Vastgesteld 1 februari 2024
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 19 december 2023 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van 23 januari 2024 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
1.
Welke plannen liggen er bij de verschillende onderdelen om de kosten van externe inhuur te doen dalen?
Defensie blijft al jarenlang onder de zogeheten Roemer-norm (max. 10% van de personele uitgaven aan externe inhuur). Tegelijkertijd heeft Defensie maatregelen genomen voor het behouden, binden en inspireren van (nieuw) personeel om zo de personele gereedheid te verbeteren (zie Contourenbrief behouden, binden en inspireren, Kamerstuk 36 200 X, nr. 8, 1 september 2022 en de Kamerbrief over de stand van zaken, Kamerstuk 36 410 X, nr. 7, 27 september 2023). Toch blijft externe inhuur nodig om te voorzien in schaarse expertise, gegeven de huidige krappe arbeidsmarkt, de forse groei van het aantal functies binnen
Defensie en de onderbezetting in de kritische functiegebieden. Daarbij houdt Defensie oog voor de Roemer-norm voor externe inhuur.
2.
Wat zijn de uitgaven aan de verdediging van Caribisch Nederland? Hoeveel geld geeft Defensie hier uit, en waaraan?
Defensie voert de aan haar toegewezen hoofdtaken integraal uit het binnen het gehele Koninkrijk. Nieuwe dreigingen en de verslechtering van de veiligheidssituatie in de wereld benadrukken het belang van het bewaken van de veiligheid in de Caribisch regio.
In de administratie is geen uitsplitsing gemaakt naar de uitgaven per gemeente en dus ook niet naar de bijzondere gemeenten in het Koninkrijk (Caribisch Nederland). Er kan dus niet worden bepaald welk deel van de uitgaven is besteed aan Caribisch Nederland.
3.
Wat zijn de financiële consequenties van het onderhandelingsresultaat Arbeidsvoorwaarden 2024 en wanneer worden deze verwerkt in de begroting?
De gevolgen van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2024 worden grotendeels per 1e suppletoire begrotingswet 2024 verwerkt. Naar verwachting zal dan € 675 miljoen worden overgeheveld aan de defensieonderdelen vanuit het hiervoor gereserveerde budget op artikel 12 nog onverdeeld aangevuld met de nog te ontvangen loonbijstelling van het Ministerie van Financiën bij de Voorjaarsnota. Hiermee worden onder andere de 7% loonsverhoging en een eenmalige uitkering van € 1.500,- bruto in januari 2024, gefinancierd. Met de 2e suppletoire begrotingswet 2024 zal het restant naar de defensieonderdelen worden geboekt.
4.
Wat zijn de voornaamste aandachtspunten van de Rekenkamer over de investeringsprogramma’s en materieelverwerving en hoe gaat u deze verwerken?
De Algemene Rekenkamer (AR) heeft recent geen specifieke aandachtspunten over de investeringsprogramma’s en materieelverwerving gegeven. Wel heeft de AR onderzoek gedaan naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) als onderdeel van het Verantwoordingsonderzoek (VO) 2022. Defensie had voor 2022 € 4.818 miljoen aan verplichtingen begroot in het DMF, de realisatie was € 1.576 miljoen hoger. Dit was het gevolg van verschuivingen van niet-aangegane verplichtingen uit 2021 en extra investeringen in materieel. De financiële verantwoordingsinformatie in het jaarverslag 2022 van het DMF voldoet op totaalniveau aan de daaraan te stellen eisen met uitzondering van de rechtmatigheid van de verplichtingen. De AR heeft geconstateerd dat de tolerantiegrens op het totaalniveau van verplichtingen in 2022 is overschreden. Het totaal aan fouten en onzekerheden bedroeg € 177,9 miljoen. Defensie heeft maatregelen genomen gericht op het tijdig en juist vastleggen van verplichtingen en het actief sturen op verplichtingen. Daarnaast is er meer aandacht voor een passende en toereikende onderbouwing bij het gebruik van uitzonderingsbepalingen en niet-standaard aanbestedingsprocedures. Deze inzet en aandacht behouden we ook komende jaren. De AR heeft geconstateerd dat verbetermaatregelen hebben zorggedragen voor het verbeteren van de rechtmatigheid.
5.
Heeft u overwogen om de behoefte voor maritieme patrouillevliegtuigen te verkennen, gezien het feit dat de begroting de dreiging op de Noordzee noemt?
Gelet op de ernst van de dreiging, de incidenten in de Oostzee en de Noordzee en het conflict in de Oekraïne heeft de bescherming van de vitale infrastructuur de volle aandacht van het kabinet. Daarvoor verwijs ik graag naar de brief Project «Verwerving ISR-capaciteit Noordzee» en internationale ontwikkelingen bescherming vitale infrastructuur Noordzee van 19 december jl., Kamerstuk 36 124, nr. 39 en de brief Kabinetsbesluit taak Defensie op de Noordzee van 7 juli 2023, Kamerstuk 33 450, nr. 122. In deze brief wordt ingegaan op de stappen die Defensie, samen met (inter)nationale partners, neemt ten aanzien van de bescherming van de infrastructuur op de Noordzee, waaronder de verwerving van satellietdata. Ten aanzien van de aanschaf van patrouillevliegtuigen kan ik u aanvullend melden dat Defensie over NH-90 helikopters beschikt en investeert in maritieme radars voor de MQ-9A toestellen. Daarnaast neemt Defensie deel aan een Europees project via het European Defence Fund (EDF) over unmanned anti-submarine and seabed warfare, waarbij nieuwe mogelijkheden worden onderzocht om huidige en toekomstige dreigingen het hoofd te bieden. Het nieuwe patrouillevliegtuig van de Kustwacht is ook geschikt voor beeldopbouwtaken boven de Noordzee. Relevante gegevens in het kader van maritime security worden gedeeld met Defensie. Maritieme patrouillevliegtuigen zouden daarom boven het Nederlandse deel van de Noordzee slechts van beperkte toegevoegde waarde zijn in verhouding tot de kosten. Verwerving van maritieme patrouillevliegtuigen is daarom op dit moment niet aan de orde.
6.
Waarom worden er aan de begroting cijfers toegevoegd die de uitgaven van Defensie in percentage van het BBP toelichten, inclusief de militaire steun aan Oekraïne, terwijl deze steunuitgaven niet meetellen voor het (niet) behalen van NAVO-norm?
De NAVO heeft in de richtlijn AC-281 aangegeven welke uitgaven er wel of niet mogen worden toegerekend aan de NAVO-norm. Hierin is opgenomen dat alleen uitgaven voor militaire steun aan NAVO-bondgenoten mogen worden meegerekend. Militaire steun aan derden (Oekraïne) wordt niet meegerekend als defensie-uitgaven die meetellen voor de NAVO-norm van 2% (alleen voor 2023 is het toerekenen van de steun voor Oekraïne door de NAVO wel goedgekeurd). In de begroting is aangegeven hoe de Nederlandse defensie-uitgaven zich verhouden tot het Nederlands bbp. Om het effect van de militaire steun op het bbp-percentage weer te geven, zijn de cijfers ook inclusief de steunuitgaven weergegeven.
7.
In 2024 en 2025 wordt voorzien dat de NAVO-norm niet gehaald gaat worden, waarom?
Het huidige kabinet heeft fors geïnvesteerd in het verhogen van de defensie-uitgaven. Gelet op de verhoging van budgetten van alle bondgenoten en de zeer krappe defensiematerieelmarkten en arbeidsmarkt ontstaat er spanning op de realisatie van verplichtingen en de daaraan verbonden uitgaven. Deze krapte heeft ertoe geleid dat enkele investeringen vertraagd zijn.
Daarom heeft Defensie in de afgelopen jaren een aantal kasschuiven doorgevoerd waardoor de defensie-uitgaven deels verschoven zijn naar latere jaren. De extra middelen die het Kabinet aan Defensie beschikbaar heeft gesteld, worden dus verspreid over de komende jaren uitgegeven. Deze spreiding heeft als gevolg dat de Defensie-uitgaven in % BBP dalen. Hierdoor valt het BBP-percentage voor 2024 en 2025 dus iets lager uit, maar zal het in volgende jaren hoger uitvallen. Het geld blijft immers behouden voor Defensie en wordt alsnog uitgegeven. Ondanks externe marktkrapte lukt het Defensie om in budgettaire omvang in korte tijd snel te groeien. Dit toont niet alleen de ambitie van Defensie, maar ook het aanpassings- en groeivermogen van de organisatie.
8.
Hoe verhoudt zich de kleine daling in Defensie-uitgaven van het BBP tot de bredere beleidsdoelen voor Defensie zoals in de beleidsagenda van de begroting toegelicht, gezien het feit dat we kunnen zien dat er tussen 2024 en 2025 een kleine daling in de Defensie-uitgaven van het percentage van het BBP voorzien wordt?
De doelen uit de beleidsagenda beschrijven de transformatie die Defensie voor ogen heeft. Deze transformatie is reeds in gang gezet met de Defensienota 2022. Het kost echter tijd om alle beleidsdoelen te verwezenlijken. Sinds de Defensienota zijn de defensie-uitgaven van Nederland wel aanzienlijk gestegen en daarmee ook het Nederlands BBP percentage. De daling van het BBP percentage dat Nederland voor ogen had in 2024 en 2025 komt door vertragingen die optreden in investeringen die Defensie kan doen als gevolg van krapte op de arbeids- en defensiemarkten.
9.
Heeft Defensie rekening gehouden met de te verwachten uitstroom op basis van de leeftijdsopbouw van het burgerpersoneel bij de aangegeven prognoses?
Ja, de uitstroom van burgerpersoneel dat met pensioen gaat, is meegenomen in de prognoses.
10.
Hoe komt het dat tabel zes, in de kolom voor 2023 na een subtotaal van 127.735 toch optelt naar 30.242? Wat verklaart dat?
Er is sprake van een fout in de optelling. Het totaal bedrag moet 146.177 zijn in plaats van 30.242.
11.
Is er bij de Marine ook al de omkeer van meer instroom dan uitstroom ingezet? Of loopt de Marine nog leeg door hogere uitstroom dan instroom van personeel?
Uit de jaarcijfers blijkt dat in 2023 bij de marine de instroom voor militairen, burgers en reservisten hoger is dan de uitstroom.
Militair |
Burger |
Reservist |
Totaal |
|
---|---|---|---|---|
Instroom |
694 |
334 |
242 |
1.270 |
Uitstroom |
604 |
157 |
102 |
863 |
12.
Waarom zijn de programma-uitgaven voor de Kustwacht in 2023 veel hoger dan omliggende jaren?
14.
Wat zijn de redenen voor de afname van uitgaven aan de Kustwacht voor de komende jaren, gezien het feit dat de uitgaven voor de Kustwacht in 2023 zijn gestegen naar € 76 miljoen, maar dalen in 2024 en verder naar € 56 miljoen.
In 2023 heeft de Kustwacht nieuwe contracten afgesloten voor de vervanging van Luchtverkenningscapaciteit en de vernieuwing van de Search and Rescue (SAR) helikopter. Dit is een van de redenen voor een verhoogd bedrag vanaf 2023. Daarnaast heeft de Kustwacht in 2023 een extra Emergency Towing Vessels (ETV) geleased. Dit zorgt ook voor een ophoging van het bedrag in 2023.
De uitgaven voor alle Emergency Towing Vessels (ETV) zijn opgenomen in de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De financiële reeks voor de kosten van ETV wordt in het uitvoeringsjaar overgeboekt van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Defensie. In 2023 is de overboeking al gerealiseerd en derhalve reeds zichtbaar. In 2024 en verder is dit nog niet zichtbaar waardoor het bedrag vanaf 2024 lager is dan 2023. Met de eerste suppletoire wet 2024 zullen de middelen worden toegevoegd aan de defensiebegroting.
13.
De apparaatsuitgaven voor externe inhuur gaan flink dalen bij de Marine in 2025, liggen daar al plannen voor of zijn die al naar de Kamer gecommuniceerd?
Er wordt per jaar bekeken wat de behoefte aan externe inhuur is. Dit hangt af van de personele vulling met eigen personeel. Wanneer de vulling lager is, zal er naar verhouding meer extern ingehuurd worden om te voorzien in alternatieve personele capaciteit en zal hier dus meer budget voor begroot worden. Gezien de huidige ondervulling is er op dit moment bij de Koninklijke Marine € 9,9 miljoen begroot voor externe inhuur in 2024. Afhankelijk van de ontwikkeling van de vulling in de komende tijd zal het begrote budget voor externe inhuur vanaf 2025 in de begroting van 2025 bijgesteld worden.
15.
Hoe valt de stijging van de middelen voor gereedstelling te rijmen met bijvoorbeeld de personeelstekorten, gezien de gereedstelling stijgt in 2024 met € 15 miljoen naar € 96 miljoen.
Voor het bereiken van de operationele gereedheid nemen de operationele eenheden van de defensieonderdelen deel aan tal van oefeningen en trainingen in binnen- en buitenland. Met grotere en veelal internationalere oefeningen, met nadruk op het hoogste geweldspectrum, bereiden meer eenheden in grotere verbanden zich voor op hun rol binnen de eerste hoofdtaak van de krijgsmacht. Daarnaast leidt ondervulling met als gevolg het inzetten van minder personeel bij oefeningen niet tot evenredig lagere uitgaven omdat ze niet allemaal personeel-gebonden zijn. Zo is bijvoorbeeld de huur van oefenterreinen niet direct afhankelijk van het aan de oefening deelnemende aantal militairen.
16.
Hoeveel extra mensen komen in het Koninklijke Marechaussee (KMar)-contingent van het stelsel bewaken en beveiligen?
In de Voorjaarsnota 2022 heeft het Kabinet aanvullende middelen beschikbaar gesteld om het stelsel Bewaken en Beveiligen integraal te versterken en te voorzien van extra capaciteit. Dit geld is voor zowel personeel, materieel en infrastructuur. Vanuit deze middelen worden 210 extra mensen toegevoegd aan het KMar contingent. Hiervan worden 177 medewerkers operationeel ingezet en 33 medewerkers in de ondersteuning.
17.
Wat verklaart de grotere fluctuaties in het Nationaal Fonds Ereschuld?
Het Nationaal Fonds Ereschuld is bedoeld voor tegemoetkoming claims van veteranen met uitzendgerelateerde aandoeningen. Defensie kan niet sturen op de hoogte, de hoeveelheid en het moment van de schade-uitkeringen. De uitgaven kennen daardoor een grillig verloop.