Ontvangen 24 oktober 2023
De ondergetekenden stellen het volgende subamendement voor:
Het amendement van het lid Grinwis c.s. (stuk nr. 12) wordt als volgt gewijzigd:
I
In het met onderdeel I, onder 4, voorgestelde onderdeel B wordt «€ 147» vervangen door «€ 134».
II
In het met onderdeel II, onder 4, voorgestelde onderdeel B wordt «€ 352» vervangen door «€ 169».
III
In het met onderdeel III, onder 4, voorgestelde onderdeel B wordt «€ 352» vervangen door «€ 212».
IV
Onderdeel IV wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel VIA wordt «€ 352» vervangen door «€ 266».
2. In artikel VIB wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
3. In artikel VIC wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
3. In artikel VID wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
4. In artikel VIE wordt «€ 352» vervangen door «€ 320».
5. Na artikel VIE worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2035 het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag verlaagd met € 378.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2036 het in artikel 8.14a, tweede lid, als tweede vermelde bedrag verlaagd met € 378.
6. In artikel VIF, aanhef, wordt «2035» vervangen door «2037».
V
Het met onderdeel VI voorgestelde artikel XXXV wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «2034» vervangen door «2036».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
l. bij het begin van het kalenderjaar 2035: het in artikel VIEa vermelde bedrag.
m. bij het begin van het kalenderjaar 2036: het in artikel VIEb vermelde bedrag.
VI
Onderdeel VII, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «zeven» vervangen door «negen».
2. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
bh. artikel VIEa eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel XXXV, onderdeel l, bij het begin van het kalenderjaar 2035 zijn toegepast;
bi. artikel VIEb eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel XXXV, onderdeel m, bij het begin van het kalenderjaar 2036 zijn toegepast;
Bij de voorjaarsnota 2023 is besloten om de invoering van het nieuwe financieringsstelsel in de kinderopvang uit te stellen van 2025 naar 2027. De stapsgewijze afbouw van de IACK die in het Belastingplan 2023 was opgenomen, is echter niet mee opgeschoven. Als gevolg hiervan valt een groep werkende ouders tussen wal en schip: zij hebben in de jaren 2025 en 2026 géén recht op IACK en kunnen evenmin profiteren van bijna gratis kinderopvang.
Bij het uitstellen van de bijna gratis kinderopvang werd € 1,6 miljard als compensatie voor de jaren 2025 en 2026 (als gevolg van de loon-prijsbijstelling inmiddels € 1,7 miljard) gereserveerd. Dit bedrag is echter onvoldoende om het nadeel van het wegvallen van de IACK, circa € 3.000 netto, volledig weg te nemen.
Middels het amendement van Grinwis c.s. op stuk nr. 12 wordt een gedeeltelijke oplossing voor de werkende ouders die buiten de boot vallen geboden, door de afschaffing van de IACK met twee jaar uit te stellen. De gereserveerde compensatie wordt hierbij echter volledig buiten beschouwing gelaten en het uitstel wordt gedekt door de IACK voor alle ouders in 9 jaar af te bouwen. Dit leidt vooral in de laatste 8 stappen tot een afbouw in forse stappen van € 352 in huidige prijzen en ca. € 378 per jaar in prijzen van 2027. Dit leidt in het netto inkomen van een grote groep ouders tot een fors nadeel ten opzichte van de oorspronkelijke afbouw van de IACK.
Het voorgestelde amendement Grinwis c.s. biedt enerzijds een oplossing voor de jaren 2025 en 2026, maar legt met de voorgestelde forse afbouwstappen de rekening daarvoor bij werkende ouders. Met dit subamendement wordt de door voorgenoemd amendement voorgestelde overbrugging tot 2027 in stand gelaten en wordt het afbouwpad daarna door inzet van de bij voorjaarsnota gereserveerde compensatiemiddelen verzacht. De indieners zien dit amendement daarbij als tijdelijke noodoplossing om ouders de komende jaren zekerheid te geven en meent dat in een volgende formatie voor de afbouw vanaf 2027 een beter pad gewenst is met het oog op de netto inkomenspositie van werkende ouders.
De indieners menen dat het verstandig is de compensatie van € 1,6 miljard in te zetten om het afbouwpad in de IACK te verzachten, in plaats van de voorgenomen inzet in de vergoeding voor kinderopvang. Indieners vrezen namelijk dat in de huidige krapte aan opvangplekken, de verhoogde vergoeding de prijzen die ouders betalen opstuwt waardoor het voordeel voor werkende ouders sterk afneemt. Met dit subamendement stellen de indieners deze wijziging dan ook voor.
Het afbouwpad in de IACK wordt met dit subamendement als volgt (prijzen 2023):
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
2034 |
2035 |
2036 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
134 |
169 |
212 |
266 |
320 |
320 |
320 |
320 |
320 |
320 |
Dit leidt tot de volgende budgettaire derving:
2025 |
– 66 |
2026 |
– 181 |
2027 |
– 239 |
2028 |
– 278 |
2029 |
– 281 |
2030 |
– 253 |
2031 |
– 195 |
2032 |
– 147 |
2033 |
– 80 |
2034 |
– 3 |
2035 |
62 |
2036 |
117 |
Totaal |
– 1.542 |
De voorgestelde aanpassingen leiden tot een budgettaire derving van € 1,542 miljoen. De dekking voor dit bedrag wordt gevonden door het hiervoor benodigde deel van de middelen die voor 2025 (€ 400 miljoen) en 2026 (€ 1,2 miljard) op artikel 7 van de SZW-begroting gereserveerd staan voor de «ingroei» naar het nieuwe stelsel hiervoor aan te wenden.
Erkens Alkaya