Ontvangen 19 oktober 2023
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na het opschrift een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
Artikel 2.6 vervalt.
II
Na artikel II, aanhef, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
OA
Aan afdeling 2.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Voor bepaalde groepen werknemers die van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen als bedoeld in artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, kunnen bij algemene maatregel van bestuur, onder daarbij te stellen voorwaarden, regels worden gesteld volgens welke zij kunnen kiezen voor gehele of gedeeltelijke toepassing van de regels van deze wet voor buitenlandse belastingplichtigen.
III
Aan artikel VII, onderdeel G, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het eerste subonderdeel wordt een subonderdeel ingevoegd, luidende:
1a. In het tweede lid vervalt onderdeel e, onder verlettering van de onderdelen f tot en met k tot e tot en met j.
2. Er worden vier subonderdelen toegevoegd, luidende:
3. In het zevende lid wordt «en k» vervangen door «en j».
4. Het achtste, negende, zeventiende en achttiende lid vervallen, onder vernummering van het tiende tot en met zestiende lid tot achtste tot en met veertiende lid.
5. In het achtste en negende lid (nieuw) wordt «onderdeel g» vervangen door «onderdeel f».
6. In het tiende en elfde lid (nieuw) wordt «onderdeel k» telkens vervangen door «onderdeel j».
IV
Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt een opschrift en een onderdeelsaanduiding ingevoegd, luidende:
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd.
A
2. In onderdeel A (nieuw) vervalt «de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2025 in» en wordt «verhoogd» vervangen door «worden verhoogd».
3. Na onderdeel A (nieuw) wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid, onderdeel d, wordt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met j tot f tot en met k, een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten);.
2. In het zevende lid wordt «en j» vervangen door «en k».
3. Na het zevende lid worden, onder vernummering van het achtste tot en met veertiende lid tot het tiende tot en met zestiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
8. Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen, geldt, onder daarbij te stellen voorwaarden, dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst gedurende ten hoogste vijf jaar ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden.
9. Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige buiten Nederland worden uitgezonden, geldt, onder daarbij te stellen voorwaarden, dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden.
4. In het tiende en elfde lid (nieuw) wordt «onderdeel f» vervangen door «onderdeel g».
5. In het twaalfde en dertiende lid (nieuw) wordt «onderdeel j» vervangen door «onderdeel k».
6. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
17. Indien extraterritoriale kosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, worden vergoed aan een werknemer die voldoet aan de voorwaarden van het achtste lid, onderscheidenlijk negende lid, dient de inhoudingsplichtige ter zake van het eerste loontijdvak van ieder kalenderjaar waarin die werknemer aan die voorwaarden voldoet en die kosten door hem aan die werknemer worden vergoed een keuze te maken voor het al dan niet toepassen van het achtste lid, onderscheidenlijk negende lid. De keuze, bedoeld in de eerste zin, geldt voor het gehele kalenderjaar zolang de werknemer, bedoeld in de eerste zin, aan de voorwaarden, bedoeld in die zin, blijft voldoen.
18. Indien binnen de eerste vier maanden van aanvang van de tewerkstelling als werknemer met extraterritoriale kosten een verzoek tot toepassing of voortgezette toepassing van de bewijsregel, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur gebaseerd op het achtste lid, wordt gedaan, dient de keuze, bedoeld in het zeventiende lid, in afwijking in zoverre van dat lid, eerste zin, voor het eerst te worden gemaakt ter zake van het eerstvolgende loontijdvak na afloop van die eerste vier maanden en geldt in dat geval vanaf dat loontijdvak voor de resterende periode van het kalenderjaar waarin de termijn van die eerste vier maanden afloopt zolang de werknemer, bedoeld in het zeventiende lid, eerste zin, aan de voorwaarden, bedoeld in die zin, blijft voldoen.
Dit amendement dient als dekking voor een amendement bij wetsvoorstel 36431 dat ervoor zorgt dat de afbouw van de inkomensondersteuning van AOW’ers (IOAOW) voor 2024 wordt teruggedraaid. Hiermee wordt de IOAOW weer verhoogd van € 5 naar € 25 in 2024. Als dekking wordt met dit amendement de 30%-regeling, ETK en keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht voor 2024 afgeschaft.
Tony van Dijck