Ontvangen 10 oktober 2023
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «tot en met derde lid» vervangen door «en tweede lid».
B
In artikel 45, eerste lid, wordt «tot en met derde lid» vervangen door «en tweede lid».
II
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B komt te luiden:
B
Artikel 44 vervalt.
2. Onderdeel C vervalt.
Op dit moment is er een vrijstelling op de kolenbelasting voor het gebruik van kolen bij de elektriciteitsopwekking.
Zoals duidelijk wordt in de nota over de toestand van ’s rijks financiën is het juridisch mogelijk om nationaal de heffing aan te passen. Op dit moment zijn er geen plannen vanuit de overheid om deze vrijstelling op te heffen. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn en kan op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden. Dit amendement regelt deze afschaffing.
Deze heffing is een fossiele subsidie (belastingvrijstelling) gerelateerd aan het directe gebruik van fossiele energie. Op dit moment is er een vrijstelling voor het stoken van steenkool en aardgas bij het produceren van elektriciteit. Dat kan steenkool op sommige momenten financieel aantrekkelijker maken dan gas. Dit is een financiële prikkel die tegen moet worden gegaan. Gas gebruiken bij het opwekken van elektriciteit is minder schadelijk voor het klimaat en de gezondheid dan kolen, hoewel de indiener van mening is dat elke vorm van opwekking via fossiele brandstoffen zo snel mogelijk moet worden afgebouwd.
Koekkoek