Vastgesteld 9 oktober 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 september 2023 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief van 29 september 2023 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Hoeveel mensen zijn vorig jaar overgestapt van bank?
Antwoord op vraag 1
Het Ministerie van Financiën heeft geen exacte cijfers van hoeveel mensen er vorig jaar zijn overgestapt van bank. Uit cijfers van de Betaalvereniging Nederland blijkt dat er in 2022 45.000 consumenten en ondernemers gebruik hebben gemaakt van de Overstapstapservice1. De Overstapservice helpt consumenten en ondernemers als zij hun betaalrekening willen omzetten naar een nieuwe of bestaande betaalrekening bij een andere bank.
Vraag 2
Hoeveel CO2-uitstoot hadden de (bezittingen van de) grootste Nederlandse banken? Hoeveel is dat per betaalrekening? Hoeveel CO2 stootten de kleinere en groenere banken uit per betaalrekening?
Antwoord op vraag 2
Meer informatie over de CO2-uitstoot per bank en het aantal betaalrekeningen per bank is opgenomen in de jaarverslagen en duurzaamheidsrapportages van de Nederlandse banken. Met het klimaatcommitment hebben financiële instellingen toegezegd om de CO2-voetafdruk van de relevante onderdelen van hun portefeuille inzichtelijk te maken. Uit de voortgangsrapportage van het klimaatcommitment van 20 december 2022 blijkt dat 47 van de 52 ondertekenaars rapporteren over het CO2-gehalte van hun financieringen en beleggingen, van hen rapporteert 62% meer dan 90% van hun relevante activa.2 Het kabinet vindt het belangrijk dat alle ondertekenaars van het commitment zo volledig mogelijk rapporteren. Het kabinet vindt het ook belangrijk om meer inzicht te hebben in de totale uitstoot van de Nederlandse financiële sector. In het kader van de discussies over de nadere invulling van het klimaatcommitment onderzoekt het kabinet daarom in hoeverre dit mogelijk is. Een overkoepeld overzicht is methodologisch namelijk uitdagend. Zo gebruiken financiële instellingen verschillende methoden om hun CO2-voetafdruk te meten en zijn deze methoden niet altijd vergelijkbaar. Het kabinet verwacht dat de Europese ontwikkelingen op het gebied van rapportagestandaarden hier wel verbetering in kunnen brengen. In EU-verband wordt namelijk gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsinformatie. De richtlijn duurzaamheidsrapportering (CSRD) verplicht alle grote ondernemingen en alle beursondernemingen om op gestandaardiseerde wijze te rapporteren over duurzaamheidsinformatie.
Vraag 3
Hoeveel geld hebben ondertekenaars van het klimaatcommitment uitgegeven om hun uitstoot te verlagen? Hoeveel resultaat heeft dat gehad? Kan dit worden uitgesplitst per sector?
Antwoord op vraag 3
Financiële instellingen kunnen verschillende acties ondernemen om hun CO2-voetafdruk te verlagen. De voortgangsrapportage van het klimaatcommitment van 27 februari jl. geeft hier een overzicht van.3 Uit de rapportage blijkt dat veel instellingen inzetten op actief betrokkenheidsbeleid, het gebruik van hun stemrecht of uitsluiting om klanten tot verduurzamen te bewegen. Daarnaast geven het grootste deel van de instellingen aan ook meer financiering te bieden aan de energietransitie en te desinvesteren in vervuilende sectoren. Deze acties laten zich niet goed vatten in een hoeveelheid geld die is uitgegeven, omdat bijvoorbeeld voor het voeren van gesprekken (betrokkenheidsbeleid) of bij uitsluiting van klanten geen investering nodig is. De voortgangsrapportage splitst de acties die financiële instellingen nemen daarnaast ook niet uit voor de verschillende sectoren in de reële economie waarvoor deze acties gelden. Bepaalde financiële instellingen geven in hun actieplannen hier wel meer inzicht in.4
Financiële instellingen rapporteren vaak in hun jaarverslagen over het resultaat dat zij behaald hebben op het gebied van hun duurzaamheidsdoelstellingen. Het kabinet heeft hier geen overkoepelend overzicht van. Zoals geschetst in de beantwoording van vraag 2, vindt het kabinet het wel belangrijk dat beter inzichtelijk wordt welke resultaten de sector in haar geheel heeft bereikt in het reduceren van CO2.
Vraag 4
Hoeveel betaalrekeningen zijn er geweigerd door banken op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft)? Hoeveel mensen zijn tegen deze uitsluiting in beroep gegaan?
Antwoord op vraag 4
Uit een uitvraag van De Nederlandsche Bank (DNB) bij de vier grootste (retail)banken bleek dat deze banken in 2021 van 7.700 klanten afscheid hebben genomen vanwege risico’s op witwassen of terrorismefinanciering.5 DNB merkte hierbij op dat hoewel 7.700 absoluut gezien en in het licht van de repercussies voor de betrokken klanten een substantieel aantal vormt, het tegelijkertijd 0,02% betreft van het aantal particuliere en 0,17% van het aantal zakelijke klanten van deze banken. Het aantal potentiële klanten dat is geweigerd vanwege risico’s op witwassen of terrorismefinanciering kon DNB niet volledig vaststellen op basis van de uitvraag; een ruwe schatting van DNB komt uit op ongeveer 7.000.6 Het is het kabinet niet bekend hoeveel van deze klanten een klacht hebben ingediend bij de bank of naar de rechter zijn gestapt.
Vraag 5
Hoeveel onderzoeken naar categorale uitsluiting door financiële instellingen zijn er gedaan en hoe vaak heeft dat tot een boete geleid? Hoe verhoudt zich dat tot boetes voor gebrekkig anti-witwasbeleid?
Antwoord op vraag 5
DNB heeft naar aanleiding van de uitvraag die is toegelicht in het antwoord op vraag 4 geconcludeerd dat er geen sprake lijkt te zijn van categorale uitsluiting door de vier grootste (retail)banken. De klanten van wie de banken afscheid hebben genomen vanwege risico’s op witwassen of terrorismefinanciering behoorden tot een groot aantal verschillende economische sectoren.7