Ontvangen 25 oktober 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
II
Artikel XXIII, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onder 1, onderdeel a, wordt «€ 0,53049» vervangen door «€ 0,49556».
2. In onder 2, onderdeel a, wordt «€ 0,09900» vervangen door «€ 0,08646».
3. Onder 3 komt te luiden:
3. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, bedraagt het tarief voor aardgas voor het verbruik dat hoger is dan 170 000 kubieke meter het tarief, genoemd in dat onderdeel, tweede aandachtsstreepje, per kubieke meter indien het aardgas wordt geleverd aan een verbruiker die dat aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler.
III
Na artikel XXIII, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 63, eerste lid, wordt «€ 498,38» vervangen door «€ 525,70».
IV
Artikel XXIII, onderdeel F, komt te luiden:
F
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op verzoek van de verbruiker die aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler wordt teruggaaf van de belasting verleend voor aardgas dat is belast naar het tarief, bedoeld in artikel 59, derde lid, voor het verbruik hoger dan 170 000 kubieke meter van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken voor zover het verbruik van warmte in die onroerende zaak hoger is dan 5 372 000 megajoule per verbruiksperiode van twaalf maanden.
2. In het tweede lid, eerste zin, wordt «De teruggaaf» vervangen door «De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid,» en wordt «de gebruiker van de onroerende zaak» vervangen door «de verbruiker, bedoeld in dat lid». Voorts wordt in de tweede zin «die gebruiker» vervangen door «de desbetreffende onroerende zaak» en wordt na «correspondeert met de» ingevoegd «in deze onroerende zaak».
3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Op verzoek van de verbruiker die aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler wordt teruggaaf van de belasting verleend, zulks voor het verbruik tot 1 000 kubieke meter per kalenderjaar per onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken per kalenderjaar. De teruggaaf wordt na afloop van een kalenderjaar verleend.
4. De teruggaaf, bedoeld in het derde lid, wordt verleend aan de verbruiker, bedoeld in dat lid. De teruggaaf wordt als volgt berekend. Het verschil tussen het tarief, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, en het tarief, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtstreepje, wordt vermenigvuldigd met 1 000. Vervolgens wordt dat bedrag vermeerderd met de op basis van het percentage, genoemd in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, over dat bedrag berekende omzetbelasting. Tot slot wordt het bedrag dat daaruit volgt vermenigvuldigd met het aantal onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken binnen de installatie voor blokverwarming, nadat het aantal onroerende zaken eerst is verminderd met één.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de teruggaaf» vervangen door «de teruggaven» en wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en derde lid». Voorts wordt «wordt verleend» vervangen door «worden verleend».
V
Artikel XXIV komt te luiden:
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, wordt het tarief verlaagd met € 0,02684.
2. In onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, wordt het tarief verlaagd met € 0,00753.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 18,65.
VI
Artikel XLII, tweede lid, vervalt.
Btw-tarief
Dit amendement regelt het per 1 juli 2024 laten vervallen van het verlaagde tarief in de omzetbelasting ten aanzien van het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor korte periode verblijf houden (post b.11). Vanaf genoemde datum worden deze diensten dan belast tegen het algemene tarief van 21%.
In 2024 is de budgettaire opbrengst € 700 miljoen en vanaf 2025 € 1.189 miljoen.
Energiebelasting
De vrijgevallen middelen worden per 1 januari 2024 voor één derde ingezet om het tarief van de eerste schijf energiebelasting op aardgas te verlagen, voor één derde ingezet om het tarief van de eerste schijf energiebelasting op elektriciteit te verlagen en voor één derde om de belastingvermindering te verhogen. Met deze lastenverlichting van € 700 miljoen in 2024 worden de tarieven van de eerste schijf gas met 3,4 cent per m3 verlaagd en de eerste schijf elektriciteit met 1,3 cent per kWh verlaagd ten opzichte van de tarieven zoals die volgens het basispad zouden gelden in 2024. Dit betreffen mutaties vóór indexatie. Na indexatie van de tarieven worden de tarieven in 2024 € 0,544618 per m3 en € 0,09502 per kWh. Circa 90% van de lastenverlichting komt terecht bij huishoudens. Daarnaast wordt de belastingvermindering verhoogd met € 27,32.
De aanvullende budgettaire opbrengst van € 489 miljoen in 2025 wordt gebruikt om in 2025 het tarief van de eerste schijf gas verder te verlagen met 2,68 cent per m3 en de eerste schijf elektriciteit verder te verlagen met 0,75 cent per kWh. Dit betreffen mutaties vóór indexatie in 2025 van de tarieven. De belastingvermindering wordt in 2025 verder verhoogd met € 18,65. Het tarief in 2025 is ná indexatie in 2024 en vóór indexatie in 2025 respectievelijk € 0,53541 per m3 en € 0,07847 per kWh.
Onderdeelsgewijs
Energiebelasting
Per 1 januari 2024 worden ingevolge artikel XXVIII, onderdeel A, onder 1, van het Belastingplan 2023 de huidige eerste schijf in de energiebelasting op aardgas en de huidige eerste schijf op elektriciteit opgeknipt in twee schijven. Hierbij zijn de tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijven gelijk gehouden. Dit amendement regelt dat de tarieven van de nieuwe eerste schijven op elektriciteit en aardgas worden verlaagd per 1 januari 2024. Daartoe worden in artikel XXIII, onderdeel B, onder 1, onderdeel a, en onder 2, onderdeel a, van het wetsvoorstel de tarieven die ingevolge dit amendement op grond van artikel 59, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) gelden met ingang van 1 januari 2024 verlaagd van € 0,53049 naar € 0,49556 voor aardgas en verlaagd van € 0,09900 naar € 0,08646 voor elektriciteit ten opzichte van het basispad. Daarnaast wordt de belastingvermindering, bedoeld in artikel 63 Wbm, met ingang van dezelfde datum verhoogd met € 27,32.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2024 is uiteengezet dat een aantal wijzigingen in de Wbm noodzakelijk is zodra het tarief in de nieuwe eerste schijf lager wordt dan het tarief van de nieuwe tweede schijf (paragraaf 5.18). In het wetsvoorstel zijn de noodzakelijke wetswijzigingen opgenomen in artikel XXIV van het wetsvoorstel. Daarbij is geregeld dat deze op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden (artikel XLII, tweede lid, van het wetsvoorstel). In de memorie van toelichting is opgenomen dat dit tijdstip zal samenvallen met het tijdstip waarop de tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijf van elkaar komen te verschillen. Indien onderhavig amendement wordt aangenomen, is het tarief van de nieuwe eerste schijf met ingang van 1 januari 2024 lager dan het tarief van de nieuwe tweede schijf. Daarom worden de wijzigingen die waren voorzien om bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking te treden, verplaatst naar artikel XXIII van het wetsvoorstel waarin de wijzigingen in de Wbm zijn opgenomen die in werking treden op 1 januari 2024. De betreffende wijzigingen van artikel 59, derde lid, Wbm en artikel 67 Wbm worden opgenomen in artikel XXIII, onderdeel B, onder 3, en onderdeel F, van het wetsvoorstel. De wijzigingen in artikel XXIV van het wetsvoorstel worden vervangen door de tariefsverlagingen per 1 januari 2025 in de eerste schijf gas van € 0,02684 en de eerste schijf elektriciteit van € 0,00753, alsmede een verhoging van de belastingvermindering van € 18,65. Artikel XLII, tweede lid, van het wetsvoorstel waarin de inwerkingtreding van genoemd artikel XXIV op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip is geregeld, komt te vervallen.
Omtzigt Grinwis Alkaya Stoffer