Gepubliceerd: 13 mei 2024
Indiener(s): Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36555-5.html
ID: 36555-5

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2024

Na zorgvuldige weging van het advies van de Raad van State1, is deze week het voorstel Wet internationalisering in balans (WIB) aan uw Kamer toegestuurd (Kamerstuk 36 555). Met de indiening van de WIB zetten we een belangrijke stap naar een duurzame balans in de internationalisering van het hbo en wo. Daarbij verwelkomen we internationaal talent waar we het hard nodig hebben, maar zetten we ook in op het behoud van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het stelsel als geheel. In deze brief informeer ik uw Kamer over moties en ontwikkelingen die raken aan mijn aanpak om de internationale studentenstromen weer in balans te brengen.

Eerst wordt ingegaan op de uitvoering van de moties die verband houden met het wetsvoorstel. Vervolgens wordt ingegaan op de aanpassing van de beleidsregel migrerend werknemerschap en studiefinanciering naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep inzake de zogenaamde 56-urennorm. Tot slot worden de vervolgstappen toegelicht in het kader van de WIB, ten aanzien van de onderliggende regelgeving en in het kader van het door uw Kamer aangenomen amendement Martens-America.

Uitvoering moties

Het geheel aan wettelijke bepalingen in de WIB raakt aan de uitvoering van meerdere moties.

Motie Pouw-Verweij c.s.2

De motie van het lid Pouw-Verweij c.s. verzoekt om met het onderwijsveld te komen tot criteria voor het nastreven van een evenwichtige verhouding tussen Nederlandse studenten en studenten uit het buitenland. De WIB streeft een duurzame balans in internationalisering na. Hiertoe introduceert de WIB instrumenten op het gebied van taal en regie om de positie van de Nederlandse taal in het hbo en wo te behouden en te versterken en fixusinstrumenten om de internationale studentenstromen te beheersen. Ook hebben hogescholen en universiteiten vooruitlopend en aanvullend op de inwerkingtreding van de WIB, op voorspraak van het ministerie, gezamenlijk zelfregieplannen opgesteld, waarin deze balans ook wordt nagestreefd. Daarmee beschouw ik deze motie als afgedaan.

Motie Paternotte en Van den Hul3

De motie van de leden Paternotte en Van den Hul verzoekt om aan hogescholen en universiteiten te vragen om voor de studenten die hun Engelse taalvaardigheid willen verbeteren, facultatieve activiteiten te ontwikkelen en het bestaande aanbod te inventariseren. De regering acht het van belang dat instellingen die Engelstalig onderwijs aanbieden in hun taalbeleid ook vastleggen op welke wijze zij studenten faciliteren die hun Engelse taalvaardigheid willen verbeteren. De WIB verplicht instellingen te beschrijven op welke wijze zij de toegankelijkheid van anderstalige opleidingen voor Nederlandstalige studenten waarborgen. Ook is de regering voornemens om dit onderwerp onderdeel te laten maken van bestuurlijke afspraken. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie en beschouw ik deze als afgedaan.

Motie Peters4

De motie van het lid Peters verzoekt om een kennisbasis te ontwikkelen en een monitoring op te stellen, waarbij ook taalbeheersing een rol speelt. Het komen tot een kennisbasis en de daarvoor benodigde monitoring worden niet verankerd in het wetsvoorstel, omdat dit geen werkzaamheden zijn die een wettelijke basis vereisen. Tijdens de voorbereiding van het wetsvoorstel is een start gemaakt met het in kaart brengen van relevante indicatoren, in samenwerking met DUO en in afstemming met de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO). Dit proces loopt door parallel aan de behandeling van het wetsvoorstel. Ik hoop uw Kamer in het najaar nader te informeren over de verdere invulling van deze monitoring.

Motie Van Meenen en Westerveld5

Met het indienen van de WIB heb ik, zoals recent medegedeeld aan uw Kamer ook het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid ingetrokken. Onderdeel daarvan was het instellen van een maximumtarief voor het instellingscollegegeld voor Nederlandse en andere EER-studenten en een minimumtarief voor het instellingscollegegeld voor niet-EER studenten. Zowel het maximum- als het minimumtarief zou worden vastgesteld op een kostendekkend niveau. De invoering van het maximumtarief was in lijn met de motie Van Meenen en Westerveld. Het collegegeldtarief is geen onderdeel van het huidige wetsvoorstel om drie inhoudelijke redenen:

  • 1. Het is reeds staande praktijk dat hogescholen en universiteiten het instellingscollegegeld over het algemeen kostendekkend vaststellen6.

  • 2. Het is bij de uitwerking van de lagere regelgeving gebleken dat het zeer complex is om vast te stellen hoe hoog een kostendekkend tarief is voor alle opleidingen in Nederland. Hierdoor zou een ingewikkelde berekeningswijze ontstaan die moeilijk te begrijpen zou zijn voor studenten en personeel van hogescholen en universiteiten.

  • 3. Het instellen van een wettelijk minimumtarief voor niet-EER studenten zou de mogelijkheid ontnemen om voor bepaalde doelgroepen een lager collegegeld vast te stellen. Dit is de afgelopen jaren bijvoorbeeld toegepast tijdens de coronacrisis en voor studenten uit Oekraïne. Dit laatste is ook een wens van uw Kamer.

Beleidsregel migrerend werknemerschap

Eerder heb ik uw Kamer ook geïnformeerd over de wijziging van het beleid rondom migrerend werknemerschap en studiefinanciering7. De uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep omtrent de zogenoemde 56-urennorm heeft een aanpassing van het huidige beleid rondom het beoordelen van migrerend werknemerschap noodzakelijk gemaakt. Ik heb destijds aangegeven de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap aan te passen. De aangepaste beleidsregel heb ik op 8 mei gepubliceerd, conform de lijnen die ik eerder met uw Kamer heb gedeeld.

Vervolgstappen en lagere regelgeving WIB

Uw Kamer heeft tijdens de behandeling van de begroting voor het Ministerie van OCW een amendement van het lid Martens-America aangenomen dat een capaciteitsfixus op het niveau van een traject wettelijk mogelijk maakt.8 Deze maatregel is beoogd om, indien de begrotingswet wordt aangenomen door de Eerste Kamer, eerder inwerking te treden dan de WIB, namelijk al per collegejaar 2025–2026. De inwerkingtreding van de WIB, nu beoogd in januari 2025, zou er vervolgens voor zorgen dat deze losse maatregel wordt ingebed binnen het brede kader aan maatregelen rondom de internationalisering van het hbo en wo. Op dit moment wordt via uitvoeringstoetsen van DUO, Studielink en onderwijsinstellingen uitgezocht of invoering van de mogelijkheid van een capaciteitsfixus op een traject per collegejaar 2025–2026 ook in praktische zin uitvoerbaar is.

Ik hoop spoedig met uw Kamer in debat te gaan over dit pakket van wettelijke maatregelen in de WIB en mijn verdere aanpak. Graag breng ik daarvoor ook de algemene maatregel van bestuur onder uw aandacht waarin de criteria van de Toets Anderstalig Onderwijs worden uitgewerkt. Het is mijn intentie om deze regelgeving, na besluitvorming in de ministerraad, nog tijdens de behandeling van de WIB in internetconsultatie te brengen, zodat uw Kamer dit desgewenst kan betrekken in het debat. Ik verwacht de consultatie binnen enkele weken te kunnen starten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf