Vastgesteld 19 december 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 11 december 2023 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 18 december 2023 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Vragen en antwoorden
1 WB
Vraag: Wat is de reden dat er sprake is van een onderuitputting in de begroting ten aanzien van de Woningbouwimpuls?
Antwoord:
Dit heeft meerdere oorzaken.
De voornaamste is dat er voor de Woningbouwimpuls (Wbi) de afgelopen jaren een meerjarig budget beschikbaar was. Middelen werden in verschillende tranches uitgekeerd. Dat heeft ervoor gezorgd dat in sommige gevallen gemeenten niet mee hebben gedaan in een specifieke tranche omdat ze de kansrijkheid voor hun aanvraag wilden vergroten door het project eerst verder uit te werken en in een latere tranche in te dienen.
Daarbij kent de Wbi strikte toekenningsvoorwaarden om de doelmatigheid hoog te houden. Niet alle plannen worden goedgekeurd en een aanvraag indienen kost tijd. Hier spelen capaciteitsproblemen bij gemeenten een rol.
Specifiek voor het afgelopen jaar geldt dat ook de economische tegenwind mogelijk een rol heeft gespeeld, waardoor de planvorming van projecten minder snel tot concrete proposities voor ondersteuning middels Wbi leidde.
Om flexibel om te kunnen gaan met deze omstandigheden geldt voor de Wbi een 100% eindejaarsmarge. Deze middelen zullen bij Voorjaarsnota 2024 worden opgeboekt. Zoals ook is opgenomen in de 2e suppletoire begroting 2023 wil ik mij inzetten om een deel van de onderuitputting bij Voorjaarsnota vrij te maken ten behoeve van een regeling waarmee grotere en complexe locaties financieel kunnen worden ondersteund, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Dit is onderdeel van de Voorjaarsbesluitvorming.
2 WB
Vraag: Wat is de reden dat deze onderuitputting bijna uitsluitend betrekking heeft op de Woningbouwimpuls?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 1.
3 WB
Vraag: Welk van de nu in de begroting opgenomen budgetten zien toe op het dekken van onrendabele toppen die gemeenten ervaren omdat zij in tegenstelling tot eerdere voornemens twee derde betaalbaar moeten programmeren, en zij dus minder grondopbrengsten kunnen realiseren dan zij begroot hadden? Hangt het hebben van mogelijk te weinig dekking (deels) samen met het achterblijven van het aantal vergunningen?
Antwoord:
Dit is het budget op de begrotingen voor de Woningbouwimpuls (Wbi). Gemeenten kunnen via de Wbi een bijdrage krijgen voor projecten met een publiek tekort dat ontstaat doordat publieke investeringen hoger zijn dan de opbrengsten uit grondverkoop en/of kostenverhaal. Andere regelingen, zoals de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen en de Startbouwimpuls, kunnen gedeeltelijk ook onrendabele toppen financieren, maar de Wbi is specifiek voor bovenstaand doel.
Het hebben van te weinig dekking voor grondexploitaties hangt samen met het achterblijven van vergunningen voor specifieke bouwprojecten binnen die grondexploitaties. De financiële uitvoerbaarheid van de bestemmingsplanwijziging is vaak een voorwaarde voor de wijziging. Er zit een volgtijdelijk verband tussen de vaststelling van de grondexploitatie na financiële dekking en het verlenen van de vergunning voor bouwprojecten.
Onrendabele toppen zien toe op een project/gebiedsontwikkeling, daarmee hangt het hebben van te weinig dekking niet samen het lagere aantal vergunningen.
4 RO
Vraag: Welke van de nu in de begroting opgenomen budgetten zien toe op het versnellen/vereenvoudigen van ruimtelijke ordeningsprocedures door inzet van kennis/capaciteit?
Antwoord:
Het aanpassen van de procedures in de ruimtelijke ordening is onderdeel van het beleid in de ruimtelijke ordening. Dit is een belangrijk punt om de maatschappelijke opgaven aan te pakken. Dit kunt u terug zien in onder andere de Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking treedt, bij de bouw en het beheer van de Nationale Geo-informatie-infrastructuur (NGII) en in de debatten die ik met u voer over de Wet regie volkshuisvesting.
Het feit dat in verschillende voorstellen en trajecten hier verder op wordt ingezet betekent ook dat er op verschillende plekken in de organisatie en daarbuiten – en ook bijvoorbeeld door het uitzetten van opdrachten en bijdrageverleningen – gezorgd wordt voor kennis over dit onderwerp. De capaciteit die daar op wordt ingezet is verdeeld over verschillende instrumenten. In het apparaatsbudget van het departement (art. 11) en in de bijdrageverleningen aan verschillende uitvoerende organisaties (o.a. Geonovum, Logius/Koop, Kadaster) wordt rekening gehouden met alle ontwikkelingen en vaste beleids- en uitvoerende taken. Helaas is het daarmee niet mogelijk om één op één aan te geven welk deel van de begroting inzet op kennis en capaciteit voor het versnellen en vereenvoudigen van procedures. Wel kan ik u verzekeren dat dit thema de volle aandacht heeft en dat verschillende experts – van beleid tot juristen – hieraan werken.
Daarnaast zijn er middelen beschikbaar voor een bijdrage voor ondersteuning in capaciteit expertise, de flexpools, ter ondersteuning van provincies en gemeenten in relatie tot woningbouw gerelateerde procedures. Hiervoor is totaal € 92 mln. beschikbaar, waarvan € 10 mln. in 2023.
5 Raad van State
Vraag: Waar in deze begroting zitten de middelen die specifiek moeten toezien op het dekken van de kosten van de nu ontbrekende en benodigde vijftig juristen bij de Raad van State (RvS)?
Antwoord:
De Raad van State gaat bezien op welke wijze de komende jaren de instroom en werkvoorraad beter beheerst kunnen worden en welke middelen daarvoor nodig zijn.
De begroting van de Raad van State is opgenomen in hoofdstuk IIB, Hoge Colleges van Staat, van de Rijksbegroting, namelijk onder artikel 1.0 Raad van State onder Bestuursrechtspraak.
6 WB
Vraag: De woondeals zijn gesloten en daar zijn vooral aantallen per woningmarktregio afgesproken; voor slechts een derde van deze aantallen is concreet een locatie beschikbaar. Waar in de begroting zitten de middelen voor het aanwijzen en ontwikkelen van de nog twee derde benodigde aantal locaties en zijn deze budgetten nu nog toereikend?
Antwoord:
In tegenstelling tot wat de vraag suggereert, zijn er voor circa twee derde (in plaats van een derde) van de opgenomen aantallen in de woondeals locaties beschikbaar.
Er zijn op dit moment op de begroting voor € 10 mln. aan middelen toegewezen aan de Woondeals. Deze middelen zijn uitgekeerd aan alle provincies op grond van de Regeling specifieke uitkering ten behoeve van het opstellen en uitvoeren van de woondeals tweede tranche d.d. 16 november 2023. Deze middelen kunnen worden ingezet voor de inhuur van capaciteit of expertise om intern ondersteuning te bieden en van het maken van proceskosten om gemeenten te ondersteunen in het uitvoeren van de woondeals.
Daarnaast kunnen gemeenten met hun woningbouwplannen een aanvraag indienen voor andere regelingen. Voorbeelden hiervan zijn de Woningbouwimpuls, Stimuleringsregeling Flex- en transformatiewoningen. Van deze regelingen is in 2024 een nieuwe tranche voorzien.
7 FEZ/BZ
Vraag: De overheidsfinanciën 2023 voldoen aan de normen, maar komt dit door de onderschrijding?
Antwoord:
De meest recente stand van de overheidsfinanciën is gepubliceerd in de Najaarsnota 2023. De totale overschrijding van het uitgavenplafond bedraagt 9,6 miljard euro. Het EMU-saldo komt uit op – 1,8% bbp en de EMU-schuld op 47,6% bbp. Hiermee voldoet Nederland aan de begrotingsnormen uit het Europese Stabiliteits- en Groeipact. Bij de Miljoenennota 2023 kwam het geraamde EMU-saldo voor 2023 uit op – 3%, ook toen voldeed Nederland dus aan deze normen. Door onderuitputting, hogere belastinginkomsten en kasschuiven is het EMU-saldo wel positief bijgesteld.
8 Control
Vraag: Welke nieuwe verplichtingen op het gebied van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) zijn aangegaan en hoe kunnen Kamerleden hierop hun budgetrecht uitoefenen?
Antwoord:
Per artikel wordt op de regel Verplichtingen het totale verplichtingenbudget aangegeven. Dit zijn voorwaardelijke of onvoorwaardelijke financiële verplichtingen, die – als de wederpartij zijn verplichtingen is nagekomen – uiteindelijk volledig tot betaling zullen komen. Op het moment dat een verplichting is aangegaan door een ministerie is er sprake van een juridisch afdwingbare verplichting en dient het ministerie deze verplichting na te komen.
De verplichtingen zijn verwant aan de uitgaven die bij de verschillende artikelen per regeling worden toegelicht. In het overzicht «belangrijkste mutaties» zijn de belangrijkste uitgavenmutaties opgenomen waaraan de nieuwe aan te gane verplichtingen verwant zijn.
Uw Kamer is en wordt middels de verschillende voorstellen tot vaststelling of wijziging van de begrotingsstaten geïnformeerd over de budgettaire gevolgen van beleid en kan daarbij het budgetrecht uitoefenen. Dit zijn de ontwerpbegroting, de eerste en tweede suppletoire begroting en de incidentele suppletoire begrotingen.
9 BFR
Vraag: Hoe is het achterblijven van de compensatie te rijmen met de Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 waaruit blijkt dat de uitgaven voor het kwijtschelden van publieke schulden fors zullen stijgen ten opzichte van 2023, van € 70 miljoen naar € 160 miljoen (zie p. 124 van Kamerstuk 36 410 VII, nr. 2).
Antwoord:
De compensatie van gemeenten houdt gelijke tred met het aantal gedupeerden, dat volgens de belastingdienst recht heeft op een kwijtschelding van deze categorie van publieke schulden. Het bedrag van € 160 mln. voor 2024 betreft een eerder opgestelde raming. Zoals eerder gemeld aan uw Kamer vindt compensatie plaats op basis van werkelijke kosten op basis van generale dekking.
10 FEZ/BZ
Vraag: Wat is de reden dat de reallocatie van € 50 miljoen voor de start-bouwimpuls (uit de onderuitputting van de woningbouwimpuls, p. 16) niet in de overzichtstabel met grote mutaties is opgenomen?
Antwoord:
De mutatie start-bouwimpuls van € 50 mln. is een reallocatie binnen artikel 3 en heeft daardoor geen effect op de omvang van het artikel en de begrotingsstaat van het hoofdstuk. Daarom is deze mutatie niet in het overzicht «belangrijkste mutaties» opgenomen.
11 WB
Vraag: Klopt het dat voor een eventuele nieuwe regeling (bij Voorjaarsnota vast te stellen) voor grotere en complexe woningbouwlocaties maximaal € 60,3 miljoen beschikbaar is uit de onderuitputting van de vijfde tranche van de woningbouwimpuls? Is deze regeling bedoeld voor de zeventien grootschalige woningbouwgebieden of voor andere gebieden?
Antwoord:
In de begroting 2024 is er voor grootschalige woningbouw gebieden in totaal € 62,5 mln. beschikbaar op de begroting van BZK, namelijk voor de grootschalige woningbouw in Arnhem en Hoofddorp.
Bij Najaarsnota 2023 is de onderuitputting van € 120,3 mln. van de vijfde tranche van de Woningbouwimpuls afgeboekt. Voor deze middelen geldt een 100% eindejaarsmarge. Deze middelen zullen bij Voorjaarsnota 2024 worden opgeboekt. Zoals ook is opgenomen in de 2e suppletoire begroting 2023 wil ik mij inzetten om een deel van de onderuitputting bij Voorjaarsnota vrij te maken ten behoeve van een regeling waarmee grotere en complexe locaties financieel kunnen worden ondersteund, onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Dit is onderdeel van de Voorjaarsbesluitvorming.
12 BFR
Vraag: Waarom lukt het medeoverheden niet om te voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld?
Antwoord:
Gemeenten worden door het Rijk financieel gecompenseerd voor de gederfde opbrengsten als gevolg van de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen in het kader van de hersteloperatie toeslagen. Daarnaast ontvangen zij een vast bedrag aan uitvoeringskosten per gedupeerde ouder. Ten aanzien van de uitvoeringskosten gold dat gemeenten zelf dienden te verantwoorden hoeveel gedupeerden aanwezig waren in de gemeente. Na analyse van de verantwoording over 2021 bleek dat er bij twee derde van de gemeenten verschillen bestonden tussen de aantallen die gemeenten verantwoordden en de door de belastingdienst opgestelde jaarlijst met het aantal gedupeerden per gemeente. Hierop is besloten tot een uitvraag voor heraanlevering. Inmiddels hebben alle gemeenten de vaststelling over 2021 ontvangen.
Voor de toekomst geldt dat de vergoeding voor de uitvoeringskosten vanaf het jaar 2022 door het Rijk ambtshalve vastgesteld wordt, op basis van de jaarlijst van de belastingdienst.
13BFR
Vraag: Kunnen medeoverheden de schulden van gedupeerden van de toeslagenaffaire blijven kwijtschelden als de compensatie vanuit het Rijk vooralsnog uitblijft?
Antwoord:
Ja, gemeenten kunnen gedupeerden blijven kwijtschelden. Na kwijtschelding van gedupeerden door gemeenten vragen gemeenten compensatie van uit het Rijk.
Alle gemeenten hebben inmiddels hun vaststelling over 2021 ontvangen. Voor de uitvoeringskosten ontvangen de gemeenten een vast bedrag per gedupeerde ouder. De aantallen gedupeerden die twee derde van de gemeenten opgaven verschilden echter met de door de belastingdienst opgestelde jaarlijst met het aantal gedeputeerden per gemeente. Hierop is besloten tot een uitvraag voor heraanlevering. In de toekomst zullen de aantallen door het Rijk ambtshalve vastgesteld worden, op basis van de jaarlijst van de belastingdienst. Zie ook het antwoord op vraag 12.
14 BFR
Vraag: Waarom lukt het medeoverheden niet om aan de voorwaarden voor betaling te voldoen voor de compensatie in verband met het kwijtschelden van publieke schulden?
Antwoord:
De oorzaak verschilt per gemeente. In de toekomst zullen de aantallen door het Rijk ambtshalve vastgesteld worden, op basis van de gegevens van de jaarlijst van de belastingdienst. Zie ook het antwoord op vraag 12.
15 BFR
Vraag: Zullen medeoverheden de schulden van gedupeerden van de toeslagenaffaire blijven kwijtschelden als de compensatie van deze kosten vanuit het Rijk vooralsnog uitblijft?
Antwoord:
Ja, gemeenten kunnen gedupeerden blijven kwijtschelden. Na kwijtschelding van gedupeerden door gemeenten vragen gemeenten compensatie van uit het Rijk.
Alle gemeenten hebben inmiddels hun vaststelling over 2021 ontvangen. Voor de uitvoeringskosten ontvangen de gemeenten een vast bedrag per gedupeerde ouder. De aantallen gedupeerden die twee derde van de gemeenten opgaven verschilden echter met de door de belastingdienst opgestelde jaarlijst met het aantal gedeputeerden per gemeente. Hierop is besloten tot een uitvraag voor heraanlevering. In de toekomst zullen de aantallen door het Rijk ambtshalve vastgesteld worden, op basis van de jaarlijst van de belastingdienst. Zie ook het antwoord op vraag 13.
16 Logius
Vraag: Betekent de verlaging van de kosten voor het eigen personeel van Logius dat er banen verloren zijn gegaan? Zo ja, hoeveel fte betreft dit?
Antwoord:
De daling van de kosten voor eigen personeel hangen samen met de daling van de opdrachtenportefeuille. De formatie is dezelfde gebleven. Er zijn geen banen verloren gegaan.