Kamerstuk 36410-XVII-12

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024

Gepubliceerd: 25 januari 2024
Indiener(s): Joris Thijssen (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36410-XVII-12.html
ID: 36410-XVII-12

Nr. 12 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 januari 2024

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 13 december 2023 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 23 januari 2024 zijn ze door de Minister van voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Thijssen

Adjunct-griffier van de commissie, Prenger

1

Kunt u (bij benadering) aangeven welk percentage van de Nederlandse wapenexport via algemene exportvergunning en dus niet per individuele of globale vergunning plaatsvindt?

Om een globaal beeld te geven van de verhouding tussen individuele, globale en algemene vergunningen worden de betreffende cijfers over 2022 met elkaar vergeleken.

In 2022 is voor 722 miljoen uitgevoerd onder de algemene vergunningen NL003 t/m NL009 die allen betrekking hebben op de overdracht, doorvoer en/of uitvoer van militaire goederen.

Samen met de waarde van de afgegeven individuele en globale vergunningen (EUR 1,36 miljard) is daarmee in 2022 voor een bedrag van EUR 2,08 miljard aan vergunningen afgegeven/geëxporteerd. Het onder de algemene vergunningen gerealiseerde deel bedroeg daarmee ongeveer 35% van de in totaal afgegeven/geëxporteerde waarde.

Overigens zijn deze bedragen niet een-op-een met elkaar te vergelijken. Het bedrag dat wordt genoemd ten aanzien van de algemene vergunningen betreft de waarde van de export die dat jaar heeft plaatsgevonden onder de algemene vergunningen. Het bedrag dat wordt genoemd ten aanzien van de individuele en globale vergunningen betreft de totale waarde van de afgegeven vergunning, de daadwerkelijke export onder die vergunningen moet dan nog plaatsvinden. Dit verschil komt voort uit de wijze van rapportage over de algemene en de individuele en globale vergunning.

2

Hoe wilt u dergelijke export per algemene vergunning verder stimuleren of uitbreiden?

Het kabinet wil de uitvoer van militaire goederen via algemene vergunningen op twee manieren stimuleren. Allereerst brengt het kabinet de mogelijkheden die de bestaande algemene vergunningen bieden onder de aandacht van bedrijven binnen de Nederlandse defensiesector. Daarnaast wordt naar mogelijkheden gezocht om middels nieuwe algemene vergunningen de internationale defensiesamenwerking te faciliteren, bijvoorbeeld in het kader van het Europees Defensiefonds.

3

Kunt u aangeven op welke manier Nederland overgaat tot het (tijdelijk) uitzonderen van bepaalde bestemmingen onder algemene vergunningen?

Algemene uitvoer-, doorvoer- of overdrachtsvergunningen zijn ministeriële regelingen die kunnen worden voorzien van een lijst met landen van eindbestemming waarnaar uitdrukkelijk wel of uitdrukkelijk niet geleverd mag worden onder die algemene vergunning. Ook kan de mogelijkheid tot aanpassing van de werking van de algemene vergunning in de vergunning zelf staan beschreven. Tot slot geldt in algemene zin dat een ministeriële regeling kan worden aangepast, in dit geval bijvoorbeeld indien dit naar het oordeel van de bevoegde Minister noodzakelijk is omwille van buitenlandpolitieke of veiligheidsoverwegingen.

4

Kunt u een volledig overzicht geven van de wapenexport naar Israël de afgelopen tien jaar?

Een volledig overzicht van de uitvoer van militaire goederen (en dual-use goederen) is te vinden op de website van de Rijksoverheid.1 De rapportages worden periodiek bijgewerkt en bevatten gegevens over de afgegeven vergunningen sinds 2004. In de rapportages staat onder andere wat het land van eindbestemming is, dus ook wanneer het Israël betreft.

5

Wanneer of onder welke voorwaarden zijn de bestuurlijk gebonden financiële middelen in de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) juridisch verplicht?

Conform de aanwijzingen in de Rijksbegrotingsvoorschriften2 is per begrotingsartikel aangegeven welk percentage van de programma-uitgaven juridisch is vastgelegd, welk percentage bestuurlijk is gebonden, het percentage dat beleidsmatig is gereserveerd almede het percentage dat nog niet is ingevuld/vrij te besteden. Een bedrag is bestuurlijk gebonden als er sprake is van «bestuursovereenkomsten, convenanten met koepels en/of decentrale overheden, politieke toezeggingen e.d.». Een bedrag is juridisch verplicht als er «in zijn algemeenheid sprake is van juridische afdwingbaarheid op grond van verdrag, wet, Koninklijk besluit, ministeriële regeling, beschikking, verbintenis of een vastgelegde afspraak tussen dienstonderdelen e.d.» Dit zijn dus twee losstaande categorieën zonder overlap.

6

Kunt u per artikel een overzicht geven welk deel van de bestuurlijk gebonden middelen juridisch verplicht is?

Zie antwoord vraag 5. Bestuurlijk gebonden middelen zijn per definitie (nog) niet juridisch verplicht. Bij de beantwoording van de feitelijke vragen over de Tweede Suppletoire Begroting BHOS 2023 is een geactualiseerd overzicht van de juridische verplichtingen per artikel meegestuurd. Deze staat in bijlage 2.

7

In de begrotingsstaat BHOS 2023 stond een China strategie benoemd. Kunt u aangeven wat de status hiervan is?

In samenspraak met RVO (Rijksdienst voor ondernemend Nederland) is

een pakket aan acties en maatregelen uitgewerkt waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsnotie «Nederland-China: een nieuwe balans». Met de brief «Ontwikkelingen Chinabeleid: een verschuiving van de balans» d.d. 13 januari 2023 is de Kamer geïnformeerd over de implementatie van deze beleidsnotitie. Specifiek is een Informatie en Contactpunt (ICP) bij RVO opgezet voor decentrale overheden en een Online Awareness Tool ontwikkeld die ondernemers helpt te toetsen of hun bedrijf klaar is voor zakendoen in/met China. Ook is de International Business Academy opgezet bij RVO waar bedrijven online modules kunnen volgen over onderwerpen als Intellectueel Eigendomsrecht en IMVO, gerelateerd aan China.

8

Kunt u naar aanleiding van de forse begrotingswijziging in de najaarsnota BHOS 2023 aangeven wat de impact van deze wijzigingen is op de verplichtingen, uitgaven en inkomsten per beleidsartikel voor het jaar 2024?

Het grootste deel van de wijziging in de Tweede Suppletoire begroting BHOS 2023 betrof de verdeling van het amendement Grinwis c.s. (Kamerstuk 36 435 XVII, nr. 15). Dit amendement voegt EUR 70 miljoen toe aan de begroting in 2023 en brengt dit bedrag eenmalig in mindering op de buffer (art. 5.4) in 2028. De verhoging van het verplichtingenbudget, bijvoorbeeld voor het vastleggen van meerjarige programma’s voor VN-instellingen en het aangaan van verplichtingen voor Country Based Pooled Funds voor de Democratische Republiek Congo, Zuid-Soedan, Soedan, Somalië en Jemen, past binnen de meerjarige kasbudgetten zoals gecommuniceerd in de Begroting 2024. Dit leidt dus niet tot wijzigingen in de begroting.

9

Zijn er projecten die onafhankelijke journalistiek in ontwikkelingslanden steunen? Welke resultaten zijn op dit vlak bereikt het laatste jaar en wat zijn de doelen voor 2024?

Projecten die bijdragen aan onafhankelijke journalistiek worden voornamelijk vanuit de BZ-begroting gefinancierd, met name het Mensenrechtenfonds (art. 1.2). Het Safety for Voices-programma, dat loopt van 2023–2027, biedt fysieke, digitale, juridische, financiële en psychosociale ondersteuning aan journalisten en mediawerkers wereldwijd. Posten steunen met het decentrale Mensenrechtenfonds een variatie aan projecten voor journalisten en onafhankelijke media, zoals trainingen aan de justitiële sector hoe om te gaan met zaken tegen journalisten, het monitoren van (online) dreigingen tegen journalisten, en financiële ondersteuning van onafhankelijke en vrije media in landen waar deze onder druk staan. Ook in 2024 wordt Mensenrechtenfonds op deze manier ingezet om persvrijheid wereldwijd te ondersteunen.

10

Wat is het budget begroot voor SDG16? Hoe komt het budget specifiek ten goede van SDG16? Welk deel is gereserveerd voor de toegang tot betrouwbare informatie (SDG16.10.2)?

NL draagt voornamelijk bij aan SDG16 (vredige, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen) via programma’s op het gebied van Veiligheid en Rechtsorde (artikel 4.3). Het budget hiervoor bedraagt in 2024 ruim EUR 200 miljoen. Door financiering (bijdragen en subsidies) van programma’s in een aantal focuslanden worden resultaten behaald op het gebied van toegang tot recht, vredesopbouw, inclusief bestuur en veiligheid voor mensen. Meer dan 60% van de middelen worden door de posten in deze landen uitgegeven. Toegang tot betrouwbare informatie (SDG16.10.2) maakt onderdeel uit van de programma’s, maar er is geen specifiek deel voor gereserveerd.

Ook vanuit de BZ-begroting wordt bijgedragen aan SDG16 waaronder bijvoorbeeld via het Stabiliteitsfonds (artikel 2.4) en het Mensenrechtenfonds (art 1.2). Vrijheid van meningsuiting, online en offline, is een van de prioriteiten binnen het nieuwe mensenrechten-, democratie- en internationale rechtsordebeleid. Het Mensenrechtenfonds biedt ondersteuning aan journalisten en mediawerkers en media- en internetvrijheid. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor toegang tot betrouwbare informatie.

11

Hoe vaak, en aan welke bedrijven, hebben ambassades of het ministerie het afgelopen jaar advies gegeven rondom de risico's van opereren in conflictgebieden? Is hierbij ook gewaarschuwd voor de risico's van overeenstemming met de Russische wet die stelt dat ook buitenlandse bedrijven verplicht zijn mee te werken met de mobilisatie van hun werknemers?

Nederland verleent via ambassades en samen met uitvoerders (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Invest international, Atradius Dutch State Business) wereldwijd ondersteuning aan Nederlandse ondernemers. Het zwaartepunt ligt daarbij op voor het Nederlandse bedrijfsleven meest interessante ontwikkelde en opkomende markten en niet op conflictgebieden. Er vindt geen registratie plaats van advisering aan bedrijven in conflictgebieden.

Ten aanzien van Rusland geldt dat Nederland vanwege de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne de handels- en investeringsbevordering zoals bekend heeft beëindigd en dat de handelsbevorderende regelingen op Rusland zijn gesloten. Mits bedrijven voldoen aan de actuele EU-sanctieregelgeving, kunnen bedrijven in beginsel zaken doen in Rusland. Het is echter geen business as usual. Het kabinet is daarom begripvol als bedrijven ervoor kiezen om vanwege de oorlog in Oekraïne geen zaken te doen met Rusland. De ambassade in Moskou houdt contact met de Nederlandse bedrijven die in Rusland zijn gevestigd. Deze bedrijven zijn meestal al vele jaren in Rusland aanwezig en goed op de hoogte van de situatie aldaar. De ambassade heeft in deze contacten ook de risico’s van de mobilisatie van werknemers besproken.

12

Hoe vaak heeft de Nederlandse ambassade in Rusland bij Nederlandse bedrijven aldaar het punt onder de aandacht gebracht dat bedrijven die in Rusland belasting betalen daarmee het risico lopen bij te dragen aan oorlogsinspanningen?

Dit punt is onderdeel van de bredere discussie over de risico’s van zakendoen in Rusland sinds de oorlog tegen Oekraïne, en als zodanig regelmatig aan de orde tijdens de periodieke bijeenkomsten van de ambassade in Moskou met Nederlandse bedrijven aldaar (die circa drie maal per jaar plaatsvinden). Overigens blijkt daaruit telkenmale dat de Russische autoriteiten een vertrek uit Rusland bemoeilijken door diverse maatregelen, die meestal ook leiden tot inkomsten voor de Russische staatskas (zoals het eisen van een vertrekbelasting of het enkel toestaan van de verkoop van een bedrijf tegen een hoge korting).

13

Hoeveel en welke bedrijven hebben Rusland het afgelopen jaar verlaten omdat deze niet wilden bijdragen aan mobilisatie of oorlog via belasting?

Er is voor bedrijven geen (de)registratieplicht bij de Nederlandse ambassade in Moskou (dit is vrijwillig) en daarom kunnen precieze gegevens niet worden verstrekt. Het beeld blijft dat vanwege de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne veel Nederlandse bedrijven Rusland hebben verlaten of daar nog mee bezig zijn.

14

Uit welke begrotingsstaat wordt de € 15 miljoen gefinancierd, die Nederland via demissionair premier Rutte heeft toegezegd tijdens de Klimaattop aan het klimaatfonds armere landen? Is dit bedrag ook opgenomen in deze begrotingsstaat en is deze uitgave ook gedekt?

De toezegging voor een eenmalige bijdrage aan de opstartkosten van een fonds gericht op adresseren van schade en verlies als gevolg van klimaatverandering ter grootte van EUR 15 miljoen wordt gedekt binnen de begrotingen van de bij de klimaattop betrokken departementen en wordt definitief opgenomen in de Voorjaarsnota en de Eerste suppletoire begrotingen 2024. De bijdrage vanaf de BHOS-begroting wordt gedekt uit artikel 2.

15

Hoe actueel zijn de verhogingen van het budget voor ontwikkelingssamenwerking nog die door het huidige demissionaire kabinet zijn vrijgemaakt te weten € 300 miljoen per jaar voor de periode 2022–2024 en vanaf 2025 € 500 miljoen per jaar? Waar zijn deze intensiveringen in de begrotingsstaat te vinden?

Het huidige demissionaire kabinet heeft EUR 300 miljoen per jaar in 2022–2024 en EUR 500 miljoen per jaar vanaf 2025 extra vrijgemaakt voor ontwikkelingssamenwerking. Conform de budgettaire bijlage bij het Coalitieakkoord is een deel hiervan ingezet om de stijging van de ODA-bijdrage aan de asieltoerekening te compenseren op de begroting van Justitie en Veiligheid. Het resterende bedrag is bedoeld voor de begroting voor BHOS. De verdeling is als volgt:

in EUR miljoen

2022

2023

2024

2025

2026

A. Intensivering CA tbv asieltoerekening ODA (JenV)

154

177

213

220

221

B. Intensivering CA tbv BHOS-begroting

146

123

87

280

279

C. Subtotaal (A+B)

300

300

300

500

500

D. Aanvulling vanaf verdeelartikel 5.4 (BNI-groei)

4

27

63

20

21

E. Totaal intensivering CA tbv BHOS-begroting (B+D)

150

150

150

300

300

Humanitaire Hulp (noodopvang OEK) (art. 4.1)

20

       

Opvang in de Regio (art. 4.2)

50

70

70

120

120

COVAX/Global health (art. 3.1)

50

50

50

50

50

Klimaat (art. 2.3)

30

30

30

130

13

De verhogingen op bovenstaande artikelen maken deel uit van de totale standen in de begroting 2024.

Bij het verwerken van de ombuigingen in 2024–2026 zijn de intensiveringen uit het Coalitieakkoord relatief ontzien. Dit betekent dat bovenstaande bedragen (regel E in de tabel) rekenkundig zijn uitgezonderd van de budgetten voordat deze evenredig zijn gekort.

16

Kunt u een compleet overzicht geven van alle maatschappelijke organisaties die vanuit het ODA-budget in 2023 steun hebben ontvangen met per organisatie het bedrag en het doel waarvoor de steun gegeven wordt? Kunt u aangeven waar de financiële en resultaatsgegevens over de steun aan maatschappelijke organisaties te vinden zijn op de website www.NLontwikkelingssamenwerking.nl?

De volgende tabel toont uitgesplitst per doel alle directe ODA-uitgaven aan maatschappelijke organisaties op de BHOS begroting in 2023 van meer dan EUR 5 miljoen per doel. Indirecte ODA-uitgaven aan maatschappelijke organisaties via b.v. het RVO maken geen deel uit van de BZ administratie en staan daarom niet in deze tabel.

x EUR 1.000

Organisatie

Doel

2023

Agriterra

Private sector en arbeidsmarkt

7.980

AMREF

Mondiale gezondheid en SRGR

9.805

Aqua for All

Water

9.000

AWDF

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

8.633

Care International

Voedselzekerheid

15.298

Cordaid

Voedselzekerheid

5.100

Maatschappelijk middenveld

10.319

Mondiale gezondheid en SRGR

10.801

Humanitaire Hulp

75.493

Dkt-Ethiopia

Mondiale gezondheid en SRGR

7.500

Fair Wear Foundation

Maatschappelijk middenveld

7.684

Hague Institute for the Internationalisation of Law

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

6.998

HIVOS

Duurzaam handels- en investeringssysteem

7.027

Mondiale gezondheid en SRGR

9.266

ICCO

Voedselzekerheid

5.197

ICRC

Humanitaire Hulp

52.414

IMD

Maatschappelijk middenveld

5.050

IPAS

Mondiale gezondheid en SRGR

5.700

IPPF

Mondiale gezondheid en SRGR

5.964

Mama Cash

Maatschappelijk middenveld

7.175

MILIEUDEFENSIE

Maatschappelijk middenveld

10.281

Nederlandse Rode Kruis (NRK)

Klimaat

6.500

Humanitaire Hulp

62.927

Nedworc Foundation

Multilaterale samenwerking

7.982

One Acre Fund

Voedselzekerheid

9.500

Private sector en arbeidsmarkt

14.250

Oxfam Novib

Mondiale gezondheid en SRGR

12.100

Maatschappelijk middenveld

24.559

Pan African Climate Justice Alliance

Maatschappelijk middenveld

13.231

Pathfinder International

Mondiale gezondheid en SRGR

5.722

PSI Mali – Population Services Intern.

Mondiale gezondheid en SRGR

5.771

PUM Programma Uitzending Managers

Private sector en arbeidsmarkt

5.500

Save the Children

Humanitaire Hulp

5.056

SIMAVI

Water

11.519

SNV

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

5.154

Water

6.604

Voedselzekerheid

45.919

Solidaridad

Voedselzekerheid

5.723

Maatschappelijk middenveld

12.053

Private sector en arbeidsmarkt

24.788

Stichting Aids Fonds

Mondiale gezondheid en SRGR

26.862

Stichting Both Ends

Maatschappelijk middenveld

11.195

Stichting Vredesbeweging Pax Nederland

Maatschappelijk middenveld

11.596

Stichting Wilde Ganzen/Ikon

Maatschappelijk middenveld

9.326

Terre des Hommes

Mondiale gezondheid en SRGR

5.212

The Hunger Project Benin

Maatschappelijk middenveld

8.568

VNG International B.V.

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

11.176

Wemos

Mondiale gezondheid en SRGR

11.820

World Resources Institute

Klimaat

10.973

WPF

Maatschappelijk middenveld

5.061

Mondiale gezondheid en SRGR

23.586

WWF

Maatschappelijk middenveld

13.341

ZOA VLUCHTELINGENZORG

Maatschappelijk middenveld

13.473

Voor de financiële gegevens over de steun aan maatschappelijke organisaties kan men terecht bij het activiteitenonderdeel van het OS-portaal. De OS-inzet wordt uitgelicht per land, organisatie en sector. Daarbij wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel budget er besteed wordt per organisatie. Link: https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl/#/activities.

Voor de resultaatsgegevens over de steun aan maatschappelijke organisaties kan men terecht bij het resultatenonderdeel van het OS-portaal. Hier geeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken elk jaar een beeld van de resultaten die Nederland behaalt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De landen-en themapagina’s voorbeeldprojecten waarin de resultaten van organisaties worden uitgelicht, terwijl de jongeren-,VN-, en EU-pagina’s ook verwijzen naar resultaten van verschillende organisaties. Link: https://www.nlontwikkelingssamenwerking.nl/#/results

17

Ontvangt het Youth at Heart-programma nog steeds financiering van het ministerie en zo ja, om welke bedragen in welke jaren gaat het?

Youth at Heart is het beleid dat jongeren centraal stelt binnen het Nederlandse buitenlandbeleid en specifiek ontwikkelingssamenwerking. Deze jongerenstrategie brengt drie bestaande pijlers binnen ontwikkelingssamenwerking samen: het creëren van economische kansen voor jongeren (o.a. jeugdwerkgelegenheidsinstrumentarium en het Orange Corners startup-programma) via duurzame economische ontwikkeling, het investeren in vaardigheden en competenties van jongeren, waarvoor onder andere het Beroeps- en Hoger Onderwijs programma wordt gelanceerd (zie antwoord op vraag 51), en ten slotte het op een betekenisvolle manier betrekken van jongeren bij beleid en internationale onderhandelingen. Dit laatste gebeurt onder andere via de internationale jongerenadviescommissie. Als strategie is er voor Youth At Heart geen specifiek budget gereserveerd, op de door de Nationale Jeugdraad (NJR) gecoördineerde internationale jongerenadviescommissie na. Dit programma omhelst 577.000 EUR in totaal voor de jaren 2023 tot en met 2026.

18

Welke beleidsonderdelen worden in de BHOS-begroting voor het jaar 2024 meerjarig vastgelegd? Kunt u een lijst geven met beleidsonderdelen en de financiële posten die meerjarig worden vastgelegd?

In de regel worden veel programma’s meerjarig vastgelegd. Dit komt de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van programma’s ten goede. Meerjarige verplichtingen worden aangegaan binnen de financiële kaders en beleidskaders die beschreven worden in de beleidsagenda van de memorie van toelichting, de financiële tabellen en in beleidsbrieven aan de Kamer.

In bijlage 6 van de memorie van toelichting staat een overzicht van de bedragen per subartikel per jaar die reeds juridisch verplicht zijn. Bij de beantwoording van de feitelijke vragen over de Tweede Suppletoire Begroting BHOS 2023 is een geactualiseerd overzicht meegestuurd. Deze staat in bijlage 2.

19

Hoe groot is de buffer op het verdeelartikel 5.4 na de totale ombuiging van 3,5 miljard euro in de periode 2023 t/m 2026?

Om de inzichtelijkheid van de BHOS-begroting verder te verbeteren is met ingang van begrotingsjaar 2017 artikel 5.4 gecreëerd, het «verdeelartikel». In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden fluctuaties van en binnen het ODA-budget in beginsel op dit bufferartikel opgevangen, zodat deze niet direct doorvertaald worden in de OS-programmalijnen. In de periode 2023 t/m 2026 heeft de buffer cumulatief EUR 1,7 miljard van de totale ombuiging vanwege de hogere asielramingen (EUR 3,5 miljard) opgevangen. Dit is verwerkt in de Eerste Suppletoire begroting 2023 van BHOS. Hierna is de buffer met de cijfers uit de Macro Economische Verkenningen van het CPB in de zomer van 2023 weer aangevuld. De huidige stand van de buffer is het bedrag op artikelonderdeel 5.4 van de BHOS begroting (pagina 68 van de memorie van toelichting). In onderstaande tabel staat per jaar uitgesplitst wat de bijdrage aan de ombuiging vanuit de buffer was, en wat de stand van de buffer is in de periode 2024 t/m 2026.

x EUR 1.000

2024

2025

2026

Bijdrage ombuiging

295.143

590.218

764.498

Stand buffer 5.4 heden

7.243

165.884

230.148

20

Kunt u aangeven welke grondstoffen prioriteit hebben als het gaat om het afbouwen van de afhankelijkheid ervan?

Het kabinet onderstreept de urgentie van het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en daarmee het afbouwen van onze risicovolle strategische afhankelijkheden. Over de voortgang hieromtrent is uw Kamer recentelijk geïnformeerd via de Voortgangsbrief Nationale Grondstoffenstrategie3 en de Voortgang Kabinetsaanpak Risicovolle Strategische Afhankelijkheden.4

De Nationale Grondstoffenstrategie is gericht op de kritieke en strategische grondstoffen zoals gedefinieerd door de Europese Commissie. Een grondstof is kritiek als het een significant economisch belang heeft en er potentieel een leveringsrisico bestaat. Momenteel staan er 34 kritieke grondstoffen op de lijst van de Europese Commissie. Nederland kiest ervoor om zoveel mogelijk in EU-verband op te trekken, omdat de Nederlandse industrie met name indirect afhankelijk is van kritieke grondstoffen. Dit houdt in dat de kritieke grondstoffen al verwerkt zijn in halffabricaten en eindproducten. Nederland importeert wel substantiële hoeveelheden onbewerkte kritieke grondstoffen, maar die zijn voor het overgrote deel bestemd voor doorvoer of wederuitvoer.5 De Nederlandse industrie wordt daarom in beperkte mate direct geraakt als onze invoer van deze kritieke grondstoffen stopt.

Gegeven deze situatie, zal het kabinet in 2024 in samenwerking met TNO een nationale lijst opstellen van kritieke en strategische grondstoffen, en daaraan gerelateerde halffabricaten en eindproducten. Ook zal het kabinet in 2024 een Nationaal Observatorium oprichten met als doel om informatie te verstrekken en bewustzijn te creëren over beschikbaarheid en leveringszekerheid van kritieke grondstoffen aan bedrijven en beleidsmakers. Over het observatorium en over het lopende onderzoek naar strategische afhankelijkheden van kritieke grondstoffen en de rol van (Nederlandse) bedrijven is uw Kamer geïnformeerd in de Voortgangsbrief Nationale Grondstoffenstrategie.6

21

Op welke manier zijn mensenrechten onderdeel van de investering van het kabinet in het toekomstgericht versterken van het handelssysteem en verdienvermogen in de markten waarop zij prioritair inzet?

Het kabinet biedt vraaggestuurd ondersteuning aan Nederlandse ondernemers die internationaal zaken willen doen (economische dienstverlening), via ambassades en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in samenwerking met EZK. Daarbij zet het kabinet, in lijn de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is», in op een toekomstgerichte ondersteuning in prioriteitsmarkten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Een aantal van deze markten is hoogontwikkeld en kent relatief lage risico’s op het terrein van mensenrechten. In een aantal opkomende markten kan bij het zakendoen sprake zijn van hogere risico’s op mensenrechtenterrein. Het kabinet vraagt in deze landen, vaak samen met EU-partners, hier aandacht voor.

Van de zijde van het bedrijfsleven verwacht het kabinet dat zij zakendoen in lijn met richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. In de dienstverlening worden ondernemers ook gewezen op mogelijke risico’s op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) waaronder het mensenrechtenterrein, zodat bedrijven hierin een zorgvuldige afweging kunnen maken. Daar waar sprake is van inzet van financierings- en verzekeringsinstrumentarium van Invest International en Atradius Dutch State Business vindt een toetsing plaats op basis van onder andere de International Finance Corporation Performance Standards en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights (waar mensenrechten een onderdeel van uitmaken).

22

Gelet op het hoofdstuk Beleidsprioriteiten waarin u stelt dat «voedselonzekerheid de laatste jaren wereldwijd sterk is toegenomen», hoe verhoudt dit zich tot het financiële plaatje voor «voedselzekerheid» (beleidsartikel 2.1)?

In reactie op de wereldwijde toename van voedselonzekerheid en ondanks ombuigingen die ook op dit artikel nodig waren heeft het kabinet de financiële inzet op dit thema geïntensiveerd door een verhoging van het budget. Daardoor kunnen meer kwetsbare producenten en consumenten bereikt worden. Zodoende kan, ondanks toenemende voedselonzekerheid, over de periode 2016–2030 nog steeds een bijdrage worden geleverd aan wereldwijde voedselzekerheid conform de doelstellingen van het voedselzekerheidsbeleid (zie Kamerstuk 33 625 nr. 280).

23

Gelet op uw hoofdstuk Beleidsprioriteiten waarin u stelt dat «voedselonzekerheid de laatste jaren wereldwijd sterk is toegenomen», hoe verhoudt dit zich tot het uitkopen van boeren in Nederland?

Het mondiale voedselsysteem is bestendig wanneer de landbouwproductie bezien vanuit stikstof, water, biodiversiteit en klimaat duurzaam plaatsvindt, ook op nationaal en Europees niveau. Om de voedselzekerheid op lange termijn te borgen moeten we investeren in schone landbouw en behoud van biodiversiteit. Niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten. Het kabinet zet zich er dan ook voor in om voedselsystemen wereldwijd te verduurzamen. Uiteindelijk is verduurzaming van het voedselsysteem de manier om mondiale voedselzekerheid op de lange termijn te borgen. Nederland kan daar een belangrijke rol bij spelen, o.a. door de export van technologie, kennis en kunde. Dit wordt nadrukkelijk gestimuleerd, onder meer door investeringssubsidies.

24

Kunt u nader toelichten welk bedrag in euro’s Nederland in totaal besteedt aan ontwikkelingssamenwerking in 2024 en hoe dit bedrag in verhouding staat tot de bedragen die de andere EU-landen die in de top 5 van uitgaven aan ontwikkelingshulp staan besteden?

Het totale Nederlandse ODA-budget dat geraamd is voor 2024 is EUR 6,7 miljard, waarvan EUR 3,5 miljard op de begroting van BHOS staat. De meest recente cijfers van overige EU-landen betreffen de voorlopige OESO-cijfers van de ODA-uitgaven over 2022. Voor de vijf EU-landen met de hoogste uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking bedroegen deze:

Land

Bedrag in miljard EUR

% bruto nationaal inkomen

Duitsland

33,3

0,83

Frankrijk

15,1

0,56

Italië

6,2

0,32

Nederland

6,2

0,67

Zweden

5,2

0,90

25

Wat is momenteel het Europees gemiddelde wat aan ontwikkelingssamenwerking wordt uitgegeven per lidstaat?

De meest recente cijfers van EU-landen betreffen de voorlopige cijfers van de OESO over 2022. Het totaal van de Europese OESO-DAC landen bedraagt in dat jaar EUR 90,1 miljard. Dit is 0,57% van het bruto nationaal inkomen van de betreffende landen.

26

Op welke wijze is verplichte human rights due diligence onderdeel van de Nederlandse inzet op een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem?

Het Nederlandse IMVO-beleid gaat uit van de verwachting dat alle Nederlandse bedrijven zich houden aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Deze gezaghebbende internationale standaarden zetten de verantwoordelijkheid van bedrijven uiteen om gepaste zorgvuldigheid op gebied van mensenrechten en milieu toe te passen in hun (internationale) ondernemingen. Zo kan voorkomen worden dat bedrijven via hun waardeketens bijdragen aan mensenrechtenschendingen.

Als onderdeel van het IMVO-beleid heeft het kabinet ingezet op totstandkoming van Europese IMVO-wetgeving. Op 14 december jl. hebben de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie een voorlopig politiek akkoord bereikt in de trilogen over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). Deze richtlijn zal grotere ondernemingen in Europa verplichten om negatieve effecten in hun keten op het gebied van mensenrechten en milieu te identificeren en aan te pakken. Met de totstandkoming van de CSDDD wordt de toepassing van gepaste zorgvuldigheid op het gebied van mensenrechten en milieu verplicht in de EU.

27

Hoe gaat de samenwerking met het Ministerie van Financiën op het aanpakken van onwettige geldstromen en belastingontwijking via Nederland verder vorm krijgen? Wat verandert er ten aanzien van de huidige aanpak?

In 2021 heeft het kabinet de aanbeveling opgevolgd uit de evaluatie A taxing issue, om de rol te versterken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij de Nederlandse inzet over internationale belastingzaken waar ontwikkelingslanden mee gemoeid zijn (Kamerstuk 25 087, nr. 288). Sindsdien is de samenwerking met het Ministerie van Financiën geïntensiveerd. Dit betekent dat Buitenlandse Zaken nauw wordt geconsulteerd over bijvoorbeeld verdragsonderhandelingen en internationale fiscale overleggen, zoals die van het Inclusive Framework van de OESO, om een coherente Nederlandse inbreng te waarborgen.

In het actieplan Beleidscoherentie zijn daarnaast de beleidsmatige doelen met indicatoren voor de komende periode uiteengezet. Over de voortgang wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd in de jaarrapportage van het actieplan beleidscoherentie.

In de recente (10–2023) peer review van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid uit de OESO waardering voor de samenwerking tussen Financiën en Buitenlandse Zaken.7 De OESO geeft aan dat deze samenwerking als voorbeeld kan dienen voor andere thema’s.

28

Kunt u een overzicht geven van de handelsakkoorden die op dit moment in onderhandeling zijn? Kunt u erbij aangeven in welk kwartaal ze gepland staan om af te ronden?

Ja. De meest recente voortgangsrapportage handelsakkoorden is 10 november jl. verzonden aan uw Kamer als bijlage bij Kamerstuk 21 501-02, nr. 2780. In deze rapportage over alle lopende onderhandelingen over handelsakkoorden wordt aangegeven wanneer afronding van een akkoord voorzien is, indien bekend. De volgende rapportage zal uw Kamer nog deze maand toegaan, als bijlage bij de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel op 22 en 23 januari 2024 in Brussel.

29

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het verzoek tot aansluiting bij het trilateraal verdrag tussen Frankrijk, Spanje en Duitsland waarmee wordt overgegaan tot een vorm van wederzijdse erkenning van wapenexportvergunningen? Is al op dit verzoek gereageerd? Zo ja, hoe?

De Tweede Kamer is op 14 juli 2023 per brief geïnformeerd over het kabinetsvoornemen van Nederlandse toetreding tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein waar op het moment Duitsland, Frankrijk en Spanje bij zijn aangesloten. Na verzending van deze brief zijn de Ministers van Buitenlandse Zaken van de drie huidige verdragspartijen formeel per brief geïnformeerd over de Nederlandse wens tot toetreding waarbij zij zijn verzocht de Nederlandse wens tot toetreding onderling te bespreken.

De verdragspartijen hebben de ontvangst van deze brief bevestigd en toegezegd de Nederlandse wens tot toetreden te bespreken. Het kabinet is in afwachting van de uitkomst van deze besprekingen.

30

Zetten ook andere landen stappen om zich aan te sluiten bij het trilateraal verdrag tussen Frankrijk, Spanje en Duitsland? Zo ja, welke landen?

Het verdrag laat ruimte voor toetreding van een afgebakende groep landen. Verdragspartijen kunnen instemmen met toetreding van andere EU-lidstaten, lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie of partijen bij het Kaderverdrag inzake maatregelen ter vergemakkelijking van het herstructureren en operationaliseren van de Europese Defensie-Industrie.8 Andere landen overwegen om toe te treden tot het verdrag maar hebben hier tot nu toe niet publiekelijk over gecommuniceerd.

31

Is er zicht op meer landen die aansluiten bij het verdrag over wederzijdse erkenning van wapenexportvergunningen?

Het verdrag laat ruimte voor toetreding van een afgebakende groep landen. Verdragspartijen kunnen instemmen met toetreding van andere EU-lidstaten, lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie of partijen bij het Kaderverdrag inzake maatregelen ter vergemakkelijking van het herstructureren en operationaliseren van de Europese Defensie-Industrie.

Andere landen overwegen om toe te treden tot het verdrag maar hebben hier tot nu toe niet publiekelijk over gecommuniceerd.

32

Aangezien het trilateraal verdrag tussen Frankrijk, Spanje en Duitsland regelt dat er bij de export van gezamenlijk geproduceerd defensiematerieel alleen nog toetsing plaatsvindt aan het wapenexportbeleid door de verdragspartij waar de eindproducent van het goed is gevestigd, kunt u, als dit verdrag straks geldt, (bij benadering) aangeven voor welk percentage van de jaarlijkse Nederlandse wapenexport dan niet langer (volledig) door Nederland getoetst hoeft te worden of dit in lijn is met criteria die hiervoor gelden?

Het verdrag regelt voor drie vormen van gezamenlijke militaire productie dat toetsing aan de criteria van het wapenexportcontrolebeleid wordt gedaan door de verdragspartij waar de eindproducent van het goed gevestigd is. Indien Nederland toetreedt tot het verdrag zijn deze afspraken van toepassing op transacties naar Frankrijk, Spanje en Duitsland waar het gaat om i) samenwerkingsprojecten die vanuit overheden worden geïnitieerd en geleid, ii) samenwerkingsprojecten tussen de industrieën uit deze landen en iii) voor toelevering van componenten in overige projecten mits deze componenten minder dan 20% van het eindproduct omvatten.

Gezien de specifieke aard van deze samenwerkingsprojecten die bovendien op jaarlijkse basis kan fluctueren is het op voorhand moeilijk vast te stellen welk percentage van de Nederlandse export van militaire goederen na eventuele verdragstoetreding onder voorgenoemde afspraken valt. Bovendien kunnen deze handelsstromen wijzigen als gevolg van het verdrag.

De afspraken onder het verdrag zijn in lijn met het wapenexportcontrolebeleid. Bij toetreding vertrouwt Nederland voor een deel van zijn wapenexportcontrole op een toets door een van de andere verdragspartijen aan de EU-wapenexportcontrolecriteria. Daarnaast zijn alle verdragspartijen gehouden aan de bepalingen van het VN-Wapenhandelsverdrag. Tot slot behoudt Nederland de mogelijkheid om in uiterste gevallen bezwaar te maken tegen ongewenste transacties waar deze in strijd worden geacht met de nationale veiligheid of een direct nationaal belang.

33

Kunt u (bij benadering) aangeven welk percentage van de Nederlandse wapenexport bestaat uit componenten die minder dan 20 procent van het eindproduct omvatten?

In de huidige praktijk van vergunningafgifte vragen de Nederlandse exportcontrole-autoriteiten geen inzage in de gegevens waarmee het percentage van de Nederlandse componenten in het eindproduct kan worden bepaald.

34

Welke methoden, naast handelsmissies, heeft u nog meer op het oog om de internationalisering van het midden- en kleinbedrijf (MKB) te stimuleren?

Er is sprake van een samenhangend pakket aan ondersteuning voor het Nederlandse bedrijfsleven met internationale ambities, veelal het mkb. Op hoofdlijnen bestaat dit uit de handelsbevorderende inzet van de RVO. De RVO biedt ondernemers informatie aan zodat zij goed voorbereid zijn bij het internationaal zakendoen. Ondernemers kunnen bij de RVO ondersteuning aanvragen bij de regeling Support International Business en bij de regeling Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsvoorbereidingsprojecten. Groepen van bedrijven die samen een markt willen betreden, kunnen worden ondersteund via het Partners for International Business Programma. Al deze opties zijn uitsluitend toegankelijk voor het mkb.

Voor succesvol ondernemen is ook toegang tot financiering en verzekering noodzakelijk en het mkb heeft hier vaak geen of in mindere mate toegang toe. Voor die gevallen is een uitgebreid financieringsaanbod beschikbaar via Invest International en Atradius Dutch State Business (ADSB). ADSB biedt voor Nederlandse ondernemers een uitgebreid verzekeringspakket gericht op het beperken van betalingsrisico’s. Invest International voert een aantal specifiek voor het mkb bedoelde financieringsregelingen uit, namelijk het Dutch Good Growth Fund en Dutch Trade and Investment Fund en het mkb-exportfonds van Invest International.

35

Welke markten worden aangemerkt als prioritaire markten en wat zijn de criteria hiervoor?

De «lijst prioritaire markten» is vastgesteld in de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» en bestaat uit 25 markten op basis van potentieel voor internationale handel en innovatiesamenwerking.

De 25 prioritaire markten zijn Duitsland, België, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Italië, Spanje, Polen, Zweden, Zwitserland, Turkije, Verenigde Staten, Canada, Mexico, Brazilië, Saoedi-Arabië, Verenigde Arabische Emiraten, China, India, Japan, Indonesië, Zuid-Korea, Taiwan, Vietnam, Singapore. Naast de 25 prioritaire markten zet Nederland in op twee prioritaire regio’s: de ASEAN-5-regio, bestaande uit Indonesië, Vietnam, Singapore, Maleisië en Thailand en de Golfregio bestaande uit Saoedi-Arabië, Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Qatar, Bahrein en Oman.

36

Wat zijn de «veelbelovende prioritaire markten»?

Zie antwoord vraag 35.

37

Waar is de laatste evaluatie door ondernemers over het MKB handelsinstrumentarium te vinden?

9 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) evalueert regulier de klanttevredenheid over het mkb handelsinstrumentarium voor opdrachtgever het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De resultaten van deze evaluaties evenals resultaten van handelsmissies worden door de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking meegenomen in relevante Kamerbrieven. Aanvullend worden de diverse regelingen ook individueel door externe partijen geëvalueerd. Zo zijn de Support International Business- (SIB) en Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsvoorbereidingsprojecten- (DHI) regelingen recent geëvalueerd.10 De DHI-evaluatie zal in het eerste kwartaal van 2024 worden gepubliceerd op overheid.nl.

38

Hoe zal het kabinet ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven die werken rondom de ontwikkeling en uitvoer van sensitieve technologieën, zoals kunstmatige intelligentie en semiconductors, proactief aan downstream human rights due diligence doen in aanvulling op bestaande exportregels?

Nederland onderschrijft de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Het toepassen van gepaste zorgvuldigheid over de gehele waardeketen, waaronder de ontwikkeling en uitvoer van technologie, is daar onderdeel van. Het kabinet ondersteunt Nederlandse bedrijven bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid in lijn met deze richtlijnen via bijvoorbeeld het IMVO-steunpunt.

Een andere manier waarop het kabinet bijdraagt aan het voorkomen dat het gebruik van producten of diensten tot mensenrechtenschendingen leidt, is via exportcontrole. In de herziene EU Dual-Use Verordening die op 9 september 2021 in werking is getreden, spelen mensenrechten een meer centrale rol in exportcontrole. De verordening verwijst expliciet naar de verantwoordelijkheid van bedrijven om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Hierbij zijn bedrijven onder de nieuwe cybersurveillance-bepaling gehouden tot het doen van een zorgvuldigheidsonderzoek en dienen zij de bevoegde nationale autoriteit te informeren wanneer zij op basis van dat onderzoek mogelijke risico’s op mensenrechtenschendingen signaleren.

39

Kunt u een lijst geven van de duurzame sectoren waarop prioritair wordt ingezet? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat human rights due diligence een integraal onderdeel uitmaakt van dit beleid? Hoe worden de Nederlandse bedrijven gewezen op de noodzaak om human rights due diligence te verrichten bij het betreden van deze sectoren en markten?

Het kabinet hecht grote waarde aan het versterken van het Nederlandse verdienvermogen in een veranderende wereld en aan het verduurzamen van de middelen hiervoor. Het kabinet zet, in lijn met de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» met name in op de duurzaamheids- en digitaliseringtransities. Sectoren waarin Nederland internationaal voorop loopt, zoals water, duurzame energie, landbouw en gezondheid hebben hiervoor grote potentie.

Middels het beleid op het gebied van IMVO bevordert het kabinet de toepassing van (o.a. human rights) due diligence door het Nederlandse bedrijfsleven. Zo is naleving van de OESO-richtlijnen een voorwaarde voor het verkrijgen van overheidsondersteuning bij internationale handels- en investeringsactiviteiten en vormt IMVO derhalve een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van BHOS voor alle sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven.

40

Welke bedrijven hebben deelgenomen aan economische missies naar Saudi-Arabië die in 2023 tot nog toe plaatsvonden? Welke experts en/of maatschappelijke organisaties waren betrokken bij de voorbereiding van deze missies om te spreken over mensenrechtenrisico’s?

In 2023 heeft de RVO één handelsmissie naar Saoedi-Arabië (in combinatie met Qatar) georganiseerd. Elf bedrijven uit de (digitale) gezondheidssector sloten hierbij aan. Tijdens de missie zelf hebben de ambassade in Qatar en Saoedi-Arabië een voorlichtingssessie georganiseerd over IMVO, onder andere aan de hand van een casestudie en recente gezondheidszorgontwikkelingen in de regio. Een voor de regio aangestelde IMVO-beleidsadviseur maakte onderdeel uit van de voorlichtingssessie en maakte onderdeel uit van de missie zelf.

41

Welke handelsmissies naar Saudi-Arabië en China zijn er gepland voor 2024? Vinden deze met of zonder bewindspersoon plaats? Op welke sectoren richten deze missies zich?

Op dit moment zijn er twee missies naar Saoedi-Arabië gepland; in februari (klimaatneutrale gebouwde omgeving) en in maart (watertechnologie en duurzame kassenbouw).

Voor China zijn data voor mogelijke missies zonder bewindspersoon nog niet bekend. Er is op dit moment geen missie met een bewindspersoon voorzien. Mogelijke sectoren waar de missies zonder bewindspersoon naar China zich op kunnen richten, zijn o.a. offshore energy, smart and green shipping en circulair bouwen.

Specifiekere informatie over de verschillende missies en de werving wordt via de website van de RVO bekend gemaakt.11

42

Kunt u een overzicht geven van mijlpalen en tijdslijnen van het onderzoek naar hoe de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) beter kunnen aansluiten bij de kabinetsprioriteiten?

De samenwerking tussen de Rijksoverheid en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) op het terrein van buitenlandse handel is sinds 2018 structureel ingebed in het Trade and Innovate NL (TINL) netwerk. Binnen de publiek-private samenwerking wordt de publieke inbreng gecoördineerd d.m.v. het opstellen van meerjarige actieagenda’s om de synergie te vergroten tussen regionaal, nationaal en internationaal economisch beleid. Er is een regieteam voor publiek-private samenwerking opgericht bestaande uit BZ, EZK en VNO-NCW dat aansluiting op het internationale handels- en innovatiebeleid bevordert en sturing biedt aan verschillende werkgroepen en organisaties waaronder TINL. Binnen het TINL-netwerk van de ROM’s, de grote steden en de RVO is in samenwerking met EZK in kaart gebracht welke rol zij kunnen spelen om regionale internationaliseringsinitiatieven beter te laten aansluiten bij de beleidsprioriteiten van het kabinet. Dit overzicht is uiteengezet in de Kamerbrief namens BHOS en EZK van 29 juni jl.12 over de voortgangsrapportage publiek-private samenwerking. In deze Kamerbrief zijn onder andere de bevindingen van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) m.b.t. de ROM’s opgenomen.

43

Hoe zorgt het kabinet voor beleidscoherentie rondom Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) in alle publiek-private samenwerkingen die de verschillende geledingen van de Nederlandse overheid aangaan?

Het onderschrijven van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is een voorwaarde voor het gebruik van door BHOS-gefinancierde economische dienstverlening, incl. het instrumentarium t.b.v. de bevordering en facilitering van publiek-private samenwerking.

44

Is IMVO een kabinetsprioriteit op het outbound internationaliseringsbeleid? Zo ja, hoe zorgt het kabinet ervoor dat de ROM’s beter zijn uitgerust om dit te prioriteren in hun activiteiten?

Het onderschrijven van de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is een voorwaarde voor het gebruik van door BHOS-gefinancierde economische dienstverlening. IMVO vormt een essentieel onderdeel van het internationaliseringsbeleid van het kabinet en is geïntegreerd in de activiteiten van TINL. De IMVO-kennis wordt vanuit de RVO beschikbaar gesteld aan alle TINL-partners, inclusief de ROM’s. Ook maakt IMVO integraal deel uit van het jaarlijkse trainingsprogramma dat TINL organiseert voor de medewerkers van de partners.

45

Voldoet de aanstaande Europese IMVO-wetgeving, die samen met flankerend OS-beleid moet zorgen voor een positieve impact op mens en milieu in productielanden, aan de Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO-richtlijnen)?

In de reactie op de analyse van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) door het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP) (Kamerstuk 26 485, nr. 428) heeft het kabinet onderstreept dat Nederland zich conform het BNC-fiche heeft ingezet voor IMVO-wetgeving die coherent is met de OESO-richtlijnen. Dit heeft ertoe geleid dat de Raadspositie beter in lijn is gebracht met deze internationale standaarden, o.a. door het beter verankeren van de risicogerichte benadering en de toegang tot herstel. Op 14 december jl. hebben de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie een voorlopig politiek akkoord bereikt. Uw Kamer zal begin 2024 nader worden geïnformeerd over de uitkomst van de onderhandelingen.

46

Heeft het aangenomen amendement Grinwis van € 70 miljoen op onder meer de multilaterale klimaatfondsen (Kamerstuk 36 435 XVII, nr. 15) de inzet op klimaatstrategie verhoogd? Hoe worden de gelden uit het amendement Grinwis precies ingezet op het onderdeel klimaat?

Ja, de EUR 20 miljoen die vanuit het amendement Grinwis is ingezet ten behoeve van klimaat (artikel 2.3 klimaat), heeft de inzet op de klimaatstrategie verhoogd. De EUR 20 miljoen betrof het Access to Energy Fund en het Africa Adaptation Acceleration Program. Het Access to Energy Fund is een van de pilaren voor het bereiken van het Nederlandse doel om 100 miljoen mensen in staat te stellen toegang te krijgen tot hernieuwbare energie per 2030. Het Africa Adaptation Acceleration Program van de African Development Bank past bij het belang dat Nederland hecht aan adaptatie in Afrika en de rol die Afrikaanse intergouvernementele organisaties hierbij spelen.

47

Op welke wijze zal Nederland haar steun aan acht landen die vluchtelingen in de regio opvangen intensiveren? Wat is de reden dat dit minder snel zal zijn dan voorzien en hoe wordt gemonitord dat de afspraken met deze landen worden nagekomen?

Nederland zal de steun aan opvang van vluchtelingen in de regio in acht landen (Egypte, Ethiopië, Kenia, Oeganda, Soedan, Libanon, Jordanië, Irak) onvertraagd voortzetten en intensiveren. Het doel is om het sociaaleconomisch perspectief van vluchtelingen en gastgemeenschappen te vergroten, waardoor men een bestaan en een toekomst kan opbouwen in de regio. Nederland doet dit onder andere via ophoging van de bijdrage aan het PROSPECTS partnerschap (met maximaal EUR 800 miljoen voor 2024–2028). De lancering van een subsidiekader ter versterking van lokale partijen (EUR 45 miljoen voor dezelfde periode) zal bijdragen aan programma`s op het gebied van educatie, werkgelegenheid, bescherming, capaciteitsopbouw en sanitatie. De recente bezuiniging op het meerjarige Opvang in de Regio budget is de reden dat de steun minder snel geïntensiveerd zal worden dan eerder voorzien.

Voortgang van programma`s en naleving van afspraken met opvanglanden, wordt intensief gemonitord door medewerkers van BZ in Den Haag en de betreffende ambassades. Monitoring vindt mede plaats op basis van regelmatige uitwisselingen met overheidsfunctionarissen van de betreffende opvanglanden en met multilaterale en lokaal actieve uitvoeringspartners. Daarnaast wordt voortgang en naleving gemonitord op basis van periodieke voortgangsrapportages en evaluaties van betreffende uitvoeringspartners.

48

Hoe definieert het kabinet veilige abortus?

Het kabinet zet zich in voor het verbeteren van wereldwijde toegang tot SRGR. Veilige abortus is een intrinsiek onderdeel van een breed pakket aan SRGR diensten, zoals toegang tot informatie over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en toegang tot anticonceptie.

De Nederlandse internationale inzet op het terrein van veilige abortus gaat uit van de door de WHO gestelde definities en richtlijnen.13 Dit betekent toegang tot goede informatie en tot zorg die wordt verleend in overeenstemming met de door WHO aanbevolen richtlijnen, door iemand met de vereiste vaardigheden. Voor uitgebreidere toelichting op de internationale inzet van het kabinet op veilige abortus zie de kabinetsreactie op de initiatiefnota «toegang tot abortus is een mensenrecht» van 27 oktober 2023.

49

Heeft Nederland een vergelijkbaar budget voor migratiesamenwerking in het buitenland als onze omringende landen (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Frankrijk)?

De vergelijking met andere landen is moeilijk te maken vanwege de verschillende budgettaire structuren. Wel kan gezegd worden dat Nederland een significante donor is wat betreft financiële bijdragen op het gebied van migratiesamenwerking. Steun aan de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) is daar een voorbeeld van. Zo droeg NL in 2023 60 miljoen projectmatige financiering bij aan IOM, waaraan het Verenigd Koninkrijk USD 93 miljoen, Duitsland USD 216 miljoen, België USD 19 miljoen en Frankrijk USD 32 miljoen bijdroegen. Ook staat NL al jaren in de top 10 van donoren die een ongeoormerkte bijdrage aan de IOM doen. In 2022 stond NL op de 6e plek met een bijdrage van USD 2,1 miljoen, na Zweden, de VS, het VK, Denemarken en Noorwegen.

Daarnaast mag in dit verband niet onvermeld blijven het budget van 208 miljoen/jaar (in 2023) voor Opvang in de Regio. Met dit budget is Nederland een grote en belangrijke donor.

Naast het BHOS budget voor migratiesamenwerking kan het gehele BHOS-instrumentarium worden ingezet voor de volle breedte van de bilaterale relatie». Zo wordt er bijv. ook op visa, handel en legale migratie met partnerlanden samengewerkt.

50

Wat is het gemiddelde en maximum salaris van algemeen directeuren van subsidieontvangers en -partners binnen de Dutch Relief Alliance en het Power of Voices-programma? Zijn er leidinggevenden binnen deze organisaties die boven de Balkenende-norm zitten?

Het gemiddelde salaris van algemeen directeuren van Nederlandse subsidieontvangers binnen de Dutch Relief Alliance en het Power of Voices-programma is EUR 117.47914. Het maximumsalaris is EUR 156.593.

In de jaarverslagen van betreffende organisaties staat dat de algemeen directeuren niet boven de Balkenende-norm verdienen.

Nederlandse organisaties DRA / PoV-programma:

Jaarsalaris in EUR:

Jaar:

DRA / PoV-programma

Save the Children

156.593

2022

DRA

Rutgers

146.735

2021

PoV

Mensen met een Missie

143.050

2022

PoV

Hivos

141.638

2021

PoV

Oxfam Novib

136.395

2022

DRA / PoV

Cordaid

133.832

2022

DRA / PoV

Wereld Natuur Fonds-Nederland

130.951

2021

PoV

Terre des Hommes Netherlands

128.543

2022

DRA

War Child

127.838

2022

DRA

Stichting Vluchteling

125.769

2022

DRA

Solidaridad

122.859

2022

PoV

Mama Cash

121.015

2022

PoV

Plan International Nederland

120.000

2022

DRA / PoV

Woord en Daad

118.935

2022

PoV

Wilde Ganzen

115.060

2022

PoV

ZOA

113.866

2022

DRA / PoV

PAX

111.252

2021

PoV

CARE Nederland

110.625

2022

DRA

Fair Wear Foundation

108.929

2022

PoV

Dorcas

107.527

2022

DRA

The Hunger Project Nederland

105.338

2022

PoV

SOS Kinderdorpen Nederland

102.803

2022

DRA

World Vision

102.772

2022

DRA

NIMD

101.282

2021

PoV

Tearfund

97.748

2022

DRA

Milieudefensie

96.188

2022

PoV

COC Nederland

95.322

2022

PoV

Both ENDS

93.207

2022

PoV

Red een Kind

90.807

2022

DRA

51

Wat is de status van het nieuwe Beroeps- en Hoger Onderwijsprogramma dat in 2024 van start zal gaan?

De ontwikkeling van het Beroeps- en Hoger Onderwijsprogramma onderdeel van de Youth At Heart strategie, waarmee lokale baankansen voor jongeren worden vergroot, is in volle gang. Het voornemen is om in de loop van 2024 de tender voor het beurzendeel van het programma te publiceren Betrokken (uitvoerings-)organisaties zullen geïnformeerd worden over de overgang van het bestaande Orange Knowledge Programma naar het nieuwe Beroeps- en Hoger Onderwijsprogramma. Het gedeelte van het programma dat zich richt op kennis- en capaciteitsontwikkeling zal naar verwachting ook in 2024 starten.

52

Is er voor alle SDG’s in vergelijkbare mate private financiering te vinden? Of zijn er SDG’s die achterblijven met weinig private financiering?

Er is niet voor alle SDG’s in vergelijkbare mate private financiering te vinden. SDG’s die behaald worden in sectoren of op thema’s waaraan bedrijven met een onderliggend verdienmodel een bijdrage kunnen leveren, lenen zich het best voor private financiering. Voorbeelden zijn toegang tot hernieuwbare energie (SDG 7), private sectorontwikkeling en groei van het MKB (SDG 8).

SDG’s die het karakter van een zogenaamd publiek goed hebben, en waar een verdienmodel moeilijk te realiseren is, lenen zich in mindere mate voor private financiering. Voorbeelden hiervan zijn kwaliteitsonderwijs (SDG 4) en vrede en veiligheid (SDG 16).

53

Wat is de rol van religieuze organisaties in het beleidskader versterking maatschappelijk middenveld?

Religieuze organisaties en groepen zijn in het beleidskader versterking maatschappelijk middenveld opgenomen als maatschappelijke actoren, die een belangrijke rol vervullen in de totstandkoming van duurzame en inclusieve ontwikkeling. In bepaalde contexten zijn religieuze minderheden zelf kwetsbaar en zet het beleidskader in op hun inclusie, op basis van het recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van religie en levensovertuiging, zoals uiteen gezet in de beleidsnota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking «Doen waar Nederland goed in is» en de beleidsnota Mensenrechten – Democratie – Internationale Rechtsorde.

Als actor kunnen religieuze organisaties bijdragen aan conflictbemiddeling en vredesopbouw, mede vanwege hun brede maatschappelijke invloed en kennis van de lokale omstandigheden. Zij zitten vaak tot in de haarvaten van een samenleving. Zo kunnen zij een interreligieuze dialoog en tolerantie bevorderen en discriminatie, extremistische bewegingen en haat jegens andere (niet-)religieuze groeperingen tegengaan. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA) partnerschap onder het beleidskader Power of Voices. De Speciaal Gezant voor Vrijheid van Religie en Levensovertuiging draagt hieraan actief bij via landenbezoeken, internationale contacten en bevordering van de kennis binnen BZ over de rol van religieuze organisaties en van religie in buitenlandse politiek.

54

Kunt u in aanvulling op de gegeven voorbeelden van initiatieven in verschillende combinatielanden, ook voor Vietnam en India een beeld geven van de activiteiten door een aantal materiële voorbeelden te benoemen?

In het kader van het combinatiebeleid (handel, investeringen en ontwikkelingssamenwerking) wordt met Nederlandse en Indiase partners gewerkt in twee sectoren, te weten duurzame tuinbouw en afvalbeheer. In de tuinbouwsector trekt Nederland op met Nederlandse tuinbouwbedrijven om duurzame productiemethoden voor bedekte teelt in kassen te stimuleren. Voor India leidt dit tot een hogere productiviteit, minder watergebruik en efficiënt geproduceerd gezond voedsel. Voor Nederland is het een kans om te werken aan een betere ondernemingsklimaat voor Nederlandse bedrijven en de afzetmarkt te vergroten voor Nederlandse tuinbouwtechnologie.

In de Indiase afvalsector wordt ingezet op afvalscheiding, recycling en energieopwekking uit afval. Samen met consortia van Nederlandse en Indiase bedrijven worden mogelijke business cases voor afvalverwerking momenteel verkend in de staten Maharashtra en Utter Pradesh.

In Vietnam helpt Nederlandse kennis en expertise met het verduurzamen van de aquacultuur (vis- en schaaldierenkweek) in de Mekong Delta, waardoor bijvoorbeeld het gebruik van antibiotica vermindert en waterzuiveringssystemen aangelegd kunnen worden. Daarnaast kan op een natuurinclusieve wijze garnalen gekweekt worden door mangroves aan te planten. Mangroves zijn ideale broedplaatsen voor garnalen, tegelijkertijd beschermen ze ook de kust en slaan CO2 op.

55

Wat zijn projecten en maatregelen die direct bijdragen aan leefbare lonen en inkomens in de sectoren van agri-commodities, textiel, mineralen en metalen?

Nederland werkt samen met de International Labour Organisation (ILO) op leefbaar loon en inkomen, onder andere om tot een breed gedragen internationale definitie op leefbaar loon te komen. Tevens financiert BZ het ILO project «Setting Adequate Wages» waarin overheden worden ondersteund bij het ontwikkelen van hun loonbeleid, inclusief leefbaar loon.

Daarnaast werken we met onze strategische partners, zoals IDH, Solidaridad en de vakbonden (CNV en FNV), aan leefbare lonen en inkomens in verschillende sectoren, zoals agri-commodities en textiel. IDH heeft bijvoorbeeld een routekaart op leefbaar loon en inkomen ontwikkeld, die bedrijven aan de hand van 5 stappen begeleidt om te komen tot een leefbaar loon en/of inkomen in hun keten. Zo’n 15 bedrijven hebben zich via IDH gecommitteerd aan inzet op leefbaar loon en inkomen.

In de cacao sector is BZ aangesloten bij het duurzaamheidsakkoord «Dutch Initiative on Sustainable Cocoa» (DISCO). De deelnemers aan DISCO, waaronder bedrijven, hebben een ambitieuze impactdoelstelling op leefbaar inkomen: «Boeren families met cacao als hun belangrijkste bron voor levensonderhoud zullen in staat worden gesteld om een leefbaar inkomen te verdienen in 2030». Als gevolg hiervan moeten de 14 deelnemende bedrijven in 2024 een actieplan opstellen om specifiek inzicht te geven in hun leefbaar inkomen strategie.

In de textiel sector ondersteunen we via het STITCH programma lokale vakbonden om beter te kunnen onderhandelen over lonen en stimuleren we bedrijven om de kosten van leefbare lonen mee te nemen in de prijsbepaling van producten.

Naast deze activiteiten, is ook nog het nieuwe Social Sustainability Fund (SSF) gestart, dat Nederlandse bedrijven en hun ketenpartners ondersteunt om sociale risico’s of misstanden in hun keten te onderzoeken en gezamenlijk aan te pakken, waaronder in bovengenoemde sectoren. Daarbij is een van de focus gebieden «verbetering van lonen en inkomens van arbeiders en kleine toeleveranciers». In 2024 zullen de eerste SSF projecten van start gaan.

56

Kunt u een overzicht geven van de ombuigingen bij de belangrijkste mutaties in tabel 1 voor de begroting van 2024, waarbij heel duidelijk wordt aangegeven waar precies op welk beleidsartikel wordt bezuinigd, net als bij de suppletoire begroting 2023?

In bijlage 1 staat een overzicht van de ombuigingen op detailniveau voor de periode 2024–2026 conform de mutatieoverzichten in de Suppletoire Begroting Prinsjesdag 2023 BHOS. In de memorie van toelichting bij de begroting 2024, onderdeel toelichtingen bij de beleidsartikelen, wordt uiteengezet welke impact dit heeft op de beleidsdoelstellingen.

57

Hoeveel middelen zijn er voor 2024 precies overgeheveld naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) voor de asieltegenvaller vanuit de begroting BHOS? Worden lopende het jaar bij een meevaller bij de Voorjaarsnota deze middelen teruggestort?

De ODA-bijdrage aan eerstejaars asielopvang uit DAC-landen bedraagt EUR 1,34 miljard in 2024, waarvan EUR 1,30 miljard is overgeheveld naar het Ministerie van J&V en EUR 0,04 miljard naar het Ministerie van OCW. De tegenvaller als gevolg van de MPP 2023-I die in het voorjaar van 2023 is verwerkt, bedroeg EUR 706 miljoen in 2024. Als bij de MPP 2024-I – voorjaar 2024 – zou blijken dat de geraamde uitgaven aan eerstejaars asielopvang lager uitvallen dan eerder voorzien, wordt het verschil eerst verrekend met de afrekening over het jaar 2023. Eventuele meevallers worden inderdaad teruggestort om anders in te zetten binnen het ODA-budget.

58

Wanneer wordt het onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uitgevoerd? Op welke manier zullen (niet-statelijke) actoren in ontwikkelingslanden worden geconsulteerd voor dit onderzoek? Wat zal er met de bevindingen van het onderzoek worden gedaan?

Er is sprake van twee aparte onderzoeken. Het CBS tracht op basis van handelsdata gedetailleerd inzicht te bieden in de broeikasgas-voetafdruk van de Nederlandse productie en consumptie. De studie gaat in op vragen als «hoe groot is de voetafdruk per bedrijfstak en waar op de wereld zitten de emissies?»

Het PBL bekijkt de door grote bedrijven gerapporteerde voetafdrukemissies, en hun maatregelen om die te reduceren.

Beide studies zijn input voor de uitwerking van beleid gericht op ketenemissies, zoals onder meer genoemd in de Contourenbrief Klimaatplan (Kamerstuk 32 813, nr 1311). Door dit beleid kan het kabinet bijdragen aan de ambitie uit de Internationale Klimaatstrategie (Kamerstuk 31 793, nr.231) om onze broeikasgasvoetafdruk substantieel te verlagen. Dit beleid kan ook bijdragen aan vermindering van emissies in ontwikkelingslanden. Dat is echter niet het primaire doel. Er worden voor deze onderzoeken geen actoren uit ontwikkelingslanden geconsulteerd.

Beide onderzoeken passen binnen bredere inspanningen van de genoemde instituten om de kennis over onze voetafdrukken te vergroten, zoals beschreven in de jaarrapportage van het Actieplan Beleidscoherentie voor ontwikkeling (Kamerstuk 36 180, nr. 58, p5–6).

59

Hoe gaat de samenwerking met de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) er precies uitzien? Welke negatieve effecten worden precies in acht genomen? Wordt er hierbij onderscheid gemaakt tussen specifieke sectoren? Worden hierbij productieprocessen voor Nederlandse consumptie die buiten de Nederlandse grenzen plaatsvinden ook meegenomen?

De samenwerking tussen de verschillende ministeries (naast EZK en IenW ook Financiën) bestaat uit het tweejaarlijks bespreken van aanstaande beleid en regelgeving met het oog op mogelijke effecten op ontwikkelingslanden. Hierbij wordt niet bij voorbaat al onderscheid gemaakt tussen sectoren of productie processen. De verantwoordelijkheid van het meewegen van mogelijke effecten op ontwikkelingslanden blijft de eigen verantwoordelijkheid van de ministeries, zoals ook vastgelegd in het rijksbrede Beleidskompas.

60

Waarom schommelt de ombuiging voedselzekerheid per jaar zo omhoog en omlaag onder 2.1?

De schommeling van de ombuiging is een resultante van de schommeling van de hoogte van de ODA-bijdrage aan de asieltegenvaller en de opwaartse bijstelling van het ODA-budget door hoger dan eerder geraamde BNI-groei over de jaren 2023–2026. We zien de schommeling dan ook niet alleen terug bij voedselzekerheid maar ook bij de andere thema’s.

61

Op welke wijze kan het aantal door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor internationalisering ondersteunde ondernemingen dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt worden vergroot?

Beleidsevaluaties (zie vraag 37) worden gebruikt om de effectiviteit van de regelingen en programma’s te verhogen zodat het aantal bedrijven dat de eigen export succesvol weet uit te breiden verder kan worden vergroot.

62

Wat wordt er bedoeld met de term «inclusieve groei» in relatie tot de landbouwsector en kunt u dat illustreren met concrete voorbeelden?

In het kader van het voedselzekerheidsbeleid (zie Kamerstuk 33 625 nr. 280) verwijst de term «inclusieve groei van de landbouwsector» naar een landbouwontwikkeling waarin lokale, relatief kleinschalige boerenbedrijven de middelen en de ruimte krijgen om in de vraag naar voedsel te voorzien. Daarbij wordt waar nodig ook versterking van de positie achtergestelde groepen, zoals vrouwen en jongeren, betrokken. Onderzoek toont aan dat daarmee het meest effectief wordt bijgedragen aan het bestrijden van rurale armoede en honger en tegelijkertijd de basis wordt gelegd voor verdere economische ontwikkeling (zie onder meer World Development Report 2008: Agriculture for Development (worldbank.org); Tracking Development in South–East Asia and sub–Saharan Africa: The Primacy of Policy – van Donge – 2012 – Development Policy Review – Wiley Online Library; Prospects for the G5 Sahel countries to 2040 (issafrica.s3.amazonaws.com). Concrete voorbeelden zijn de programma’s van het VN Landbouwontwikkelingsfonds IFAD, die productiviteit, markttoegang en inkomen van miljoenen kleinschalige voedselproducenten (man/vrouw/jongeren) vergroten door te investeren in verbetering van hun toegang tot land, krediet, kennis, productiemiddelen en in rurale infrastructuur. Een ander voorbeeld is SeedNL, een publiek-privaat partnerschap met de Nederlandse zaadveredelaars dat in onder meer Ethiopië en Nigeria lokale boer(inn)en toegang verschaft tot kwaliteitszaaigoed van verbeterde groente- en aardappelvariëteiten.

63

Op welke wijze zet het kabinet zich in om de streefwaarde dat in 2023 90% van de Nederlandse multinationale ondernemingen expliciet de OESO-richtlijnen onderschrijft alsnog te behalen?

Het IMVO-beleid ter bevordering van de toepassing van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven bestaat uit een brede beleidsmix van maatregelen. Naast wetgeving maken ook andere maatregelen deel uit van deze beleidsmix, waaronder het IMVO-steunpunt voor bedrijven, het stimuleren van sectorale samenwerking, en het stellen van voorwaarden aan het handelsinstrumentarium voor bedrijven en aan Rijksinkoop.

De oorspronkelijke 90%-doelstelling loopt in 2023 af en zal dit jaar voor het laatst in de huidige vorm gemonitord worden. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over het peilmoment sectorale samenwerking (Kamerstuk 26 485, nr. 430) is het vooruitzicht van IMVO-wetgeving aanleiding geweest om de opzet van het monitoringsonderzoek aan te passen. Dit aangepaste monitoringsonderzoek zal, voor de groep Nederlandse bedrijven die onder Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vallen, inzicht geven in hoeverre de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid nageleefd worden. Zo zal dit monitoringsonderzoek fungeren als nulmeting voor de huidige brede beleidsmix op het gebied van IMVO. Naar verwachting zijn de resultaten van het onderzoek in het eerste kwartaal 2024 beschikbaar.

64

Kunt u de indicator «verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid» toelichten? Wat is de definitie van «aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren»? Hoe is dat te meten?

Met deze indicator meet het kabinet in hoeverre de activiteiten op het gebied van pleiten en beleidsbeïnvloeding door maatschappelijke organisaties effect beginnen te hebben in de zin dat hun eisen worden gehoord en dat betreffende organisaties worden betrokken bij besluitvormingsprocessen van de lokale/nationale overheden.

Dit blijkt uit: 1) Het creëren van ruimte voor betrokkenheid: beleidsprocedures en besluitvormingsprocessen worden afgestemd op (de zorgen, rechten en ambities van) specifieke maatschappelijke groepen die worden vertegenwoordigd door maatschappelijke organisaties; 2) Het beïnvloeden van het debat: doelgroep actoren nemen terminologie, retoriek en framing van maatschappelijke organisaties over; en 3) Agenda bepalen: doelgroep actoren plaatsen kwesties van maatschappelijke organisaties op de agenda.

Dit wordt gemeten door te bepalen hoe vaak de standpunten van de maatschappelijke organisaties worden overgenomen door besluitnemers en het aantal keren dat de kwesties op de agenda worden gezet.

65

Welke programma’s lopen er om de doelstelling «verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s» te bevorderen?

De informatie en cijfers van het jaarverslag en aanvullend de resultatenrapportage op de website Home – OS Portaal 2022 | (nlontwikkelingssamenwerking.nl) laten jaarlijks zien welke programma’s bijdragen aan de diverse doelstellingen, waaronder «verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s». Belangrijke programma’s zijn het Water Resilience Trust Fund van de Asian Development Bank, het Global Water Security and Sanitation Program van de Wereldbank en het Water Productivity in Agriculture Program van de FAO.

66

Welke programma’s lopen er rond ontmijningswerkzaamheden en welke capaciteitsverhoging kunnen zij aan?

Het belangrijkste programma op het terrein van ontmijning is het Mine Action & Cluster Munition Programme (2020–2024), met een omvang van 57 miljoen. Dit programma wordt gefinancierd vanuit het Stabiliteitsfonds, dat is terug te vinden op de BZ-begroting en zowel ODA- als non-ODA-activiteiten ondersteund. Binnen genoemd programma wordt gewerkt in Oekraïne, Afghanistan, Libanon, Irak, Jemen, Libië, Somalië, Soedan, Zuid-Soedan, Senegal, Guinee-Bissau, Nigeria en Laos. Het betreft niet alleen ontmijning zelf maar ook het systematisch in kaart brengen van de besmetting met mijnen en andere explosieven, het geven van voorlichting ter preventie van ongelukken en de ondersteuning van slachtoffers.

Het is mogelijk om de uitvoeringscapaciteit van genoemde organisaties te vergroten. Lange-termijn financiering is hierbij belangrijk omdat het altijd gaat om de inzet van specifiek getraind personeel en specifieke (kostbare) apparatuur. Om deze reden is ook het voornemen het lopende NGO-programma te vervolgen met een nieuw programma.

67

Worden er via de FOM, DGGF, DRIVE, DTI, NIO via deze begrotingsstaat 2024 langjarige en onomkeerbare verplichtingen aangegaan? Zo ja, welke?

De FOM regeling is in 2016 stopgezet. Sindsdien worden geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan en de lopende verplichtingen afgehandeld. In 2024 zal de laatste verplichting zijn afgewikkeld.

DGGF, DRIVE en DTIF zijn regelingen waarvoor gedurende het jaar nieuwe langjarige verplichtingen worden aangegaan. De precieze omvang en aard van deze verplichtingen zijn nog niet bekend.

Voor het NIO worden er geen nieuwe langjarige en onomkeerbare verplichtingen aangegaan in de begrotingsstaat 2024.

68

Welk deel (%) van de uitstaande garanties in 2023 en 2024 gaat naar Nederlandse bedrijven? Kan in het overzicht expliciet worden aangegeven welk deel (%) van de uitstaande garanties in 2023 en 2024 gaat naar Nederlandse bedrijven op het DRIVE instrumentarium?

Het instrument van garanties wordt benut onder de regelingen DRIVE, DTIF en DGGF3. Alle uitstaande garanties onder genoemde regelingen zijn voor 100% bestemd voor het Nederlands bedrijfsleven.

69

Worden vanuit de bijdragen aan of via het aandelenkapitaal van of andere vormen garanties aan AfDB (African Development Bank), AsDB (Asian Development Bank) en IDB (Inter-American Development Bank) meerjarige verplichtingen aangegaan?

Bijdragen aan het aandelenkapitaal (paid-in capital) en/of het garantiekapitaal (callable capital) van de regionale ontwikkelingsbanken vormen een meerjarige juridische verplichting. Overige bijdragen zoals bijdragen aan trustfondsen of andere vormen van garanties leiden niet per definitie tot een meerjarige verplichting.

70

Welke financiële risico's loopt de Nederlandse staat via de garantstelling aan AfDB (African Development Bank), AsDB (Asian Development Bank) en IDB (Inter-American Development Bank)? Hoe groot zijn deze garantstelling in absolute getallen (in euro) en kunt u deze risico's concreet in kaart brengen en daarvan een overzicht geven? Wat is de solvabiliteit van deze banken? Welke geopolitieke risico’s en risico's qua mondiale fragmentatie lopen deze banken? Staan deze banken ook bloot aan herfinancieringrisico’s van bedrijven en kredietrisico’s van andere banken? Zo ja, welke?

De financiële risico’s die de Nederlandse Staat loopt via de garantstelling aan regionale ontwikkelingsbanken (AfDB, AsDB, IDB) zijn zeer klein. Garantiekapitaal aan ontwikkelingsbanken betreft geen reguliere garantie, maar callable capital (oproepbaar kapitaal). Dit kapitaal kan ingeroepen worden mocht een ontwikkelingsbank grootschalige, plotselinge problemen ondervinden bij terugbetalingen van leningen van klantlanden.

Alle drie de regionale ontwikkelingsbanken beschikken over een AAA-kredietwaardigheidsbeoordeling van de drie belangrijkste kredietbeoordelaars: Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch. De AAA score is de hoogst mogelijke score wat duidt op zeer stabiel financieel management door deze banken. Deze score stelt de ontwikkelingsbanken in staat om tegen de gunstigste voorwaarden (her)financiering te verkrijgen op de kapitaalmarkten. De banken voeren een prudent beleid met als expliciet doel om deze AAA-status te beschermen en het risico op het afroepen van de garantie te minimaliseren. Een zeer sterke solvabiliteitspositie is één van de belangrijkste voorwaarden voor het verkrijgen van de AAA-score van de kredietbeoordelaren. Dit wordt onder andere bepaald door naar de capitalisation-ratio te kijken van de bank, die over het algemeen hoger is dan bij commerciële banken. De AAA-kredietstatus is van belang voor Nederland omdat hiermee de ontwikkelingsimpact van de regionale ontwikkelingsbanken het grootst is. Alle drie de banken beschikken daarnaast over een preferred creditor status vanwege hun exceptionele staat van dienst en hun systeemfunctie binnen de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur. Dit betekent dat leningen van multilaterale ontwikkelingsbanken prioriteit krijgen om terugbetaald te worden ten opzichte van andere uitstaande leningen als een lenende partij in betalingsproblemen komt.

Het risico op het inroepen van deze garantie is om bovengenoemde redenen uiterst gering. Er heeft in de bestaansgeschiedenis van multilaterale ontwikkelingsbanken nog nooit een uitkering onder deze garantieregeling plaatsgevonden. De kans dat de garantstelling leidt tot een financiële verplichting voor de Nederlandse Staat is daarom zeer klein. Nederland ziet deze garantstellingen daarom ook als een goede manier om landen in staat te stellen leningen te verkrijgen met gunstige voorwaarden.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van het uitstaande garantiekapitaal per regionale ontwikkelingsbank per 2023 zoals ook opgenomen in hoofdstuk 2.5, tabel 6, pagina 25. Het overzicht risicoregelingen van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2024:

Regionale Ontwikkelingsbank

Verstrekte garantie (x € 1.000)

African Development Bank

1.575.039

Asian Development Bank

1.355.025

Inter-American Development Bank

309.358

71

Op welke lage- en middeninkomenslanden ligt de nadruk in het stimuleren van verbeterde belastingregimes, en welke maatregelen worden hiervoor ingezet?

Nederland steunt programma’s van o.a. het IMF, de OESO en de Wereldbank, die open staan voor alle ontwikkelingslanden en zijn gebaseerd op de vraag van landen. De meeste vraag en activiteiten zijn in Afrika. Dit wordt verklaard doordat Afrikaanse landen over het algemeen lagere overheidsinkomsten hebben dan bijvoorbeeld Aziatische landen en er dus een hogere vraag is naar ondersteuning. Een overzicht van welke organisatie wat doet in welk land is te vinden op de site van het Platform for Collaboration on Tax.15

Daarnaast werkt Nederland bilateraal met de International Bureau of Fiscal Documentation (IBFD) de belastingdienst en VNG International in o.a. Oeganda, Mozambique, Tanzania en Indonesië. De keuze voor deze landen is onder meer gebaseerd op de relaties die deze organisaties al hebben met (lokale) overheden en de OS-beleidsfocus op deze landen.

Maatregelen zijn gericht op diverse aspecten van het fiscale systeem. Denk hierbij aan ondersteunen van landen bij het vormgeven en implementeren van internationale standaarden, het opzetten van een effectieve eigendomsbelasting of bijdragen aan fiscale vergroening.

72

Hoeveel budget is er beschikbaar voor het ondersteunen van ondernemers, en met name het MKB, bij het voldoen aan mogelijke Europese IMVO-wetgeving?

Voor de subsidieverlening in het kader van het Subsidieprogramma Sectorale Samenwerking uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geldt vanaf september 2022 tot en met december 2025 een subsidieplafond van 9 miljoen euro voor activiteiten van ondernemingen om hun internationale waardeketens te verduurzamen. Voor de periode 2019 tot en met 2024 is additioneel EUR 2,6 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor de uitvoering van IMVO-convenanten door de SER. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 6 november 2023 (Kamerstuk 26 485, nr. 430) is het doel om in het eerste kwartaal van 2024 de nieuwe vorm van sectorale samenwerking gereed te hebben. De beschikbare middelen blijven hierbij gelijk aan het bovenstaande.

Een ander belangrijk instrument voor het ondersteunen van de ondernemer is het IMVO-steunpunt, dat bedrijven helpt bij en adviseert over het toepassen van gepaste zorgvuldigheid volgens de OESO-richtlijnen. Voor dit instrument, belegd bij de RVO, is voor de periode 2022 tot en met 2026 meerjarige financiering vastgelegd van EUR 650.000 per jaar. De verwachting is dat het aantal vragen van bedrijven bij het steunpunt zal stijgen in aanloop naar de Europese IMVO-wetgeving. Hier is rekening mee gehouden door voor 2024 extra budget (EUR 200.000) te alloceren aan dit instrument.

73

Is het kabinet er zich van bewust dat verhoogde human rights due diligence moet uitgevoerd worden door bedrijven die opereren in hoog-risico landen op het gebied van mensenrechten, zoals landen met repressieve regimes, en in conflictgebieden? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat bedrijven hieraan voldoen? Vallen China en Saudi-Arabië in de categorie «hoog-risico» landen volgens het kabinet?

Human rights due diligence is onderdeel van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). In het geval van gewapende conflicten of een verhoogd risico op grove misbruiken worden bedrijven volgens de OESO-richtlijnen geacht aangescherpte gepaste zorgvuldigheid toe te passen. IMVO vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland en is derhalve geïntegreerd in alle economische activiteiten van de Nederlandse ambassades voor alle sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven. Zo informeert de Nederlandse overheid ook bedrijven over de balans tussen kansen en risico’s gerelateerd aan zakendoen in China en Saudi-Arabië, inclusief IMVO en mensenrechten.

Ambassades wijzen Nederlandse bedrijven op hun verantwoordelijkheden omtrent IMVO en gaan, mede afhankelijk van de vraag en de omvang van de inzet van de bedrijven in kwestie, met hen in gesprek over de beschikbare informatie over IMVO en relevante ondersteuning van de overheid. Wanneer het ambassadenetwerk een IMVO-risico vermoedt, vraagt het bedrijven actief naar de wijze waarop zij deze heeft afgedekt. Ook kunnen bedrijven worden doorverwezen naar experts die hen kunnen ondersteunen bij het doen van due diligence. Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.

74

Hoeveel budget kan er extra worden bespaart door Europese samenwerking te intensiveren op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en waar zijn nog mogelijkheden om beter samen te werken?

Europese samenwerking bespaart geen budget, maar resulteert er in dat er meer kan worden bereikt met Nederlandse inzet. Nederland is op wereldschaal een relatief kleine speler. Als de EU en andere lidstaten bijdragen aan Nederlandse beleidsdoelstellingen vergroten we onze slagkracht. Bovendien is er veel kennis en ervaring in Nederland beschikbaar bij bedrijven, onderzoeksinstellingen en organisaties waarmee de effectiviteit van Europese ontwikkelingssamenwerking kunnen vergroten. Indien Europese samenwerking goed wordt uitgevoerd, is dit goed voor Nederland, goed voor Europa en goed voor het betrokken land waarmee wordt samengewerkt.

Nederland maakt in toenemende mate gebruik van EU Delegated Cooperation, waarbij de Europese Commissie bereid is om EU-budget toe te voegen aan Nederlandse activiteiten indien er sprake is van gezamenlijke doelstellingen. Indien Nederland op budgetten zou korten, kan dit er toe leiden dat de EU minder geneigd is EU-budgetten aan Nederland over te dragen.

75

Op welke wijze is in de huidige begroting aansluiting gezocht met de Global Gateway van de EU?

Er wordt met verschillende instrumenten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, handelsbevordering en investeringen aansluiting gezocht bij de Global Gateway, zoals door financieringsplatforms voor groene waterstof in Zuid-Afrika en Namibië via Invest International en de ontwikkeling van de ontwikkeling van duurzame agrologistieke infrastructuur in Ethiopië via FMO.

76

Welke nieuwe bilaterale handelsakkoorden worden verwacht in 2024? Wat wordt verstaan onder «inclusief», welke criteria zijn hierop van toepassing?

De meest recente voortgangsrapportage handelsakkoorden is 10 november jl. verzonden aan uw Kamer als bijlage bij Kamerstuk 21 501-02, nr. 2780. In de rapportage wordt aangegeven wanneer afronding van een akkoord voorzien is, indien bekend. De volgende rapportage zal uw Kamer nog deze maand toegaan, als bijlage bij de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel op 22 en 23 januari 2024 in Brussel.

De inzet van het huidige kabinet ten aanzien van handel is opgenomen in het coalitieakkoord en nader uitgewerkt in de nota «Doen waar Nederland goed in is» (bijlage bij Kamerstuk 36 180, nr. 1). Het «bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden», zoals opgenomen op pagina 32 van de begroting 2024 van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, beschrijft de inzet voor de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij handelsakkoorden. Dit vindt o.a. plaats door in handelsakkoorden vast te leggen dat domestic advisory groups (DAGs) worden opgezet waaraan non-gouvernementele organisaties deelnemen.

77

Hoe kan het dat Financiële sector ontwikkeling op wordt geschroefd naar € 75 miljoen in het meerjarig beeld? Hoe kan het dat Infrastructuurontwikkeling tot in 2028 verdubbeld?

Het budget voor Financiële sector ontwikkeling is verhoogd voor de financiering van transacties in het kader van het Dutch Good Growth Fund (DGGF). Het budget voor infrastructuurontwikkeling wordt tot 2028 verdubbeld, omdat de verplichtingen die reeds zijn aangegaan en in 2024 zullen worden aangegaan, in de latere jaren tot uitgaven zullen leiden.

78

Ligt er een technische reden ten grondslag aan het feit dat er op artikel 1.2 niet bezuinigd wordt, bijvoorbeeld doordat de uitgaven niet meer geschoven kunnen worden?

De bezuinigingen op de BHOS begroting betreffen ODA uitgaven. Op artikel 1.2 staan alleen non-ODA uitgaven begroot.

79

Waar komt in 2026 het bedrag van € 1 miljoen aan verplichtingen vandaan ten behoeve van de Wereldtentoonstelling in Osaka in 2025?

In 2023 is besloten tot de Nederlandse deelname aan de Expo in Osaka, waarbij de daarvoor benodigde EUR 20 miljoen is gedekt uit de HGIS. Deze EUR 1 miljoen in 2026 is daar een onderdeel van.

80

Waarom daalt onder artikel 1.3 de financiering voor «nexus onderwijs en werk», zowel onder de subsidies als de Internationale organisatiebijdrages? Welke programma’s worden hierdoor geraakt?

Het Nexus programma bestaande uit zowel subsidies als Internationale organisatiebijdrages is momenteel in 10 landen actief en loopt af in december 2024. In 2023 en 2024 zijn de laatste betalingen gepland (o.a. voor Ethiopië en Senegal).

81

Welke handelsmissies zijn er met het oog op de versterking van de concurrentiepositie van Nederland in 2024 voorzien en kunt u nader toelichten wat de focus van deze handelsmissies zal zijn?

Voor heel 2024 wordt ingezet op ongeveer 10 economische missies onder leiding van een bewindspersoon. Op dit moment staan missies gepland naar Mexico (o.a. Life Sciences & Health), Vietnam (o.a. agrofood, water en logistiek), België (n.t.b.) en Polen (oa. Maakindustrie, landbouw).

Daarnaast wordt er ingezet op circa 30 handelsmissies zonder bewindspersoon. Het betreft op dit moment o.a. onder meer missies naar Nigeria, de Golfregio, Duitsland, Spanje, China, Turkije, Zwitserland, Singapore en de ASEAN-regio. De focus van deze missies zal op verschillende sectoren zijn, waaronder life sciences & health, waterstof, wind op zee, landbouw, water en digitalisering.

Specifiekere informatie over de verschillende missies en de werving wordt via de website van de RVO bekend gemaakt.

82

Welke landen krijgen prioriteit in capaciteitsopbouw rondom belastingstelsels?

Zie antwoord op vraag 71.

83

Welke maatregelen worden getroffen om de schok op het voedselsysteem tegen te gaan?

Naar aanleiding van een motie van de leden Thijssen, Bromet en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1447) werd uw kamer in december 2022 geïnformeerd over de inzet op voedselzekerheid in de context van opeenvolgende schokken op het voedselsysteem, zoals klimaatverandering, Covid-19 en de Russische inval in Oekraïne (Kamerstuk 33 625, nr. 341). In de betreffende brief schetst het kabinet de maatregelen om voedselsystemen schokbestendiger te maken langs drie lijnen: de direct mitigerende respons op de crisis, het continueren van de inzet op het uitbannen van honger in 2030 (SDG 2) en het vergroten van de weerbaarheid van voedselsystemen. Dat betekent inzet op vangnetten voor de meest kwetsbare huishoudens, ontwikkeling van robuuste lokale voedselproductiesystemen, respecteren van de mondiale ecologische draagkracht en handhaven van een stabiele wereldvoedselmarkt. Ook is het budget voor voedselzekerheid verhoogd en wordt de inzet van Nederlandse kennis en ervaring van bedrijven, kennisinstellingen en NGO’s bevorderd.

84

Hoe verhouden deze beleidswijzigingen zich tot de urgentie van het probleem van klimaatverandering en de kwetsbare positie van arme, kwetsbare en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen? Hoe verhouden deze beleidswijzigingen zich tot de Nederlandse Waterambitie (NIWA) die inzet op het vergroten van waterzekerheid en waterveiligheid wereldwijd, en tot de rol die Nederland voor zichzelf ziet als gidsland en aanjager?

De urgentie van het aanpakken van klimaatverandering is onverminderd groot. Nederland zal zich ook na de beleidswijzigingen (afschaffing van de verhoging van de streefwaarden op het gebeid van waterbeheer en WASH) blijven inzetten om klimaatverandering aan te pakken met aandacht voor de meest kwetsbaren en om waterzekerheid en waterveiligheid wereldwijd te vergroten. Er wordt gewerkt aan de herijking van de NIWA, die medio 2024 met de Kamer zal worden gedeeld.

85

Kunt u aangeven of de verhoging van de streefwaarden zoals toegezegd in de Internationale Klimaatstrategie op het gebied van waterbeheer en WASH helemaal geschrapt wordt, of dat de verhoging van de streefwaarden gestand blijft, maar deze waarschijnlijk niet gehaald kunnen worden?

Zoals op pagina 16 van de memorie van toelichting bij de begroting 2024 staat, zal deze verhoging van de streefwaarden worden geschrapt. Zie ook het antwoord op vraag 86.

86

Kunt u aangeven hoeveel extra budget er nodig zou zijn om deze verhogingen wel te kunnen realiseren en daarmee uitvoering te geven aan de Internationale Klimaatstrategie?

In 2022 was de verwachting dat er voor de periode 2023–2027 EUR 145 miljoen extra beschikbaar zou komen voor water via de ontstane ruimte binnen het ODA-budget door de BNI-bijstelling. De inschatting was dat daarmee 4 miljoen mensen voordeel van maatregelen op het gebied van waterbeheer en 7 miljoen mensen toegang tot WASH zouden kunnen krijgen. Het extra budget dat nodig is om deze extra doelstellingen te halen wordt, vanwege inflatie nu geschat op ongeveer EUR 160 miljoen. Het effect van de ombuiging als gevolg van de asieltoerekening is voor water in 2023 beperkt gebleven, voor de periode 2024–2026 leidt deze ombuiging echter tot een significante afname (ca. 80%) van de intensivering waardoor de verhoging van de streefwaarden is geschrapt.

87

Kunt u aangeven welke verdere (knock-on) effecten het niet halen van de genoemde verhogingen van de streefwaarden op het gebied van waterbeheer en WASH (mogelijk) heeft op andere doelstellingen uit de Internationale Klimaatstrategie? Komen andere doelstellingen, onder meer op het gebied van mitigatie en adaptatie, in gevaar door deze beleidswijzigingen, en zo ja, hoe?

Het schrappen van hogere streefwaarden voor waterbeheer heeft enig effect op voedselzekerheid, vanwege mogelijk verminderde optimalisering van watergebruik in de landbouw. Hetzelfde geldt voor waterzekerheid en -veiligheid in steden in ontwikkelingslanden, met mogelijke consequenties voor klimaatadaptatie en economische groei.

Lagere streefwaarden op het gebied van klimaatweerbare toegang tot WASH voorzieningen hebben consequenties voor gendergelijkheid. Vooral vrouwen en meisjes zullen meer tijd kwijt zijn met water halen voor hun huishoudens; tijd die ze niet kunnen besteden aan zelfontplooiing, onderwijs of productieve doeleinden.

88

Kunt u een overzicht geven van de ODA-middelen die begroot zijn ten behoeve van landbouw en de projecten die hiermee gefinancierd zullen worden?

Landbouwontwikkeling is integraal onderdeel van de Nederlandse inzet op voedselzekerheid (artikel 2.1) en private sector ontwikkeling (artikel 1.3).

In 2024 komt circa EUR 153 miljoen van het centrale voedselzekerheidsbudget specifiek toe aan ontwikkeling van voedselproductiesystemen van lokale boer(inn)en en circa EUR 43 miljoen aan ondersteunende kennis en capaciteit in dat verband. Vanuit private sectorontwikkeling wordt in 2024 eveneens circa EUR 80 miljoen aan landbouwontwikkeling besteed, voornamelijk gericht op het verstrekken van leningen, technische assistentie en advies aan agri-entrepreneurs. Van het voedselzekerheidsbudget dat via de ambassades wordt uitgegeven, EUR 131,9 miljoen in 2024, is landbouw het belangrijkste onderdeel, naast voeding en duurzaam landgebruik. Per land worden de bestedingen van de totale uitgaven op artikel 2.1 (voedselzekerheid) geadministreerd. Op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl worden details van de verschillende projecten gegeven.

89

Om welke redenen neemt de bijdrage voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) niet evenredig toe met de inflatoire ontwikkelingen?

Het verloop van de hoogte van de bijdrage voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is niet gekoppeld aan de inflatoire ontwikkelingen.

90

Zou een financiële impuls voor de RVO kunnen bijdragen aan betere hulp en begeleiding voor Nederlandse ondernemers in het buitenland, waardoor meer Nederlanders zouden willen ondernemen in het buitenland?

Ja.

91

Welke successen zijn er geboekt onder de subsidieregeling «Uitbannen huidige honger en voeding», en wat kan er meer gedaan worden om wereldwijde honger te bestrijden?

Onder de subsidieregeling «uitbannen honger en ondervoeding» vallen twee grote voedingsprogramma’s: Market-based solutions to improve diet (uitgevoerd door GAIN) en CASCADE (uitgevoerd door CARE Nederland). Beide programma’s zijn in 2022 gestart. De informatie en cijfers van de afgelopen jaarverslagen en resultatenrapportages op de website nlontwikkelingssamenwerking.nl laten zien welke resultaten er behaald zijn op het uitbannen van ondervoeding.16

De bredere (en recent geïntensiveerde) inzet en doelstellingen om vanuit Nederland een bijdrage te leveren aan Zero Hunger worden uiteengezet in de voedselzekerheidsbrieven aan uw Kamer in 2019 en 2022 (zie Kamerstuk 33 625, nr. 280 en Kamerstuk 33 625, nr. 341).

92

Kunt u uiteenzetten welke grote projecten er onder Klimaat Algemeen gerealiseerd zijn?

De grootste programma’s betreffen in volgorde van omvang van de uitgaven onder dit begrotingsartikel in 2023: Global Environment Facility, Green Climate Fund, Climate Investment Funds / Strategic Climate Fund, African Development Bank / Africa Adaptation Acceleration Program, Central African Forest Initiative.

93

Waar ziet het kabinet mogelijkheid om de inzet op voedselzekerheid verder te intensiveren, gezien het feit dat de streefwaarden naar beneden zijn bijgesteld en uit de halfjaarlijkse rapportages mondiale ontwikkelingen voedselzekerheid kan gaan blijken dat de voedselzekerheidssituatie verder verslechtert, terwijl het behalen van SDG2 (zero hunger) een kabinetsprioriteit is?

Het kabinet heeft zich wat betreft SDG2 ten doel gesteld om over de periode 2016–2030 bij te dragen aan het uitbannen van ondervoeding bij 32 miljoen mensen en het verhogen van productiviteit en inkomen van 8 miljoen kleinschalige voedselproducenten inclusief verduurzaming van hun landgebruik op 8 miljoen hectare. Deze doelen zijn gebaseerd op de voedselzekerheidssituatie van 2015 en vertegenwoordigen een evenredige bijdrage op grond van de relatieve internationale draagkracht van Nederland (zie Kamerstuk 33 625, nr. 280).

De verslechterende voedselzekerheid is voor het kabinet vorig jaar aanleiding geweest om het budget voor voedselzekerheid in de begroting 2023 te verhogen, evenals de streefwaarden voor het aantal jaarlijks te bereiken kleinschalige boerenhuishoudens en kwetsbare consumenten. Die intensivering blijft in de begroting 2024 in stand door de ombuigingen alleen toe te passen op het reguliere (oorspronkelijke) budget voor voedselzekerheid. De streefwaarden voor het jaarlijks aantal te bereiken kleinschalige boerenhuishoudens en kwetsbare consumenten zijn daartoe, ten opzichte van 2023, voor 2024 weliswaar licht naar beneden bijgesteld, maar nog steeds hoger dan daarvoor.

Met het realiseren van deze verhoogde streefwaarden voor jaarlijks bereik kan, ondanks toenemende voedselonzekerheid, over de periode 2016–2030 nog steeds een bijdrage worden geleverd aan SDG2 die evenredig is met de relatieve internationale draagkracht van Nederland.

94

Hoe wordt de inzet op voedselzekerheid in 2024 geïntensiveerd? Kan een overzicht gegeven worden van de streefwaarden op voedselzekerheid en de bijstellingen daarvan in de afgelopen jaren?

De oorspronkelijke intensivering op voedselzekerheid bedroeg voor 2.024 EUR 75 miljoen. Door de ombuiging van EUR 26 miljoen is in 2024 «netto» EUR 49 miljoen additioneel beschikbaar. Conform het oorspronkelijke intensiveringsvoorstel zal daarvan EUR 19,6 miljoen worden besteed aan verduurzaming van voedselsystemen, EUR 6,5 miljoen aan landbouwontwikkeling, EUR 3,3 miljoen aan kennis en onderzoek en EUR 19,6 miljoen aan het bestrijden van ondervoeding.

De streefwaarden zijn in de afgelopen jaren als volgt bijgesteld:

in miljoenen

Aantal jaarlijks te bereiken mensen mhoo hun voedselsituatie

Aantal jaarlijks te bereiken boeren mhoo productiviteit/inkomen

Aantal jaarlijks te bereiken hectaren land mhoo duurzaam gebruik

2019–2022

     

streefwaarden

20

10

1

2023

     

+ intensivering

24

12

2

2024

     

+ ombuiging

22

11

1,5

95

Welke programma’s scoren te weinig op concrete resultaten, wat zijn hiervan de oorzaken, hoe wordt dit getoetst en op wat voor termijn zullen deze programma’s worden afgebouwd?

Voedselzekerheidsprogramma’s worden bij de beoordelingsproceduree, tijdens uitvoering en bij afronding beoordeeld, gemonitord en geëvalueerd op resultaatbereik. De cijfers van het Jaarverslag en de resultatenpagina van de website Home – OS Portaal 2022 | (nlontwikkelingssamenwerking.nl) laten jaarlijks zien dat de value for money van de inzet op voedselzekerheid voldoende is. Er zijn op dit moment dan ook geen programma’s onder het voedselzekerheidsbudget die te weinig scoren op concrete resultaten.

96

Welke programma’s scoren momenteel te laag op waterbeheer? Hoe wordt dat gemeten?

De waterbeheerportefeuille omvat activiteiten die direct resultaat scoren en activiteiten die daar randvoorwaarden voor creëren. Het vinden van een balans daartussen gaat de vicieuze cyclus van build-neglect-repair tegen die IOB constateerde in de evaluatie van de Nederlandse waterbeheerportefeuille in 2018. Die balans wordt bij intake, tijdens uitvoering en bij afronding van programma’s beoordeeld, gemonitord en geëvalueerd. De cijfers van het Jaarverslag en de resultatenpagina van de website Home – OS Portaal 2022 | (nlontwikkelingssamenwerking.nl) laten zien dat de programma’s met de multilaterale ontwikkelingsbanken in de regel goed scoren op waterbeheer. Programma’s van ambassades hebben vaak een lange aanloop tot ze resultaat opleveren. In 2023 scoorde Benin bijvoorbeeld goed omdat een belangrijk programma met goede resultaten werd opgeleverd. Geen van de programma’s scoort structureel te laag. Wel vergt resultaatbereiking vaak veel geduld; zeker in fragiele staten zoals Mali, Niger, Burkina Faso en Zuid-Soedan.

97

Wat wordt er bedoeld met directe resultaatbereiking inzake waterbeheer?

Directe resultaten worden bereikt met activiteiten die direct leiden tot het verbeteren van de hoeveelheid of kwaliteit van water voor verschillende watergebruikers (mensen, bedrijven, maar ook natuur) of het beschermen van watergebruikers (met name mensen, maar ook infrastructuur en bedrijven) tegen wateroverlast. Voorbeelden zijn: toegang van boeren tot irrigatiesystemen, aanleg van drainage systemen in stedelijke gebieden en aanleggen van dijken of ontwikkeling van effectieve waarschuwingssystemen tegen hoogwater.

Daarnaast zijn er indirecte resultaten van een activiteit waarbij er geen direct verband is tussen de resultaten en de financiering. Het gaat hierbij om activiteiten voor institutionele of organisatorische versterking waardoor organisaties in staat zijn om extra financiering aan te trekken of activiteiten uit te voeren om resultaten te behalen op het gebied van waterbeheer.

98

Hoe meet men de successen van programma’s binnen de energietoegangsportefeuille? Wordt daarbij ook gekeken hoe ze op de lange termijn standhouden?

Voor het vaststellen van het aantal mensen dat dankzij Nederlandse steun toegang tot hernieuwbare energie heeft kunnen krijgen, is in 2017 een methodologische aanpak ontwikkeld en gepubliceerd (Methodologische notities bij indicatoren Ontwikkelingssamenwerking | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl). Deze methodologie wordt bij alle door Nederland ondersteunde programma’s gehanteerd. Met de methodologische notitie sluit Nederland aan bij de standaarden die door de Wereldbank en de Verenigde Naties worden gehanteerd ten aanzien van het meten van voortgang op SDG 7.1. «universele toegang tot schone, betaalbare, betrouwbare en moderne energie». De door Nederland gerapporteerde resultaten dienen duurzaam te zijn. Het bredere succes en de duurzaamheid van ondersteunde programma’s worden vastgesteld aan de hand van onafhankelijke externe evaluaties. Deze evaluaties worden uitgevoerd aan de hand van de OESO-DAC-criteria: relevantie, coherentie, doeltreffendheid, doelmatigheid, duurzaamheid en impact. Evaluaties worden uitgevoerd voor grotere programma’s en zijn openbaar toegankelijk, zoals de evaluaties van het Access to Energy Fund, het Energising Development Partnership Programme en het Africa Biogas Partnership Programme. Daarnaast is binnen de Strategische Evaluatie-Agenda 2024–2028 een beleidsevaluatie gepland van het beleid en de portfolio op hernieuwbare energie. Deze beleidsevaluatie, gepland voor het jaar 2026, kijkt ook naar de bestendigheid van de resultaten.

99

Hoe actueel zijn de extra uitgaven van het huidige demissionaire kabinet van meer dan € 1,8 miljard in 2025 aan het internationaal klimaatbeleid nog en waar wordt deze klimaatfinanciering aan besteed?

De totale klimaatfinanciering en het streven van meer dan EUR 1,8 miljard bestaat uit publieke klimaatfinanciering en met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering. Zowel de ambitie om dit doel in 2025 te behalen als de hoogte van het Nederlands aandeel van de internationale verplichting om collectief USD 100 miljard te mobiliseren is onverminderd actueel, als de in de HGIS-nota 2024 gegeven inschatting van de klimaatfinanciering in 2024. Dit is des te relevanter gegeven de uitgebreide aandacht voor financiering op de afgelopen klimaattop en de afspraak in 2024 een nieuwe, hogere financieringsdoelstelling overeen te komen. De publieke klimaatfinanciering bestaat uit meer dan 300 programma’s en projecten op uiteenlopende terreinen waaronder bijvoorbeeld klimaatbestendige landbouw, hernieuwbare energie en economische ontwikkeling. De programma’s en projecten zijn publiekelijk toegankelijk via het dashboard klimaatfinanciering.

100

Waar kunnen wij deze intensiveren naar € 1,8 miljard van totale klimaatfinanciering in het kader van internationaal klimaatbeleid vinden in de begrotingsstaat 2024?

De totale klimaatfinanciering bestaat uit publieke klimaatfinanciering en met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering. De HGIS-nota 2024 bevat een inschatting van de klimaatfinanciering in 2024 inclusief een verdeling van de publieke klimaatfinanciering over de diverse beleidsartikelen; zie Kamerstuk 36 411, nr. 1.

101

Hoe doeltreffend en effectiviteit is de financiering van internationaal klimaatbeleid met het bereiken van de klimaatdoelstellingen die het kabinet heeft gesteld?

Met de klimaatfinanciering ligt Nederland op schema in het groeipad naar de kabinetsdoelstelling van een bijdrage van meer dan EUR 1,8 miljard aan de internationale verplichting collectief USD 100 miljard te mobiliseren voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Voor wat betreft de kabinetsdoelstellingen om hierbij specifiek aandacht te hebben voor lage-inkomenslanden en meer dan de helft aan adaptatie te besteden concludeert de IOB dat «Nederlandse klimaatfinanciering uit ODA komt terecht bij lage-inkomenslanden, en komt voor een aanzienlijk deel ten goede van adaptatie».17 In 2024 ontvangt uw Kamer de periodieke rapportage op het gebied van het begrotingsartikel 2 inzake Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden, waarin ook deze deelstudie is verwerkt.

102

In welke verhouding investeert het kabinet via internationale organisaties en op landenniveau in Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)?

In 2024 wordt circa 40 procent van het budget voor Mondiale gezondheid en SRGR geïnvesteerd via internationale organisaties zoals UNFPA, Gavi, Global Fund to Fight AIDS, Tubercolosis and Malaria en de Global Financing Facility. Circa 30 procent wordt gedelegeerd aan de posten in de focuslanden Ethiopië, Mali, Oeganda, Benin, Niger, Burkina Faso, Jemen en, Burundi.

103

Hoe is de bezuiniging op mondiale gezondheid en SRGR onder subsidies opgebouwd? Kunt u uitsplitsen op welke organisaties en in welke jaren deze bezuinigingen neerslaan?

Het budget voor mondiale gezondheid en SRGR in 2024 blijft gelijk ten opzichte van 2023. De ombuigingen slaan niet neer op lopende programmering en activiteiten en hebben betrekking op de mogelijkheid tot intensiveringen en het aangaan van nieuwe verplichtingen in het kader van de mondiale gezondheidsstrategie.

Afgelopen jaar zijn in dat kader onder andere extra bijdragen aan de WHO, UNAIDS, Global Fund gedaan en zijn extra middelen naar de posten gedelegeerd.

Door de ombuigingen is de financiële ruimte komende jaren minder dan voorzien. Dit heeft gevolgen voor de ambitie waarmee het kabinet komend jaar kan bijdragen aan gezondheid wereldwijd en daarmee ook in Nederland.

Doordat de ombuigingen in de loop van 2023 minder hoog waren dan voorzien, en een aantal geplande betalingen voor 2024 konden worden teruggeschoven naar 2023, is in het komende jaar ruimte gecreëerd om invulling te kunnen blijven geven aan de implementatie van de mondiale gezondheidsstrategie. Voor een uitgebreid overzicht verwijs ik u naar bijlage 1.

104

Resulteren de bezuinigingen op mondiale gezondheid en SRGR in bezuinigingen op de lopende strategische partnerschappen tot 2025? Zo ja, kan dit worden uitgesplitst voor 2024 en 2025?

Nee, de bezuinigingen hebben geen gevolgen voor de lopende strategische partnerschappen.

105

Hoe verhouden de bezuinigingen op mondiale gezondheid en SRGR zich tot het feministisch buitenlandbeleid, de Afrikastrategie, de Mondiale Gezondheidsstrategie en de prioriteiten die gesteld zijn in de beleidsnota Doen waar Nederland goed in is?

Door de afgenomen financiële ruimte kan met minder middelen dan voorzien worden geïntensiveerd op activiteiten in het kader van de implementatie van de mondiale gezondheidsstrategie.

Tegelijkertijd is een belangrijke pijler onder de strategie dat vooral door het versterken van coördinatie en coherentie, nationaal, internationaal en intersectoraal, moet worden bijgedragen aan het verbeteren van gezondheid wereldwijd. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de Global Health Hub. Met de implementatie van de mondiale gezondheidsstrategie blijft het kabinet zich inzetten voor gelijkwaardigere en inclusievere samenlevingen, in lijn met het feministisch buitenlandbeleid.

Centraal in de Afrikastrategie is het voornemen om op basis van gelijkwaardigheid relaties aan te gaan en de onderhouden met Afrikaanse partners. Daarbij wil het kabinet beter luisteren naar en belang hechten aan de belangen van Afrikaanse landen en hun inwoners. Dit is niet direct afhankelijk van geld.

Partnerschappen die daaruit voortvloeien, vragen wel om fondsen. De Afrikastrategie heeft geen zelfstandig budget en bouwt voort op budgetten die beschikbaar zijn voor de diverse thema’s uit de BHOS-begroting. Een afname van middelen zal zich dan ook in de eerste plaats via die weg manifesteren.

106

Hoe verhouden de bezuinigingen op mondiale gezondheid en SRGR zich tot de vocale anti-rechtenbeweging die in landen wereldwijd SRGR ondermijnt?

Zoals benoemd onder vraag 103 blijft het budget voor mondiale gezondheid en SRGR in 2024 gelijk ten opzichte van 2023.

Het kabinet maakt zich zorgen over de toenemende druk op SRGR wereldwijd en erkent dat tegenkrachten steeds beter zijn georganiseerd en gefinancierd. Dit effectief adresseren is dan ook een belangrijke pijler in de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie 2023–2030 die in oktober 2022 door de Ministers voor BHOS en van VWS namens het kabinet is gelanceerd. Juist daarom blijft het kabinet ook in 2024 onverminderd investeren in mondiale gezondheid en SRGR en specifiek in die groepen en rechten die het meest onder druk staan. Daarom is de intensivering van dit kabinet rekenkundig uitgezonderd van de budgetten waarop bezuinigd is.

Financiering van organisaties die zich hiervoor inzetten, gaat hand in hand met diplomatieke inspanningen. Om effectiviteit en efficiëntie te vergroten zet het kabinet zich in om samenwerking met gelijkgezinde landen en maatschappelijk middenveld te versterken.

107

Hoe verhouden de bezuinigingen op mondiale gezondheid en SRGR zich tot de rol van Nederland als koploper op SRGR en donor met durf?

Zoals benoemd onder vraag 103 blijft het budget voor mondiale gezondheid en SRGR in 2024 gelijk, ten opzichte van 2023.

Het kabinet blijft zich komend jaar, in lijn met de mondiale gezondheidsstrategie 2023–2030, met expertise, financiering en diplomatie inzetten voor het verbeteren van toegang tot SRGR en voor die thema’s die onder druk staan in het bijzonder.

Ook in het kader van de viering van 30 jaar Actieprogramma van de International Conference on Population and Development (ICPD+30) zal Nederland een rol als koploper spelen, onder ander door het co-hosten van een mondiale jongerendialoog met Benin, Denemarken en UNFPA.

108

Hoe verhouden de bezuinigingen op mondiale gezondheid en SRGR, specifiek op de subsidies voor ambassades, zich tot de ambitie van het kabinet voor zuidelijk leiderschap? Worden contractuele verplichtingen hierbij gehandhaafd? Kunnen de bezuinigingen per ambassade worden uitgesplitst?

De ombuigingen hebben geen gevolgen voor de budgetten van de ambassades. Voor 2024 is juist EUR 45 miljoen extra aan de posten gedelegeerd. De ombuigingen worden op centraal niveau opgevangen. Het kabinet blijft zich inzetten voor meer zuidelijk leiderschap.

109

Wordt er bezuinigd op de bijdrage aan het Global Fund? Zo nee, waar op de begroting is de bijdrage te vinden? Zo ja, hoeveel wordt er bezuinigd en in welke jaren?

Nee. Er wordt niet bezuinigd op de bijdrage aan het Global Fund.

De bijdrage aan het Global Fund is voor de periode 2023–2025 juist verhoogd tot EUR 60 miljoen per jaar. In de periode 2020–2022 was de bijdrage EUR 52 miljoen per jaar.

Vergelijkbaar met bijdragen aan andere internationale fondsen wordt de bijdrage aan het Global Fund vanaf 2023 in de begroting gepresenteerd onder het begrotingsartikel «Bijdrage aan (inter)nationale organisaties / Mondiale gezondheid en SRGR».

110

Kunnen de bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld van € 15,775 miljoen in 2024 en van € 35,108 miljoen in 2025 nader worden uitgelegd? Hoeveel van deze bezuinigingen betreffen de strategische partnerschappen? Kan er een uitputtend overzicht worden gegeven van welk strategisch partnerschap met welk bedrag wordt gekort?

De bezuinigingen zijn het gevolg van de verwachte extra toestroom van asielzoekers uit DAC-landen waarvoor de kosten neerslaan op de BHOS-begroting.

De bezuinigingen op het budget voor maatschappelijk middenveld hebben geen gevolgen voor de strategische partnerschappen. Er is geen noodzaak om lopende subsidies te korten omdat de bezuiniging wordt opgevangen door vrije ruimte binnen de begroting.

111

In hoeverre zijn er buffers om een toenemende mate aan grote rampen het hoofd te bieden?

Nederland stelt meerjarig, flexibel en ongeoormerkte financiering beschikbaar aan humanitaire partners (VN, Rode Kruis/Rode Halve Maan en de Dutch Relief Alliance (DRA)) en fondsen. Dit stelt hulporganisaties in staat om snel, efficiënt en doeltreffend hulp te verlenen daar waar dit het hardst nodig is.

De IOB-evaluatie over het Nederlandse humanitaire hulpbeleid over de periode 2015–2021 bevestigt dat deze vorm van financiering het meeste impact heeft.18

Daarnaast wordt financiële ruimte behouden voor acute crises waarbij financiële bijdragen of inzet van het bredere noodhulpinstrumentarium (vb. Urban Search and Rescue Team, inzet minDEF) kan worden overwogen. In verband met het toegenomen aantal crises – terugblikkend op de afgelopen twee jaar – staat deze financiële buffer wel onder druk.

112

Uit welk budget is de € 15 miljoen die premier Rutte tijdens COP28 in Dubai heeft toegezegd voor het opstarten van het klimaatschadefonds afkomstig? Is het additioneel aan al begrote bijdragen aan adaptatie- en mitigatiefinanciering voor ontwikkelingslanden (zoals gepresenteerd in bijlage 7 van de HGIS-nota)? Is het additioneel aan ODA?

De toezegging voor een eenmalige bijdrage aan de opstartkosten van een fonds gericht op adresseren van schade en verlies als gevolg van klimaatverandering ter grootte van EUR 15 miljoen wordt gedekt binnen de begrotingen van de bij de klimaattop betrokken departementen en wordt definitief opgenomen in de Voorjaarsnota en de Eerste suppletoire begrotingen 2024. De bijdrage vanaf de BHOS-begroting wordt gedekt uit artikel 2.

113

Kan bij de toerekening eerstejaarsopvangkosten asiel voor 2024 precies worden aangegeven waar de toerekening voor is bedoeld, zowel in aantallen als in prijs en onderverdeling meerderjarigen en minderjarige asielzoekers?

In de begroting voor 2024 staat een ODA-bedrag van EUR 1.341 miljoen gereserveerd voor de eerstejaarsasiel opvang uit DAC-landen. Dit betreffen de kosten voor de opvang bij het COA, rechtsbijstand, vluchtelingenwerk, tolken, begeleiding jongeren en onderwijs. Hieronder staat een overzicht uitgesplitst naar meerderjarigen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV).

Opvang

Aantal

Prijs

Totaal

Regulier

48.062

21.642

1.040.155.315

AMV

2.530

62.527

158.168.193

       

Onderwijs

   

38.333.224

       

Toerekening Nidos (AMV)

     

Opvang COA

2.530

8.754

22.143.724

Nidos < 15 jaar

250

15.116

3.778.931

Nidos > 15 jaar

109

53.126

5.790.736

       

Overige kosten

     

Rechtsbijstand

   

54.960.000

Subsidie Vluchtelingenwerk NL

   

11.672.000

Tolken IND

   

5.600.000

Totaal

   

1.340.602.124

* Door afronding kan het totaal afwijken van de som van de verschillende elementen.

114

Wat zijn de (mogelijke) gevolgen van het feit dat Nederland maar deels aan afspraken kan voldoen?

In het UN-Funding Compact is onder meer afgesproken dat lidstaten bij het geven van fondsen aan het VN-ontwikkelingssysteem ernaar streven daarvan minimaal 30% ongeoormerkt te financieren (de genoemde Algemene Vrijwillige Bijdrages). Met die ongeoormerkte bijdragen kunnen de VN-organisaties flexibel inspringen op ontwikkelingen die raken aan het uitvoeren van hun mandaten. Dit helpt de efficiëntie en effectiviteit van het werk van de VN, ook aldus de IOB beleidsdoorlichting van Nederlandse samenwerking met de ontwikkelingsorganisaties van de Verenigde Naties19 en de IOB-evaluatie Humanitair.20 Concreet zorgt meerjarige ongeoormerkte financiering er bijvoorbeeld voor dat de VN in staat is om meerjarige planningen te maken, kosten kan reduceren die de VN anders moet maken om fondsen te werven, en deskundig personeel vast kan houden. Daarnaast zorgt ongeoormerkte financiering ervoor dat VN-organisaties snel en flexibel kunnen inspelen op nieuwe noden en ontwikkelingen, zeker in tijden van crisis. Zo kon bijvoorbeeld het Wereldvoedselprogramma vanuit ongeoormerkte middelen meteen hulp bieden bij de aardbeving in Marokko, zonder te hoeven wachten op het eerst ontvangen van geoormerkte bijdragen daarvoor. Ook gebruikt de VN de ongeoormerkte middelen om activiteiten in de kern van hun ontwikkelings- (SDG’s), humanitaire- (inclusief crisisrespons) en hun normatieve mandaat (zoals mensenrechten, genderrechten, sociale rechten en arbeidsrechten) te kunnen borgen. Een te laag percentage ongeoormerkte financiering zorgt ervoor dat bovenstaande voor de VN lastiger zal worden. Daarom zal Nederland blijven streven de afspraken in het UN-Funding Compact te behalen.