Vastgesteld 20 december 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 11 december 2023 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 15 december 2023 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Westerhoff
1
Was er voor 2023 voldoende financiële ruimte ingecalculeerd voor eventuele evacuaties van Nederlanders uit het buitenland (zoals uit Oekraïne, Afghanistan, etc.)? Zo ja, wat bedroeg dit budget in 2023?
Antwoord:
Voor mogelijke crisissituaties worden geen vaste bedragen gebudgetteerd. De afspraak is dat de kosten van een crisis op speciale budgetplaatsen worden geboekt. Omdat een crisis op voorhand niet is te voorspellen worden geen vaste budgetten toegekend.
2
Wat is er tot nu uitgegeven in totaal aan de Europese Vredesfaciliteit (EVP) en wat bedragen de totale uitgaven tot 2023 voor Oekraïne?
Antwoord:
Tot het moment van schrijven bedraagt de bijdrage aan de Europese Vredesfaciliteit (EPF) in 2023 via de begroting van Buitenlandse Zaken EUR 36,4 miljoen. In 2022 ging het om een bijdrage van EUR 29,9 miljoen en in 2021 om EUR 12,7 miljoen.
De EPF is een instrument dat twee financieringspijlers omvat: operaties en steunmaatregelen. De pijler steunmaatregelen staat op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de pijler operaties staat op de begroting van het Ministerie van Defensie.
Tot het moment van schrijven bedragen de totale uitgaven vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken (los van bijdragen aan de Europese Vredesfaciliteit) voor Oekraïne sinds de oorlog tot en met heden circa EUR 160 miljoen. Dit betreft met name een bijdrage aan het NATO Ukraine Comprehensive Assistance Package (UCAP), aan de Council of Europe Development Bank (CEB) en uitgaven met betrekking tot Accountability.
3
Kunt u toelichten wat de nieuwe vijfjarige overeenkomst met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) omvat en welke verplichtingen daarmee samenhangen in 2023?
Antwoord:
Deze nieuwe vijfjarige overeenkomst met de OESO betreft de jaarlijkse verplichte lidmaatschapscontributie aan de OESO. Jaarlijks wordt een bedrag van circa EUR 8 miljoen betaald.
4
Wat is het verplichtingenritme over de jaren dat samenhangt met de vijfjarige overeenkomst met de OESO?
Antwoord:
De OESO contributie wordt jaarlijks voldaan. Voor 2023 betrof de totale contributie EUR 8,6 miljoen. Voor de jaren 2024–2028 is de contributie nog niet vastgesteld. Naar verwachting kan de jaarlijkse Nederlandse contributie in deze periode oplopen naar EUR 9,5 miljoen.
5
Kunt u de Kamer per brief informeren geruime tijd voor het moment dat u opnieuw meerjarige verplichtingen in het MATRA-programma aangaat?
Antwoord:
Ja. Het MATRA-programma bestaat uit verschillende onderdelen. In 2023 is BZ een meerjarige verplichting aangegaan door de overname van het beheer van de centrale MATRA-projecten door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De subsidietender in het kader van MATRA «overheid tot overheid» 2020–2024 is onderdeel van deze meerjarige verplichting, evenals de volgende subsidietender voor de periode 2025–2029. Het subsidiebeleidskader voor de tender zal in het voorjaar van 2024 gepubliceerd worden. De Kamer zal hierover tijdig worden geïnformeerd.
6
Kunt u toelichten welke mutaties in de verplichtingen samenhangen met het nieuwe MATRA-programma en welke overige mutaties op artikel 2 in de verplichtingen zijn opgenomen?
Antwoord:
De verhoging van het verplichtingenbudget ten behoeve van MATRA bedraagt EUR 16,6 miljoen. Deze verhoging heeft te maken met de meerjarige verplichting aan RVO die loopt tot 2029. Een tweede verhoging in het kader van MATRA betreft middelen via de ambassade in Kyiv. Daar is sprake van een intensivering van EUR 2 miljoen.
De rest van de verplichtingenmutatie op artikel 2 komt voort uit mutaties op de budgetten voor het Shiraka-programma, het Stabiliteitsfonds, het Veiligheidsfonds, Training buitenlandse diplomaten en de WEU.
7
Kunt u een meerjarig overzicht geven van de verplichtingen en uitgaven die samenhangen met het vastleggen van het MATRA-programma?
Antwoord:
In het kader van MATRA «overheid tot overheid» 2020–2024 zijn er toezeggingen gedaan ter waarde van EUR 10,8 miljoen. Dit betreft lopende projecten onder beheer van RVO. Daarnaast beheert RVO het Rule of Law Training Programma II, waarvoor een totale financiële verplichting staat ter waarde van EUR 5,5 miljoen voor de periode 2023–2027.
Sinds 2023 draagt Nederland bij aan projecten in het kader van European Delegated Cooperation, waarin Europese begrotingsuitvoeringstaken gedelegeerd worden naar verschillende partners, waaronder het Ministerie van BZ. In het kader van European Delegated Cooperation is er een totale financiële toezegging van EUR 2,4 miljoen. Dit budget is opgedeeld in vier jaarlijkse financiële verplichtingen van elk EUR 100.000 voor een project op de Westelijke Balkan in de jaren 2023, 2024, 2025 en 2026 en twee jaarlijkse financiële verplichtingen van elk EUR 1 miljoen in de landen van het Oostelijk Partnerschap in de jaren 2023 en 2024.
Het totale decentrale MATRA-budget bestaat uit EUR 7,9 miljoen en is in beheer van Nederlandse ambassades in MATRA-landen.
8
Daar waar u schrijft dat in juli 2024 naar verwachting de technische aanpassing zal plaatsvinden waarna de Nederlandse BNI-afdracht naar boven zal worden bijgesteld, wordt deze bijstelling al in de Voorjaarsnota in 2024 verwerkt? Zo nee, wordt de Kamer dan met een suppletoire begroting over deze bijstelling geïnformeerd?
Antwoord:
De technische aanpassing vindt plaats op basis van cijfers van de Commissie. Deze ontvangt Nederland jaarlijks in juni rondom de publicatie van de concept Europese begroting voor 2025. Dit is te laat om nog mee te nemen in de Voorjaarsnota. Het kabinet informeert de Kamer in de appreciatie van deze concept Europese begroting ook over de gevolgen van de technische aanpassing voor de EU-afdrachten. De mutatie landt vervolgens in de Suppletoire Begroting September.
9
Kunt u toelichten wat de oorzaken zijn van de vertraging in de betalingen van de cohesiefondsen?
Antwoord:
Er zijn verschillende oorzaken voor de vertraging in de betalingen van de middelen binnen het cohesiebeleid.
Voor de programmaperiode 2021–2027 geldt dat de betalingen nog niet volledig op gang zijn gekomen, waarschijnlijk doordat lidstaten ook middelen die in het kader van NextGenerationEU (RRF, REACT EU, JTF) beschikbaar kwamen uit konden geven. De deadline voor het aangaan van vastleggingen binnen NextGenerationEU ligt op eind 2023 en is daarmee strakker dan de deadline voor cohesiemiddelen. Cohesiemiddelen kunnen drie jaar na het aangaan van de vastlegging nog worden besteed. Daarom hebben veel lidstaten, ook gezien beperkte uitvoeringscapaciteit, voorrang gegeven aan de besteding van middelen binnen NextGenerationEU.
Daarnaast is door de late aanname van de Gemeenschappelijke Bepalingenverordening (CPR) in juni 2021 de uitvoering van de programma’s voor 2021–2027 later op gang gekomen. De meeste landen hebben gebruik gemaakt van de regeling in de MFK-verordening om de beschikbare middelen voor 2021 door te schuiven naar 2022–2025.
Voor de programmaperiode 2014–2020 geldt dat er tot en met 31 december 2023 (kosten) betalingen binnen de projecten kunnen worden gedaan. Daarna start de administratieve afhandeling van de betalingsverzoeken naar de Commissie. Per 30 november 2023 staat het implementatiepercentage van alle cohesiemiddelen gezamenlijk in de periode 2014–2020 op 89,2%.
10
Zijn er ook betalingen vanuit deze fondsen aan Nederland vertraagd? En, zo ja, welke?
Antwoord:
Op dit moment zijn er geen vertragingen in de betalingen uit de fondsen onder het cohesiebeleid in Nederland. Wel zijn ook de Nederlandse cohesiemiddelen die beschikbaar waren voor 2021 doorgeschoven naar latere jaren. Over het algemeen dienen Nederlandse beheersautoriteiten van de programma’s onder het cohesiebeleid pas betalingsaanvragen in bij de Europese Commissie, nadat projecten geheel zijn afgerond.
11
Aangezien u in de artikelsgewijze toelichting op de Nabetaling invoerrechten stelt dat er een TEM-nabetaling van bruto EUR 39 miljoen wordt gedaan aan de Europese Unie (EU) naar aanleiding van een herbeoordeling van dossiers en dat dit saldo ontstaan is door nabetalingen in verschillende dossiers, waaronder een dossier met betrekking tot «zonnepanelen», kunt u bevestigen dat deze nabetaling van zonnepanelen dezelfde is waarover u schrijft in de stand van zaken brief over TEM van 1 december 2021 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 165), waarin u ook sprak over ontstane nabetalingen door de interpretatie antidumpverordening zonnepanelen?
Antwoord:
Dat is niet het geval. Het gaat om nabetalingen van oninbare bedragen die ook de invoer van zonnepanelen betreffen. In tegenstelling tot de bekende zonnepanelenkwestie werd in deze gevallen vastgesteld dat antidumpingrechten en compenserende rechten verschuldigd waren. Deze zijn door de Douane opgelegd, maar het is niet gelukt om de bedragen te innen.
12
Is de nabetaling waarover u de Kamer geïnformeerd heeft in de brief over TEM van 1 december 2021 (Kamerstuk 21501–03, nr. 165) en die ontstaan was door 1) interpretatie antidumpverordening zonnepanelen; 2) onderwaardering lage waarde textiel en schoenen; en 3) melkpoeder en rijst uit Curaçao en gries en griesmeel van rijst uit Aruba, nu volledig afbetaald na 2023? Kunt u dit toelichten?
Antwoord:
De Traditionele Eigen Middelen (TEM) zijn volledig (onder voorbehoud) afgedragen. Op het gebied van 1) interpretatie antidumpingverordening zonnepanelen en 2) onderwaardering lage waarde textiel en schoenen lopen nog constructieve dialogen met de Commissie. Mogelijk wordt de afdracht TEM bijgesteld omdat de hoofdsom wordt verlaagd en/of moet aanvullend vertragingsrente worden betaald. Met betrekking tot 3) melkpoeder en rijst uit Curaçao en gries en griesmeel van rijst uit Aruba heeft Nederland in 2023 het tweede en daarmee laatste deel van de compensatievergoeding (het rentebedrag) aan de EU betaald, waarmee het dossier is afgesloten.
13
Aangezien u eerder al aangekaart heeft dat er enkele problemen speelden waardoor Nederland vrij veel en hoge vertragingsrentes moest betalen, kunt u aangeven in hoeverre er nog vertragingsrentes worden verwacht over de in 2023 vastgelegde TEM? Waarmee is rekening gehouden?
Antwoord:
In 2023 heeft Nederland voor ca. EUR 42,5 miljoen aan TEM (onder voorbehoud) nabetaald. Het verschilt per nabetaling hoe hoog de vertragingsrente is. In 2023 hebben heeft Nederland ca. EUR 30 miljoen aan vertragingsrente betaald. Op de Aanvullende Post staat structureel ca. EUR 300 miljoen gereserveerd voor de nabetaling van TEM en Vertragingsrente. In 2024 en 2025 is dit zelfs ca. EUR 450 miljoen.
14
Kunt u toelichten welke verklaring er is voor de toename van het verlenen van meer visa en de daarmee samenhangende ontvangsten?
Antwoord:
Gedurende de coronaperiode is het aantal reisbewegingen sterk afgenomen. Sinds de gedeeltelijke opening van de EU grenzen in zomer 2021 en later het afschalen van alle COVID inreisbeperkingen is het aantal reisbewegingen en daarmee samenhangende aanvragen voor Schengenvisa wereldwijd sterker toegenomen dan verwacht. Die groei heeft zich in 2023 voortgezet. Dit beeld is overigens bij alle Schengenlanden waarneembaar.
15
Kunt u toelichten op grond van welke afspraken de ontvangsten door hogere consulaire ontvangsten en koerswinsten binnen dit artikel opgenomen worden?
Antwoord:
De hogere consulaire ontvangsten worden veroorzaakt door meer paspoort- en visa inkomsten. Voor de uitgifte van deze documenten is consulair personeel, ICT-faciliteiten en huisvesting nodig. Vandaar dat de extra consulaire inkomsten worden gesaldeerd met apparaatsuitgaven.
De begroting van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt gelijktijdig met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar echter een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. Dat saldo kan een koersverlies zijn of, zoals in dit jaar, een koerswinst.
16
Kunt u een overzicht geven van de stand van het huisvestingsfonds in 2023 en de verschillende mutaties bij de suppletoire begroting?
Antwoord:
Het saldo van het huisvestingsfonds (oftewel de middelenafspraak) was op 1 januari 2023, zoals vermeld in het jaarverslag 2022, EUR 39,7 miljoen.
In de 1e suppletoire begroting is hierin geen mutatie aangebracht. Bij de 2e suppletoire begroting zijn er mutaties met een totaal van EUR 10,1 miljoen verwerkt. Deze betreffen het vooruitschuiven van een contractuele betalingsverplichting voor het grote project in Brussel, de aankoop van een residentie en vertraging van enkele projecten. Het saldo aan het eind van dit boekjaar, dat nog loopt, wordt in het jaarverslag 2023 aan de Kamer gemeld.
17
Wat betekent saldering precies in dit verband? Wat wordt met wat verrekend en op grond waarvan gebeurt dat op deze manier?
Antwoord:
De hogere consulaire ontvangsten worden veroorzaakt door meer paspoort en visa inkomsten. Voor de uitgifte van deze documenten is consulair personeel, ICT-faciliteiten en huisvesting nodig. Vandaar dat de extra consulaire inkomsten worden gesaldeerd met apparaatsuitgaven.
18
Kunt u toelichten uit welke mutaties het saldo op artikel 7.1.13 personele uitgaven is opgeteld?
Antwoord:
Door een menselijke fout is het merendeel van de mutaties van de tweede suppletoire begroting op «eigen personeel» geboekt. Hierdoor geeft de tabel in de tweede suppletoire begroting geen goede weergave in de verdeling tussen de verschillende onderdelen van apparaat. De totale mutatie voor apparaat is correct. In onderstaande tabel staan de juiste bedragen.
Toelichting over de bovenstaande tabel:
7.1.13.1 De verlaging van de kostenraming voor eigen personeel komt door onderuitputting, onder andere vanwege vertraging bij vacaturevervulling.
7.1.13.2 De «inhuur extern» betreft een verhoging vanwege inhuur op formatie, oftewel reguliere fte’s die om uiteenlopende redenen tijdelijk extern moeten worden ingevuld.
7.1.14.1 Het budget voor ICT is verhoogd voor extra licenties. Verder vallen de kosten voor de overgang naar een nieuw bedrijfsvoering systeem hoger uit dan verwacht.
7.1.14.2 De bijdrage aan de SSO’s (Shared Service Organisaties) is met name verhoogd vanwege de hogere bijdrage aan SSC ICT. Dit betreffen zowel tarief- als volumestijgingen. Verder is er budget opgenomen voor vervangingsuitgaven vanwege Life Cycle Management (LCM).
7.1.14.3 De mutatie voor «Overig materieel» bestaat uit een reeks mutaties. Voor de crisis in Soedan zijn er (evacuatie) kosten gemaakt. Verder stijgen de kosten voor de bedrijfsvoering onder meer door gestegen reiskosten. De kosten voor het systeem voor de registraties van de dienstreizen vallen hoger uit dan begroot. Een derde belangrijke component betreft huisvestingskosten die lager uitvallen. Een deel van het budget voor huisvesting wordt naar 2024 doorgeschoven. Tot slot vallen de beveiligings- en facilitaire kosten lager uit.