksbegrotingsvoorschriften. Voor de begrotingsadministratie van het gemeentefonds wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.
Focusonderwerp
De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording over 2023 als focusonderwerp onderuitputting aangewezen. Hiertoe is de bijlage Focusonderwerp Onderuitputting opgenomen.
Bijlagen
De bijlagen Moties en toezeggingen en Afgerond evaluatie- en overig onderzoek zijn niet opgenomen in dit jaarverslag.
In het jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn alle moties en toezeggingen voor BZK opgenomen. Daaronder ook de moties en toezeggingen met betrekking tot het gemeentefonds.
Doorlichting van de bestuurlijke en financiële verhoudingen met de decentrale overheden, die ten grondslag liggen aan het fonds, vindt plaats via artikelonderdeel 1.1 van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Momenteel loopt een beleidsdoorlichting van artikelonderdeel 1.1 Bestuur en regio. De uitvoering ervan loopt door in 2024.. Deze beleidsdoorlichting is ook opgenomen in de bijlage met evaluatie onderzoek in het jaarverslag BZK.
Slotopmerking
Als gevolg van afronding kan in tabellen het totaal afwijken van de som der delen.
Dit jaarverslag gaat in op de in 2023 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2023 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Eerst wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2023 beschreven. Vervolgens zijn de tabellen met coronasteunmaatregelen en met maatregelen Oekraïne opgenomen. Tot slot worden de budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten weergegeven.
De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het gemeentefonds niet van toepassing.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2023
Nieuw verdeelmodel algemene uitkering gemeentefonds
Het nieuwe verdeelmodel voor de algemene uitkering van het gemeentefonds is per 1 januari 2023 ingevoerd. Bij de invoering van het nieuwe verdeelmodel is gekozen om een ingroeipad te hanteren voor gemeenten die als gevolg van het nieuwe verdeelmodel een hoger of een lager bedrag per inwoner ontvangen. Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal-economische status geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Dat geldt eveneens voor gemeenten die tot en met 2022 aanvullende middelen ontvingen vanwege bevolkingsdaling.
Naar aanleiding van de adviezen van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een onderzoeksagenda opgesteld. De onderzoeken naar de maatstaf centrumfunctie en de overige eigen middelen zijn in 2023 in opdracht gegeven en de oplevering van de beide onderzoeken wordt in de loop van 2024 voorzien. Het onderzoek naar de maatstaf eenpersoonshuishoudens is door de fondsbeheerders zelf uitgevoerd en inmiddels afgerond, zie paragraaf 4.1. van bijlage 5 over het Periodiek Onderzoeks Rapport (POR) van de ontwerpbegroting 2024.
Bestaande financieringssystematiek tot en met 2025
De VNG heeft in 2022 laten weten in te stemmen met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres vast te zetten op het niveau van de Voorjaarsnota 2022 voor de periode 2022-2025. Dit betekent concreet dat in het voorjaar van 2023 alleen het loon- en prijsdeel van de accrestranche 2023 is geactualiseerd en tegelijkertijd definitief is vastgezet.
Nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025
In de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstukken II 2022-2023, 36350, nr. 1) heeft het kabinet de nieuwe financieringssystematiek voor de medeoverheden verder vormgegeven. Vanaf 2027 worden het Gemeente- en Provinciefonds geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Tevens is bij Voorjaarsnota 2023 de algemene uitkering van het Gemeentefonds vanaf 2027 structureel verhoogd met 1 miljard euro, waarvan 76 miljoen euro in het BCF is gestort.
Interbestuurlijke verhoudingen
Op 20 januari 2023 heeft het kabinet de Actieagenda sterk bestuur vastgesteld. Onderdeel hiervan is de actualisatie van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen (hierna: de Code), die op 20 maart 2023 is ondertekend door de voorzitters van de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en namens het kabinet door de minister van BZK.
Op 6 september 2023 heeft, op grond van de Code, een Overhedenoverleg plaats gevonden waarin de VNG, het IPO, de Unie van Waterschappen en het kabinet afspraken hebben gemaakt in het kader van het bereiken van balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht. Dit vanuit de gedeelde verantwoordelijkheid en de ervaren urgentie om gezamenlijk voor de inwoners van Nederland aan de grote maatschappelijke opgaven te werken. Daarbij is ook gesproken over het belang van financiële middelen, die daarmee in evenwicht zijn (Kamerstukken II 2022-2023, 36410 VII, nr. 5).
Op 20 januari 2023 heeft het kabinet, eveneens als onderdeel van de Actieagenda, de uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO) vastgesteld. Het proces van de UDO helpt om beleid zodanig vorm te geven dat het uitvoerbaar is en zijn doelen bereikt. De UDO sluit aan bij de eisen die het Beleidskompas stelt aan het proces van totstandkoming van beleid en regelgeving. Het vakdepartement, BZK en de koepels van de decentrale overheden die door het beleid worden geraakt, werken samen bij het toepassen van de UDO.
Op 4 september 2023 heeft het kabinet de kamer per brief geïnformeerd over de inzet om langs drie lijnen verder te werken aan de kwaliteit en het functioneren van het decentraal bestuur en de volksvertegenwoordigingen (Kamerstukken II 2022-2023, 36200 VII, nr. 178). Onderdeel daarvan is het verbeteren van de wijze van taaktoedeling aan het decentraal bestuur. Gewerkt is en wordt aan een (organiek) beleidskader decentraal bestuur. Zo’n beleidskader kan criteria bevatten voor het toedelen van taken aan decentrale bestuursvormen. Het beleidskader kan uiteindelijk in samenhang met de UDO worden toegepast bij het maken van nieuw beleid dat het decentraal bestuur raakt.
Uitkeringsstelsel
Op 11 juli 2022 is de Contourennota financieringssystematiek medeoverheden aangeboden aan de Kamer, met daarin opgenomen een passage over het uitkeringsstelsel. In de huidige situatie wordt de keuze voor een uitkeringsvorm in toenemende mate beperkt door overwegingen, die samenhangen met de financiële rechtmatigheid. Hierdoor sluit de uitkeringsvorm niet altijd meer goed aan bij de aard van de taak van een gemeente of provincie. Zo wordt de decentralisatie-uitkering als instrument steeds minder toegepast voor bekostiging van interbestuurlijke samenwerking, als gevolg van strengere toetsing na eerdere bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van het aantal specifieke uitkeringen.
Samen met VNG en IPO zijn stappen gezet in een betere vormgeving van het uitkeringsstelsel langs drie sporen:
– Borgen dat de inrichting van de financiële verhoudingen blijft passen bij de wijze waarop overheden samen maatschappelijke opgaven willen oppakken en tegelijk kunnen voldoen aan de vereiste wettelijke kaders. De bestuurlijke wens om deze opgaven op te lossen en te bekostigen staat centraal.
– Het uitkeringsstelsel moet de interbestuurlijke samenwerking niet belemmeren, maar ondersteunen.
– De bekostiging van de interbestuurlijke samenwerking moet plaatsvinden tegen zo laag mogelijk administratieve kosten aan de kant van zowel het Rijk als aan de zijde van de medeoverheden. Relevante aandachtspunten hierbij zijn snelheid en eenvoud.
Een Taskforce van de meest betrokken ministeries en de koepels van decentrale overheden heeft sindsdien gewerkt aan een aanpassing van de Financiële-verhoudingswet. Het streven is om het wetsontwerp in de eerste helft van 2024 voor consultatie te publiceren.
Overzicht coronasteunmaatregelen
Maatregel | Verplichtingen 2023 | Uitgaven 2023 | Ontvangsten 2023 | Relevante Kamerstukken |
---|---|---|---|---|
Inkomstenderving gemeenten | 132,5 | 132,5 | 132,5 | Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 |
Overzicht maatregelen Oekraïne
Artikel nummer | Artikelnaam | Maatregel | Verplichtingen 2023 | Uitgaven 2023 | Ontvangsten 2023 | Relevante Kamerstukken |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | Gemeentefonds | Meerkosten Oekraine sociaal domein | 20.200 | 20.200 | 20.200 | Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2 |
1 | Gemeentefonds | Leerlingenvervoer Oekraine | 21.400 | 21.400 | 21.400 | Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2 |
1 | Gemeentefonds | Taal voor ontheemden uit Oekraine | 15.000 | 15.000 | 15.000 | Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2 |
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2023
Als gevolg van het regeerakkoord Rutte IV is voor 2023 meer accres beschikbaar gekomen voor de gemeenten. Tevens heeft het kabinet besloten de (verdere) oploop van de opschalingskorting voor de jaren 2022 tot en met 2025 te schrappen. Ook zijn er extra middelen beschikbaar gesteld voor de invoering van de Omgevingswet en van de Wet kwaliteitsborging bouw. Tot slot heeft het kabinet het voorstel aan de VNG gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. De VNG heeft laten weten met dit voorstel in te stemmen. Het accres voor het gemeentefonds wordt daardoor stabieler voor de periode 2022-2025.
Daarnaast zijn voor 2023 extra middelen beschikbaar gesteld in verband met de gevolgen van de coronapandemie en de opvang van mensen uit Oekraïne (zie de tabellen hierboven) en vanwege het verstrekken van een energietoelage aan huishoudens met een laag inkomen.
Via het gemeentefonds wordt bewerkstelligd dat de gemeenten middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën, namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het gemeentefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende gemeenten.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of gemeenten als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema's is er een aantal instrumenten en activiteiten.
Beleidsthema 1: gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
In het Coalitieakkoord Rutte IV is het accres voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. Wel is ervoor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor de verschillende investeringspakketten specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor de bijbehorende fondsen uit te zonderen van de berekening van het accres.
In het Coalitieakkoord IV is tevens een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Zie voor meer informatie over de normeringssystematiek het onderdeel 3 Beleidsprioriteiten van dit jaarverslag.
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het gemeentefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de gemeenten zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de gemeenten kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) vindt twee keer per jaar plaats: rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (zie A) kan – indien bekend – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
D) Benchmark woonlasten
De OZB-opbrengsten van gemeenten werd tot en met 2019 op macroniveau gemaximeerd door jaarlijks een percentage vast te stellen waarmee de som van de OZB-opbrengsten van alle gemeenten mocht groeien. Met ingang van 2020 is een benchmark woonlasten geïntroduceerd ter vervanging van de macronorm OZB.
E) Artikel 12 gemeenten
Indien een gemeente grote financiële tekorten op de begroting heeft over langere tijd, dan kan de gemeente om een extra uitkering uit het gemeentefonds vragen. De gemeente krijgt dan een artikel 12-status en komt onder toezicht te staan van de provincie. Het aantal gemeenten dat een beroep doet op artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet is een indicator van de financiële positie van gemeenten. Dat aantal is de laatste jaren beperkt gebleven tot twee.
F) Monitoring nieuwe middelen sociaal domein
Het College van Burgemeester en Wethouders legt over de besteding van de middelen sociaal domein uitsluitend financiële verantwoording af aan de gemeenteraad. Het Rijk vraagt geen verantwoording over de rechtmatigheid van de besteding door gemeenten. Wel monitort het Rijk de uitvoering van de taken van het sociaal domein, om de systeemverantwoordelijkheid van vakministers en fondsbeheerders te kunnen borgen. Het Rijk ontvangt daartoe via het informatiesysteem Informatie voor derden (Iv3) per gemeente informatie over de uitgaven in het sociaal domein. Iv3 is geen verantwoordingsinformatie en op basis van Iv3 kan niet worden teruggevorderd.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
G) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt over de gemeenten verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven. Dit verdeelsysteem heeft als doel gemeenten in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de gemeenten.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de gemeenten bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een gemeente uiteindelijk recht heeft, nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het gemeentefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
H) Periodiek onderhoudsrapport
Voor de verdeling van de financiële middelen is het Periodiek onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is. De verdeling is adequaat als deze nog voldoende aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven, zoals blijkt uit de gemeentelijke begrotingen. Het POR verschijnt in principe jaarlijks als bijlage bij de begroting.
Vanuit het gemeentefonds hebben gemeenten in 2023 middelen toebedeeld gekregen om hun taken uit te voeren. Daarbij hebben de fondsbeheerders het vernieuwde verdeelmodel toegepast voor de algemene uitkering.
Per 1 januari 2023 is het nieuwe verdeelmodel van de algemene uitkering van het gemeentefonds ingevoerd. In paragraaf 3 is dit bij de realisatie van de beleidsprioriteiten nader toegelicht.
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 31.075.999 | 33.482.207 | 35.128.367 | 40.376.061 | 41.410.629 | 39.977.613 | 1.433.016 |
Uitgaven | 31.297.982 | 33.436.400 | 35.028.123 | 39.981.438 | 42.204.703 | 39.977.613 | 2.227.090 |
Financiering gemeenten | |||||||
Bijdrage aan medeoverheden | 31.294.711 | 33.434.423 | 35.026.970 | 39.980.060 | 42.204.053 | 39.975.652 | 2.228.401 |
Algemene uitkering en de aanvullende uitkeringen | 25.116.658 | 26.817.031 | 29.139.098 | 33.721.227 | 36.341.095 | 35.714.354 | 626.741 |
Decentralisatie-uitkeringen | 1.678.685 | 1.807.676 | 1.645.290 | 1.967.441 | 2.228.001 | 900.591 | 1.327.410 |
Integratie-uitkering Voogdij 18+ | 680.360 | 704.592 | 731.492 | 742.059 | 59.518 | 35.383 | 24.135 |
Integratie-uitkering Beschermd wonen | 1.809.397 | 1.938.274 | 1.488.899 | 1.498.275 | 1.641.470 | 1.532.904 | 108.566 |
Integratie-uitkering Participatie | 1.999.848 | 2.122.682 | 1.982.603 | 1.965.262 | 1.933.969 | 1.792.420 | 141.549 |
Integratie-uitkeringen Overig | 9.763 | 44.168 | 39.588 | 85.796 | 0 | 0 | 0 |
Niet meer bestaand | |||||||
Kosten Financiële verhoudingswet | |||||||
Opdrachten | 2.943 | 1.208 | 456 | 476 | 183 | 1.361 | ‒ 1.178 |
Onderzoeken verdeelsystematiek | 2.943 | 1.208 | 456 | 476 | 183 | 1.361 | ‒ 1.178 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | 328 | 769 | 697 | 902 | 467 | 600 | ‒ 133 |
Onderzoeken verdeelsystematiek | 328 | 769 | 697 | 902 | 467 | 600 | ‒ 133 |
Ontvangsten | 31.297.982 | 33.436.400 | 35.028.123 | 39.981.438 | 42.204.703 | 39.977.613 | 2.227.090 |
Verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 1.433,0 mln. opwaarts bijgesteld. Deze bijstelling betreft het saldo van diverse mutaties door het jaar heen, waaronder de toekenning van de voorlopige ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF), de toekenning van accres tranches, de toekenning van loon- en prijsontwikkeling (LPO) en de toevoeging van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van het jaar. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2) en in de slotwet 2023.
Uitgaven
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 626,7 mln. en komen daarmee in totaal op € 36.341,1 mln. De hogere uitgaven zijn onder andere een gevolg van een opwaartse bijstelling van de accrestranches 2022 en 2023 en van de toekenning van de voorlopige ruimte onder het plafond van het BTW Compensatiefonds over 2023. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2) en in de slotwet 2023.
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 1.327,4 mln. en komen daarmee in totaal op € 2.228,0 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2023, onder meer voor het uitkeren van de energietoelage voor gezinnen met een laag inkomen. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2).
Integratie-uitkering Voogdij 18+
De uitgaven van de integratie-uitkering Voogdij 18+ worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 24,1 mln. en komen daarmee in totaal op € 59,5 mln. Dit hangt samen met het uitkeren van de Compensatieregeling onderbreking financieringssystematiek voogdij en 18+ als gevolg van de wijziging van het woonplaatsbeginsel. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2) en in de slotwet 2023.
Integratie-uitkering Beschermd wonen
De uitgaven van de integratie-uitkering Beschermd wonen worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 108,6 mln. en komen daarmee in totaal op € 1.641,5 mln. Deze verhoging hangt samen met het uitkeren van de loon- en prijsbijstelling over 2023. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2).
Integratie-uitkering Participatie
De uitgaven van de integratie-uitkering Participatie worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 141,5 mln. en komen daarmee in totaal op € 1.934,0 mln. Deze verhoging hangt voornamelijk samen met het uitkeren van de loon- en prijsbijstelling over 2023. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2).
Opdrachten
Onderzoeken verdeelsystematiek
Het gerealiseerde bedrag komt € 1,2 mln. lager uit dan in de ontwerpbegroting 2023 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet onder opdrachten komt hiermee op € 0,2 mln. Een toelichting op de mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2) en in de slotwet 2023.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Onderzoeken verdeelsystematiek
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,1 mln. lager uit dan in de ontwerpbegroting 2023 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet onder opdrachten komt hiermee op € 0,5 mln. Een toelichting op de mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2022/23, 36350 B, nr. 2, Kamerstukken II 2023/24, 36435 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2023/24, 36470 B, nr. 2) en in de slotwet 2023.
Ontvangsten
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het gemeentefonds voor 2023 worden de ontvangsten, overeenkomstig artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 2.227,1 mln. verhoogd tot € 42.204,7 mln.
Paragraaf 1 - Rapportage voor de volgende verplichte onderdelen:
Rechtmatigheid
Er hebben zich over 2023 geen overschrijdingen van de tolerantiegrenzen voorgedaan bij het gemeentefonds.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn over 2023 geen bijzonderheden te melden voor het gemeentefonds.
Begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering
Er is sprake van financieel beheer bij het gemeentefonds. Er zijn over 2023 geen bijzonderheden te melden voor het gemeentefonds.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
De kans op misbruik en oneigenlijk gebruik zijn bij het gemeentefonds zeer gering. Er zijn over 2023 geen bijzonderheden te melden voor het gemeentefonds.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Er zijn over 2023 geen bijzonderheden te melden voor het gemeentefonds.
Fraude- en corruptierisico's
Er zijn binnen het gemeentefonds beheersmaatregelen genomen om het risico op fraude of corruptie tegen te gaan. Er zijn over 2023 geen bijzonderheden te melden voor het gemeentefonds.
Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Er zijn over 2023 geen bijzonderheden te melden voor het gemeentefonds.
Voor een algemeen beeld van de bedrijfsvoering binnen het ministerie van BZK wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Art. | Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen1 | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
01 | Gemeentefonds | 39.977.613 | 39.977.613 | 39.977.613 | 41.410.629 | 42.204.703 | 42.204.703 | 1.433.016 | 2.227.090 | 2.227.090 |
De verplichtingstand opgenomen in de verantwoordingsstaat laat een stand zien inclusief negatieve bijstellingen (€ 0). De toelichting op de negatieve bijstellingen vindt plaats in de saldibalans onder balanspost 14a Tegenrekening andere verplichting. De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31 december 2022.
Activa | 31-12-2023 | 31-12-2022 | Passiva | 31-12-2023 | 31-12-2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten | ||||||
1) Uitgaven ten laste van de begroting | 42.204.703 | 39.981.438 | 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting | 42.204.703 | 39.981.438 | |
3) Liquide middelen | 0 | 0 | ||||
4) Rekening-courant RHB1 | 0 | 0 | 4a) Rekening-courant RHB | 0 | 0 | |
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 0 | 0 | 5a) Begrotingsreserves | 0 | 0 | |
6) Vorderingen buiten begrotingsverband | 0 | 0 | 7) Schulden buiten begrotingsverband | 0 | 0 | |
8) Kas-transverschillen | 0 | 0 | ||||
Subtotaal intra-comptabel | 42.204.703 | 39.981.438 | Subtotaal intra-comptabel | 42.204.703 | 39.981.438 | |
Extra-comptabele posten | ||||||
9) Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a) Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 | |
10) Vorderingen | 0 | 0 | 10a) Tegenrekening vorderingen | 0 | 0 | |
11a) Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 110 Schulden | 0 | 0 | |
12) Voorschotten | 150.548.282 | 133.460.876 | 12a) Tegenrekening voorschotten | 150.548.282 | 133.460.876 | |
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 0 | 13) Garantieverplichtingen | 0 | 0 | |
14a) Tegenrekening andere verplichtingen | ‒ 136.981 | 657.194 | 14) Andere verplichtingen | ‒ 136.981 | 657.194 | |
15) Deelnemingen | 0 | 0 | 15a) Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 | |
Subtotaal extra-comptabel | 150.411.301 | 134.118.070 | Subtotaal extra-comptabel | 150.411.301 | 134.118.070 | |
Totaal | 192.616.004 | 174.099.508 | Totaal | 192.616.004 | 174.099.508 |
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2023 van het gemeentefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting en Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2023 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2023 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan gemeenten. De gemeenten ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de gemeenten worden enkele jaren na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen en een algemene maatregel van bestuur definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat met name uit voorschotten aan gemeenten op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in tabel 6 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
31-12-2023 | 31-12-2022 | |
---|---|---|
Onderzoek en bijdragen organisaties | ||
2021 | 108 | 108 |
2022 | 168 | 307 |
2023 | 112 | 0 |
subtotaal | 388 | 415 |
Algemene uitkering | ||
2019 | 0 | 25.116.618 |
2020 | 26.903.920 | 26.873.206 |
2021 | 29.219.022 | 29.237.028 |
2022 | 34.111.169 | 33.507.161 |
2023 | 35.724.379 | 0 |
subtotaal | 125.958.490 | 114.734.013 |
Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen | ||
2020 | 6.589.125 | 6.589.125 |
2021 | 5.888.789 | 5.888.789 |
2022 | 6.248.707 | 6.248.533 |
2023 | 5.862.783 | 0 |
subtotaal | 24.589.404 | 18.726.447 |
TOTAAL | 150.548.282 | 133.460.876 |
Algemene uitkering
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt voor de algemene uitkering de voorschotten per 31 december 2023 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het desbetreffende uitkeringsjaar per 31 december 2022 nog niet was opgemaakt.
Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen
De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het gemeentefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een AMvB.
Voorschotten per 01-01-2023 | 133.460.876 |
---|---|
Ontstaan in 2023 | 42.204.164 |
Afgerekend in 2023 | 25.116.757 |
Voorschotten per 31-12-2023 | 150.548.282 |
De stand openstaande voorschotten is toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2022. Ten eerste zijn de voorschotten voor de verschillende uitkeringen over 2023 aan de stand voorschotten toegevoegd. Deze voorschotten zijn ontstaan in 2023 voor een bedrag van € 42,2 mld. Daar tegenover staat voor een bedrag van € 25,1 mld. aan afgerekende voorschotten. Deze afrekening hangt vooral samen met het verzenden van de beschikkingen waarmee de algemene uitkeringen 2019 van de gemeenten zijn vastgesteld.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in tabel 8 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
Omschrijving | Openstaande verplichtingen per 1-1-2023 | Aangegane verplichtingen in 2023 | Tot betaling gekomen in 2023 | Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren | Openstaande verplichtingen per 31-12-2023 |
---|---|---|---|---|---|
Onderzoek en bijdragen organisaties | 767 | 987 | 650 | ‒ 1011 | 1.003 |
Algemene uitkering | 655.984 | 35.546.854 | 36.341.095 | 0 | ‒ 138.256 |
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen | 442 | 5.862.788 | 5.862.957 | 0 | 273 |
Totaal | 657.194 | 41.410.629 | 42.204.702 | ‒ 101 | ‒ 136.981 |
De stand openstaande verplichtingen is afgenomen ten opzichte van de stand ultimo 2022. Dit heeft twee oorzaken. In januari 2023 heeft een nabetaling plaats gevonden voor de algemene uitkering 2022. In december 2023 heeft een voorschotbetaling plaats gevonden voor de algemene uitkering 2023. Deze voorschotbetaling zorgde voor een overschrijding van het kasbudget over 2023, waardoor een negatieve openstaande verplichting resteert ultimo 2023. In januari 2024 heeft op het uitbetaalde voorschot een verrekening met de gemeenten plaats gevonden. Zie ook de toelichting in bijlage 1 van dit jaarverslag en de toelichting op de mutaties van de uitgaven in de slotwet.
Bij de integratie- en decentralisatie-uitkeringen is het nog openstaande bedrag licht afgenomen. Een volledig overzicht van de nog niet tot betalingen gekomen bedragen voor de decentralisatie- en integratie-uitkeringen is opgenomen in de slotwet 2023.
Er zijn geen negatieve bijstellingen verwerkt die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2022.
De Tweede Kamer verzoekt het Kabinet om bij de verantwoording over het jaar 2023 aandacht te besteden aan resultaatbereik in relatie tot onderuitputting, als gevolg van bijvoorbeeld arbeidskrapte. In deze bijlage wordt de totale onderuitputting gepresenteerd. Daarbij worden de grootste en/of belangrijkste meevallende realisaties apart toegelicht. De overige meevallende realisaties worden in de post «overige meevallers» toegelicht.
Onderwerp | Bedrag (in duizenden euro's) | Als % van de vastgestelde begroting |
---|---|---|
Algemene uitkering | 138.257 | 0,3% |
Onderzoeksbudget | ‒ 1.743 | 0,0% |
Overige meevallers | ‒ 272 | 0,0% |
Totaal | 136.242 | 0,3% |
Toelichting 2023
Op de algemene uitkering is in 2023 meer uitbetaald dan de omvang van het beschikbare budget. De belangrijkste reden voor het verschil ligt in het feit dat er in december een aanpassing heeft plaats gevonden op een zwaar meetellende maatstaf. In januari 2024 heeft een verrekening met de gemeenten plaats gevonden. Tevens zal het kasbudget voor 2024 bij Voorjaarsnota met dit bedrag verlaagd worden. Conform de reguliere systematiek van het fonds. Zie ook de toelichting bij tabel 8 van dit jaarverslag en de toelichting op de mutaties van de uitgaven in de slotwet.
Op het onderzoeksbudget van het gemeentefonds was in 2023 wel sprake van onderuitputting, doordat minder opdrachten en bijdragen zijn verstrekt dan geraamd. Conform de bestaande afspraken zal daarvan bij Voorjaarsnota weer maximaal € 1 mln. worden toegevoegd aan het onderzoeksbudget voor 2024.
Toelichting algemeen
Bij het gemeentefonds is op de verschillende uitkeringen per definitie geen sprake van onderuitputting.
Bij het gemeentefonds zijn voor de verschillende uitkeringen de verplichtingen leidend. Hetgeen betekent dat ze altijd volledig tot uitbetaling zullen komen. Bedragen die in het betreffende begrotingsjaar niet tot uitbetaling zijn gekomen, zullen in een volgend begrotingsjaar alsnog tot uitbetaling komen.
Van een jaarsaldo, zoals voorkomt bij investeringsfondsen is geen sprake, doordat de ontvangsten en de uitgaven over een begrotingsjaar altijd aan elkaar gelijk zijn.