Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2023
Jaarlijks wordt uw Kamer geïnformeerd over de hoogte van de tabelcorrectiefactor (TCF), de bedragen en percentages in de arbeidskorting, het percentage voor het eigenwoningforfait (EWF-percentage) en de forfaitaire rendementspercentages in box 3 inclusief de berekening, nadat de benodigde gegevens voor de vaststelling van de bedragen en percentages door de verschillende instanties bekend zijn gemaakt. Met deze brief informeer ik u graag over deze bedragen en percentages voor het kalenderjaar 2024.
De tabelcorrectiefactor
Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2024 is aangegeven (Kamerstuk 36 418, nr. 3), bedraagt de TCF voor de indexatie per 1 januari 2024 1,099. Dit komt overeen met een inflatiecorrectie van 9,9%. Zoals in het Belastingplan 2024 is opgenomen, worden naar aanleiding van de motie van het lidStoffer c.s.1 en het aangenomen amendement van de leden Inge van Dijk en Erkens de bedragen in de inkomstenbelasting en de voor de toeslagen geldende vermogenstoets niet geïndexeerd met de TCF, maar met een lagere factor van 1,094941. Dit komt overeen met een inflatiecorrectie van 9,4941%.
De arbeidskorting
De hoogte van de bedragen en percentages in de arbeidskorting voor 2024 wordt naast door de hiervoor genoemde indexatiefactor van 1,094941, mede bepaald aan de hand van de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon (WML) per 1 januari van het lopende jaar ten opzichte van het WML per 1 januari van het daaropvolgende jaar. Het WML bedroeg per 1 januari 2023 € 1.934,40 per maand. Het WML bedraagt per 1 januari 2024 € 2.069,40 per maand. Voor de arbeidskorting in 2024 gelden na indexatie en beleidsmatige wijzigingen de volgende bedragen en percentages.
• Tot en met een arbeidsinkomen van € 11.490 per jaar geldt een arbeidskorting van 8,425% van het arbeidsinkomen, met een maximum van € 968.
• Bij een arbeidsinkomen van meer dan € 11.490 tot en met € 24.820 per jaar geldt een arbeidskorting van € 968 vermeerderd met 31,433% van het arbeidsinkomen boven die € 11.490, met een maximum van in totaal € 5.158.2
• Bij een arbeidsinkomen van meer dan € 24.820 tot en met € 39.957 per jaar geldt een arbeidskorting van € 5.158 vermeerderd met 2,471% van het arbeidsinkomen boven die € 24.820, met een maximum van in totaal € 5.532.
• Bij een arbeidsinkomen van meer dan € 39.957 per jaar wordt de berekende arbeidskorting van € 5.532 verminderd met 6,510% van het arbeidsinkomen boven die € 39.957. De arbeidskorting is volledig afgebouwd bij een arbeidsinkomen vanaf € 124.934.
Het eigenwoningforfait
De wettelijke indexering van het EWF-percentage vindt plaats aan de hand van de ontwikkeling van het indexcijfer van de woninghuren en de ontwikkeling van de woningwaarden. Voor de indexatie per 1 januari 2024 zijn de woninghuren gestegen met 1,99% en zijn de woningwaarden gestegen met 2,8%. Het op basis hiervan geïndexeerde EWF-percentage wordt naar beneden afgerond op een veelvoud van 0,05%-punt. Voor 2024 komt het EWF-percentage uit op 0,35%, hetgeen gelijk is aan het EWF-percentage in 2023.
Forfaitaire rendementen box 3
Met ingang van 1 januari 2023 bestaan er binnen box 3 drie categorieën vermogensbestanddelen met elk een eigen forfaitair rendementspercentage. De drie categorieën betreffen banktegoeden, schulden en overige bezittingen, waarvoor de forfaits op verschillende manieren worden bepaald. Dat licht ik hierna toe.
Forfaits voor banktegoeden en schulden
De wettelijke indexering van de forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en schulden schrijft voor dat deze na afloop van het kalenderjaar met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat kalenderjaar definitief worden vastgesteld met behulp van de gemiddelde maandcijfers van dat kalenderjaar. Hiermee wordt zo goed mogelijk aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement op deze categorieën in dat kalenderjaar.
De definitieve forfaits voor banktegoeden en schulden voor het jaar 2023 zullen in het eerste kwartaal van 2024 door middel van een ministeriële regeling worden vastgesteld. Zoals ik u vorig jaar heb toegezegd worden deze forfaitaire rendementspercentages en de achterliggende berekening ieder jaar zo snel als mogelijk nadat deze vaststaan, maar uiterlijk vóór het voorjaarsreces van het opvolgende kalenderjaar, aan uw Kamer gezonden en op de website van de Belastingdienst geplaatst.
Met betrekking tot het opleggen van voorlopige aanslagen over een kalenderjaar wordt met het Belastingplan 2024 een nieuwe bepaling in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) voorgesteld, waarmee voorlopige forfaitaire rendementspercentages voor banktegoeden en schulden worden geïntroduceerd. Jaarlijks worden deze percentages in een ministeriële regeling vastgesteld. Daarbij wordt conform het nieuw voorgestelde artikel 9.5a Wet IB 2001 het te hanteren percentage voor banktegoeden vastgesteld op het rentepercentage van de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Voor het kalenderjaar 2024 bedraagt dit percentage 1,03%. Het te hanteren percentage voor schulden wordt vastgesteld op het rentepercentage van de maand juli van het voorafgaande kalenderjaar over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Voor het kalenderjaar 2024 bedraagt dit percentage 2,47%. Ook deze forfaitaire rendementspercentages worden op de website van de Belastingdienst geplaatst.
Forfait voor overige bezittingen
Vóór aanvang van het kalenderjaar is het alleen mogelijk om het definitieve forfaitaire rendementspercentage voor de categorie overige bezittingen toe te lichten. Voor 2024 wordt dit percentage vastgesteld op 6,04%. De uitgebreide berekening kunt u vinden in de bijgevoegde bijlage die ook zal worden geplaatst op de website van de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij