Vastgesteld 5 oktober 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 september 2023 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 3 oktober 2023 zijn ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Klink
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
1
Wat is het effect van het wegtrekken van middelen uit het Nationaal Groeifonds op de vierde tranche?
Antwoord
Zoals aangegeven in de brief van het kabinet van 29 september 2023, is er binnen het NGF € 11,3 mld. aan niet juridisch-verplichte middelen beschikbaar. Hiervan zijn € 860 mln. voor 2024 en € 2,2 mld. voor de jaren daarna gereserveerde middelen waarover bestuurlijke verwachtingen zijn gewekt (zie het antwoord op vraag 4).
De resterende € 8,2 mld. is bedoeld voor de vierde en vijfde ronde die nog gehouden moeten worden.
Voor deze beide rondes is in beginsel € 4 miljard beschikbaar. Het wegtrekken van middelen uit het Nationaal Groeifonds gaat, er vanuit gaande dat er ruimte is binnen de (Europese) begrotingsregels om de reserveringen te behouden, ten koste van de beschikbare bedrag voor deze rondes. Daarmee zal er minder in kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie worden geïnvesteerd dan aanvankelijk beoogd, wat negatieve gevolgen heeft voor het te realiseren duurzame verdienvermogen. Hoe een eventuele bezuiniging over de beide rondes zou worden verdeeld, zal te zijner tijd moeten worden bezien.
2
Wat is het effect van het verminderen van middelen uit het Nationaal Groeifonds op het toekomstige verdienvermogen van Nederland?
Antwoord
Het Nationaal Groeifonds heeft als doel om ons duurzaam verdienvermogen te versterken. Duurzaam verdienvermogen is gedefinieerd als het bruto binnenlands product (bbp) dat Nederland op de lange termijn op structurele basis kan genereren, met oog voor een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties.
Deze economische groei moet zorgen voor toekomstige brede welvaart in de vorm van meer bestedingen en de ruimte bieden om te investeren in sociale vooruitgang, een goede kwaliteit van de leefomgeving en maatregelen die klimaatverandering tegengaan.
Vanuit het Nationaal Groeifonds worden grootschalige investeringen gedaan op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I). Investeringen in deze terreinen dragen bij aan structurele en duurzame economische groei. Het kabinet heeft als ambitie om de uitgaven voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie te laten stijgen naar 3% van het bbp. Dat is nu slechts 2,26%.
Om deze grootschalige investeringen (met minimale omvang van € 30 miljoen) mogelijk te maken, heeft het kabinet € 20 miljard beschikbaar gesteld voor een periode van 5 jaar (2021–2025). In beginsel is er per jaar € 4 miljard beschikbaar. Door de publiek-private opzet van het Nationaal Groeifonds wordt minstens dezelfde hoeveelheid aan private investeringen uitgelokt.
Tot nu toe is vanuit het fonds onder andere geïnvesteerd in grootschalige programma’s op gebied van groene waterstof, de digitalisering van het onderwijs, de ontwikkeling van medicijnen tegen kanker, sleuteltechnologieën en de bestrijding van laaggeletterdheid.
Als er minder middelen voor het Nationaal Groeifonds beschikbaar komen, kan er minder worden geïnvesteerd in kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De verwachting is dat de doelstelling van het fonds dan in mindere mate wordt bereikt. Het verminderen van middelen gaat daarmee ten koste van potentiële groei op de langere termijn en de bijdrage aan de onderliggende maatschappelijke opgaven.
3
Op welke manier is het gereserveerde geld voor het Nationaal Groeifonds tot stand gekomen en wat is het effect van het onttrekken van middelen hieruit?
Antwoord
Zie de beantwoording van vraag 1 en 2.
4
Kunt u een totaaloverzicht geven van de besteding van het totale bedrag (20 miljard euro) van het Nationaal Groeifonds per jaar, en daarin een onderverdeling maken naar toegekende middelen, voorwaardelijke toekenningen, reserveringen en nog onverdeelde middelen?
Antwoord
In de tabel hieronder is zichtbaar wat de laatste stand van zaken is van het Nationaal Groeifonds vanaf de eerste ronde, waarin de gevraagde onderverdeling is aangegeven.
Een project waaraan voorwaardelijk middelen zijn toegekend, moet eerst aan nadere voorwaarden (die zijn voorgesteld door de Adviescommissie Nationaal Groeifonds) voldoen om middelen beschikbaar te krijgen.
De reserveringen vallen formeel onder de onverdeelde middelen. Er zijn echter wel bestuurlijke verwachtingen gewekt over deze middelen. Deels zijn reserveringen bedoeld voor volgende fases van langlopende projecten waaraan al middelen zijn toegekend. Daarnaast hebben de reserveringen betrekking op investeringsvoorstellen die nog onvoldoende zijn uitgewerkt om een (voorwaardelijke) toekenning te krijgen en derhalve nog aangepast moeten worden. Voor deze voorstellen wordt door departementen, in samenwerking met consortia van publiek-private partijen, thans gewerkt aan verbeterde plannen. Alle voorstellen waarvoor geheel of gedeeltelijk middelen zijn gereserveerd zullen opnieuw door de Adviescommissie Nationaal Groeifonds beoordeeld worden en ter besluitvorming worden voorgelegd aan het kabinet. Daarnaast zijn ook middelen gereserveerd voor een nog nader uit te werken investeringsfonds voor de CAS-landen en Caribisch Nederland.
In de tabel zijn ook de apparaatskosten en overige mutaties weergegeven. De apparaatskosten zijn vanuit het fonds overgeheveld naar de EZK-begroting. De overige mutaties hebben betrekking op de loon- en prijsbijstelling en eerdere verlagingen.
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|---|
Initieel budget |
Ronde 1 |
Ronde 2 |
Ronde 3 |
20.000,0 |
|
Departementale route |
11.608,6 |
||||
Toegekend |
752,3 |
3.356,5 |
356,1 |
4.464,9 |
|
Voorwaardelijk toegekend |
44,0 |
2.416,8 |
1.574,5 |
4.035,3 |
|
Gereserveerd |
335,8 |
870,0 |
1.902,6 |
3.108,4 |
|
Subsidieroute |
|||||
Positief advise |
168,1 |
168,1 |
|||
Apparaatskosten |
52,2 |
||||
Overige mutaties |
– 1,6 |
||||
Loon- en prijsbijstelling 2022 |
697,1 |
||||
Loon- en prijsbijstelling 2023 |
908,7 |
||||
Verlaging Voorjaarsnota 2022 |
– 660,0 |
||||
Verlaging APB 2023 |
– 381,0 |
||||
Verlaging Voorjaarsnota 2023 |
– 451,4 |
||||
Verlaging Miljoenennota 2024 |
– 115,0 |
||||
Nog beschikbaar |
8.169,5 |
5
Welk deel van de middelen van het Nationaal Groeifonds is eind 2023 naar verwachting toegekend en welk deel is daadwerkelijk aan de projectuitvoerders uitgekeerd?
Antwoord
Zoals aangegeven in reactie op vraag 4, is er voor een bedrag van € 4,5 miljard definitief toegekend.
De middelen hebben betrekking op grote, meerjarige programma’s die gefaseerd door de departementen worden uitgevoerd. Eind 2022 was er bedrag van € 740 miljoen verplicht door de departementen en een bedrag van € 126 miljoen uitgegeven. Zie het overzicht per project in de tabel hieronder.
De realisatiecijfers over 2023 zijn nog niet beschikbaar. Deze zullen begin 2024 met uw Kamer worden gedeeld als onderdeel van het jaarverslag van het Nationaal Groeifonds. De verwachting is dat er dit jaar en komend jaar grote uitgaven vanuit het fonds worden gedaan ten behoeve van de uitvoering van de definitief toegekende projecten.
6
Zou u nader op de verschillen en overeenkomsten kunnen reflecteren tussen de prognose van het financiële eindbeleid van het Nationaal Groeifonds voor 2023 en tussen de oorspronkelijke planning die met de Kamer is gedeeld in de eerste begroting Nationaal Groeifonds voor 2021?
Antwoord
Bij de start van het Nationaal Groeifonds was € 20 miljard beschikbaar voor de periode 2021–2025 (in beginsel € 4 miljard per jaar, evenredig verdeeld over de pijlers). In de eerste drie investeringsrondes is over een bedrag van € 11,8 miljard positief geadviseerd. Dit is in lijn met de eerdere verwachtingen.
Wel heeft de adviescommissie geadviseerd af te wijken van de oorspronkelijke verdeling over de pijlers. Er zijn meer middelen toegekend aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie dan aanvankelijk begroot en minder aan kennisontwikkeling. Daarnaast is de pijler is infrastructuur is na de tweede ronde vervallen.
Daarnaast zijn sinds de start al middelen van het fonds afgeroomd (zie ook de reactie op vraag 4). Dit betreft onder andere de loon-en prijsbijstelling en middelen ten behoeve van het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel.
De Groeifondsprojecten hebben doorgaans een looptijd zo’n 5–10 jaar. De bedragen hiervoor worden gefaseerd ter beschikking gesteld. Zie ook het antwoord op 5.