Ontvangen 22 april 2024
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na artikel V, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ja
Na artikel 10b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10, eerste lid, wordt bepaald dat de maximale huurprijs, behorend bij de kwaliteit van een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014, indien die woonruimte voor het eerst in gebruik wordt genomen en de bouw of de verbouw tot woonruimte na inwerkingtreding van deze wet is gestart, voor een periode van zeven jaar wordt vermeerderd met tien procent en dat deze vermeerdering daarna over een periode van dertien jaren lineair wordt afgebouwd.
Dit amendement strekt ertoe de nieuwbouwopslag als instrument niet tot en met 2026, maar tot en met 2030 onderdeel van de wet te maken, en tegelijk te borgen dat deze opslag niet permanent wordt toegepast maar na zeven jaar in dertien jaar lineair wordt afgebouwd tot 0%. – Bij de reguliere evaluatie van de Wet betaalbare huur na vijf jaar dient vervolgens te worden bezien of de nieuwbouwopslag na 2030 nog nodig is, en zo ja in welke mate.
In het Wetsvoorstel betaalbare huur is voorzien in een nieuwbouwopslag van 10% voor nieuwbouwwoningen waarvan de bouw voor 1 juli 2026 is gestart. Indieners zien bij deze opslag twee problemen. De verwachting is dat de omstandigheden om nieuwe woningen te ontwikkelen en te realiseren na 1 juli 2026 niet eenvoudiger zullen zijn. Dat zet de haalbaarheid van nieuwbouw en transformatieprojecten onder druk, terwijl de woningbouwopgave van ca. 100.000 woningen per jaar nog zeker tot en met 2030 blijft bestaan, en mogelijk ook daarna.
Daarnaast kent de in het Wetsvoorstel voorgestelde nieuwbouwopslag – zodra deze bij een woning van toepassing is – geen einddatum. Dat betekent dat bewoners van deze woningen tot in lengte van jaren een hogere huur zullen betalen, ook al zijn deze woningen na verloop van tijd niet meer te typeren als een nieuwbouwwoning en zal de kwaliteit afnemen. Daarmee ontstaat een langdurige anomalie op de woningmarkt, en staat de huur niet meer in verhouding tot de kwaliteit van de woning. Daarom stellen indieners voor de nieuwbouwopslag na zeven jaar over een termijn van dertien jaar lineair af te bouwen. Na afloop van de twintig jaar is de huur daarmee gelijk aan de voorgeschreven huur conform het WWS. Door de nieuwbouwopslag geleidelijk af te bouwen kunnen institutionele beleggers op langere termijn rendabel in nieuwe middeldure huurwoningen blijven investeren. Tegelijk zorgt de afbouw ervoor dat na 20 jaar voor alle woningen dezelfde huurprijsbescherming geldt voor huurders.
Paternotte Grinwis