Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2024
Goed onderwijs is het kapitaal van onze samenleving. Elke euro die we investeren in onderwijs, is een investering in onze gezamenlijke toekomst. Nu al klinkt er overal een luide roep om goed opgeleide mensen, bijvoorbeeld in de techniek, het onderwijs, de energiesector en de zorg. En die vraag groeit in de toekomst alleen maar. Goed onderwijs is dus in het belang van ons allemaal.
Investeren in het onderwijs is ook een diepte-investering in de ontwikkeling van jonge mensen. We willen hun alles meegeven wat ze nodig hebben om in de samenleving en op de arbeidsmarkt mee te kunnen draaien. Dat begint met goed onderwijs in taal, rekenen-wiskunde, burgerschap en digitale vaardigheden. Maar dat zit hem ook in de persoonlijke vorming. In het onderwijs leren jongeren dat ze er niet alleen voor staan in de samenleving. En hoe ze kunnen omgaan met onzekerheid en keuzestress. Dat is steeds belangrijker in een veranderende wereld. Jongeren moeten zich kunnen ontwikkelen tot volwaardige deelnemers aan de samenleving, met alle plichten, rechten, onzekerheden en mogelijkheden die dat met zich meebrengt. Hiermee levert het onderwijs een waardevolle bijdrage aan het functioneren van onze democratie. Iedereen die werkt in het onderwijs en al deze bagage meegeeft aan jonge mensen, levert een bijdrage die nauwelijks te overschatten is.
We hebben met het onderwijs goud in handen en daardoor is het extra verontrustend als we constateren dat het onderwijs nog steeds onder grote druk staat. Dat merken we bijvoorbeeld als we spreken met docenten, leerlingen, ouders en bestuurders. Maar het komt ook naar voren uit analyses en onderzoeken.
Hierbij bieden wij u de Staat van het Onderwijs 2024 aan (hierna: de Staat). De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) bevestigt het beeld dat het onderwijs onder druk staat. En roept met grote urgentie op tot samenwerking en verplichtende afspraken. Dit kabinet heeft een lijn van focus en professionalisering ingezet. De inspectie moedigt aan om op die lijn door te gaan, waarbij de grootste prioriteiten zijn dat we het tekort aan onderwijsprofessionals aanpakken en het beheersingsniveau van de basisvaardigheden verhogen. Het liefste zouden wij nu al de vruchten plukken van de investeringen die dit kabinet heeft gedaan, maar ook hier gaat de kost voor de baat uit. We werken vanuit het vertrouwen dat structurele investeringen zich zullen uitbetalen, zoals ook de goede voorbeelden uit het buitenland laten zien. We danken de inspectie voor haar belangrijke controlerende bijdrage aan het onderwijs en de samenleving.
Kernopgaven voor het onderwijs
De inspectie benadrukt in haar rapport het belang van goed onderwijs, om de grote opgaven waar ons land voor staat, op te lossen. Bij het aantreden van dit kabinet in 2021 hebben we het fundamentele belang voor het onderwijs onderstreept en daar concrete acties en structurele investeringen aan gekoppeld. Daarmee investeren we in totaal structureel € 2,8 miljard in een hogere onderwijskwaliteit, een grotere kansengelijkheid en voldoende leraren en schoolleiders. Daarnaast investeren we € 7,0 miljoen in vervolgopleidingen en onderzoek.
Vanaf de start van dit kabinet is onze boodschap geweest dat investeren in een goed beheersingsniveau van leerlingen en studenten in basisvaardigheden als Nederlands, rekenen-wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid topprioriteit is. Tegelijkertijd hebben we bij ons aantreden vastgesteld dat scholen te maken hebben met veel en veelsoortige problemen, die het moeilijk maken om snel verbetering te zien. Zo zijn de eisen die we aan scholen stellen niet altijd helder. Ook is voor scholen de kennis van wat werkt in het onderwijs en wat niet onvoldoende toegankelijk. Daarnaast hebben scholen in kwetsbare wijken vaak te maken met een opeenstapeling van problemen. Het tekort aan leraren en schoolleiders speelt scholen voorts parten in hun ambities om aan elke leerling en student het beste te bieden. Het gelijk behandelen van studenten en leerlingen, ongeacht hun achtergrond is cruciaal: stagediscriminatie is ontoelaatbaar. Tegelijkertijd zien we dat het een verschillende inzet kan vragen om alle leerlingen en studenten hun talenten tot wasdom te laten krijgen. Ten slotte is een sociaal veilige leer- en werkomgeving een basisvoorwaarde voor leerlingen en studenten om zich maximaal te kunnen ontwikkelen en ontplooien.
De inspectie is in 2023 met een beperkte steekproef gerichter en diepgaander naar de kwaliteit van scholen in het funderend onderwijs gaan kijken. Iets meer dan 20% van de onderzochte scholen werd beoordeeld met een onvoldoende en een ruime meerderheid van deze scholen heeft één of meer herstelopdrachten gekregen voor de basisvaardigheden. De inspectie ziet dat er veel verschillen zijn tussen scholen en besturen. We zien scholen waar uitdagingen samenkomen, maar ook zeker scholen die het ondanks hun uitdagende populatie stabiel goed doen. Dit zijn hoopgevende voorbeelden. De inspectie wijst er terecht op dat we nog meer kunnen leren van elkaar, en dat samenwerking onontbeerlijk is.
Voor onze inzet op gelijke kansen is de samenwerking binnen het kabinet op het terrein van bestaanszekerheid, veiligheid en preventie van groot belang. De uitwerking hebben we consequent langs deze lijn vastgehouden. Dit zijn niet alleen opvattingen van dit kabinet. Zowel uit onze vele gesprekken in het onderwijsveld als uit onderzoeken blijkt dat we hiermee de kern te pakken hebben van de opgaven waar het onderwijs voor staat. Het beeld dat de inspectie neerzet in de Staat is een bevestiging van onze analyse, en scherpt onze beelden verder aan. Het bevestigt de urgentie om onze ingezette koers voort te zetten. We gaan voor meerjarig perspectief en heldere doelen, waarin we samen optrekken met docenten, leerlingen, ouders en bestuurders. Ook van de overheid vraagt dit een stevige inzet om veranderingen te realiseren.
Samen voor een duurzame verandering
Analyse is één. Samen verandering in gang zetten én samen volhouden is twee. We willen graag een betrokken overheid zijn die meer focus heeft en regie neemt. Voor een betrokken overheid geldt dat alleen voldoende geld investeren essentieel, maar niet afdoende is; de overheid moet haar zorg voor het onderwijs actief invullen, via focus, regie, nadruk op samenwerking en professionalisering van alle actoren.
We herkennen in het onderwijs een roep om praktische hulp en ruimte om ambities voor leerlingen en studenten waar te maken. Dit betekent dat op sommige thema’s meer regie van de overheid noodzakelijk is. Juist omdat de complexiteit van sommige problemen het niveau van individuele scholen en instellingen overstijgt. We richten ons op het bieden van een meerjarig perspectief en het voorzien in een infrastructuur die samenwerking en het leren van elkaar bevordert. We hebben bijvoorbeeld de regie versterkt bij het tekort aan schoolleiders en leraren in het po, vo en mbo via het vormen van onderwijsregio’s om daarmee samenwerking in plaats van concurrentie te organiseren. Maar ook via focus in de bijstelling van het curriculum op de basisvaardigheden en het bieden van concrete hulp om de extra middelen voor basisvaardigheden te besteden via bewezen effectieve interventies. Een ander voorbeeld is meer regie op een betere aansluiting tussen vmbo/havo-mbo-hbo, zodat studenten op deze overgangsmomenten beter kunnen doorstromen. Ook zetten we in op een herwaardering van praktische vaardigheden en het beroepsonderwijs.
Er gaat tijd overheen voordat de gemiddelde resultaten van leerlingen- en studenten in grootschalige onderzoeken verandering laten zien. Juist daarom hebben we gekozen voor een meerjarig perspectief. Zo kent het Masterplan basisvaardigheden een forse ambitie, inclusief bijbehorende plannen, richting het schooljaar 2027/2028. Deze meerjarige inzet moet ervoor zorgen dat alle leerlingen de basisvaardigheden op voldoende niveau beheersen om goed mee te kunnen doen in hun vervolgopleiding en in de samenleving.
Dit kabinet heeft fors geïnvesteerd om een aantal basiszaken op orde te krijgen. De herinvoering van de basisbeurs geeft studenten extra financiële ruimte om zich te focussen op hun studie. Ook hebben we de loonkloof tussen leraren in het po en vo gedicht. Tegelijkertijd hebben we een aantal grote problemen gericht aangepakt. Bijvoorbeeld door een rijke schooldag mogelijk te maken voor leerlingen in wijken waar de armoede het hoogst is. Het is zaak het werk op het terrein van basisvaardigheden, lerarentekort en kansengelijkheid krachtig te continueren.
Een aantal thema’s nader belicht
Betrokken overheid
Sturing in het onderwijs
In de kabinetsreactie op het IBO «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» schetsen we een betrokken overheid die, anders dan in het verleden bewust regie neemt op de belangrijkste uitdagingen in het onderwijs1. Er staat ook in hoe dit invulling krijgt in onder andere het Masterplan basisvaardigheden, de brede Agenda Kansengelijkheid, en de aanpak van het lerarentekort. De kabinetsreactie kondigt ook een fundamentele herijking aan van andere elementen in het sturingsmodel in het funderend onderwijs. Deze heeft uw Kamer inmiddels ontvangen.2 We hebben scenario’s voorgelegd zodat we het gesprek met uw Kamer kunnen voeren over welke sturingswijze wenselijk lijkt, voordat de concrete maatregelen verder worden uitgewerkt. In deze brief hebben we vijf denkrichtingen gepresenteerd waar maatregelen op nodig lijken, ongeacht de sturingskeuze. Deze denkrichtingen zien op 1) het nemen van regie door de overheid over (de kwaliteit van) het onderwijs, 2) het formuleren van een langetermijnaanpak en/of doelen op prioritaire thema’s, 3) het verstrekken van structurele bekostiging voor structurele taken, 4) verdere professionalisering van alle actoren en 5) samenwerking als norm. Er is tevens een wetsvoorstel aangekondigd waarmee het mogelijk wordt om voorwaarden te stellen aan extra structurele middelen, de gerichte bekostiging. Hiermee creëren we meer grip op de lumpsum, zonder meteen voor subsidies te hoeven kiezen.
We onderschrijven in de brief het belang van structurele bekostiging voor structurele taken. Besturen zetten het grootste deel van hun middelen in voor personeel. De incidentele middelen vormen een drempel voor schoolbesturen om de medewerkers voor langere tijd aan de school te verbinden. Dit is extra problematisch vanwege de arbeidsmarkttekorten.
Het is heel goed dat de mbo-sector zelf, vanuit eigen verantwoordelijkheid, stappen zet om de onderwijskwaliteit verder te verbeteren. Zij doet dit met onder andere het Kwaliteitsnetwerk mbo en het Referentiewaardenmodel dat in ontwikkeling is. De focus ligt op het versterken van het lerend vermogen van de instellingen en de kwaliteitscultuur die daarbij past. Het accreditatiestelsel in het hbo en wo toont met visitaties en accreditaties aan dat de kwaliteit van het hbo en wo op orde en stabiel is. De inspectie, die als taak heeft periodiek onderzoek te doen naar het accreditatiestelsel, concludeert dat de onafhankelijkheid, deskundigheid, validiteit en betrouwbaarheid van de beoordelingen van opleidingen in voldoende mate geborgd zijn. In de zomer van 2023 bracht de inspectie deel 1 van haar twee rapporten uit over het accreditatiestelsel in het hbo en wo. Voor de zomer ontvangt de Kamer een beleidsreactie waarin ingegaan zal worden op de twee rapporten van de inspectie. Het afgelopen jaar zijn afspraken gemaakt over de facilitering en ondersteuning van de medezeggenschap. Ook dit draagt bij aan het goed functioneren van het hbo en wo.
Aanpak tekorten aan schoolleiders en leraren
Samenwerken, en niet concurreren, moet de norm zijn bij aanpak van de personeelstekorten. Dit vraagstuk is te groot voor één school of schoolbestuur. Ook de beroepsgroep zelf en de lerarenopleidingen spelen een belangrijke rol. Daarmee is ook de overheid aan zet. Vorig jaar zijn daarom 29 onderwijsregio’s gestart waarin schoolbesturen, lerarenopleidingen en de beroepsgroep niet-vrijblijvend samenwerken om de tekorten aan te pakken. Er wordt hard gewerkt om aan het einde van dit jaar een dekkend netwerk van onderwijsregio’s te hebben. Hierbij speelt de Realisatie Eenheid bij OCW een belangrijke rol. Gezamenlijke activiteiten zijn het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren. Een gezamenlijke aanpak moet er ook voor zorgen dat scholen waar problematiek zich opstapelt, het wiel niet alleen hoeven uit te vinden.
Welbevinden van en sociale veiligheid voor leerlingen en studenten
We zijn het met de inspectie eens dat structurele en expliciete aandacht voor het welbevinden van leerlingen en studenten nodig blijft. Voor het funderend onderwijs hebben we uw Kamer geïnformeerd over lopende initiatieven om mentale vaardigheden te bevorderen en prestatiedruk te verminderen. Intussen is het programma Welbevinden op School opgeschaald binnen de landelijke aanpak «Mentale Gezondheid van ons allemaal». Ook over de aanpak van studentenwelzijn in het vervolgonderwijs hebben we uw Kamer vorig jaar juli geïnformeerd.3 Zo is één van de prioriteiten in de Werkagenda mbo het verbeteren van het studentenwelzijn, waar scholen kwaliteitsmiddelen op kunnen inzetten. Daarnaast zetten we verder in op het ontwikkelen en verspreiden van kennis en kunde in een Programma Studentenwelzijn voor mbo, hbo en wo. In dit programma worden onderwijsinstellingen, maar ook partijen zoals de gemeenten, gezondheidszorg en geestelijke verzorgers, de komende vijf jaar toegerust om studenten beter te ondersteunen.
Voor de bevordering van sociale veiligheid hebben we de afgelopen jaren gewerkt aan betere informatievoorziening voor leerlingen, ouders en personeel over waar zij terecht kunnen met hun verhaal.4 Eind dit jaar wordt een wetsvoorstel aan uw Kamer gezonden, met heldere kaders voor scholen in het po en vo om meer zicht te krijgen op de veiligheid binnen de school.
Ten aanzien van het mbo beschrijft de inspectie dat volgens de JOB-monitor het merendeel van de mbo-studenten zich veilig voelt. Dit is sinds 2016 een stijgende lijn. Opvallend is het verschil tussen instellingen, waarbij op sommige instellingen minder dan 5% zich onveilig voelt, terwijl dat op andere instellingen een kwart is. Om een goede nulmeting te hebben, is gewerkt aan een monitor integrale veiligheid, waarvan eind 2023 de eerste editie is verschenen.5
Voor het hbo en wo is afgelopen zomer de integrale aanpak sociale veiligheid gepresenteerd, met daarin vijf actielijnen.6 Een belangrijk onderdeel van deze aanpak is het instellen van een Regiegroep die een Programma sociale veiligheid op zal zetten. Deze zal naar verwachting in mei van start gaan en heeft als doel om de sociale veiligheid in het hbo, wo en de wetenschap te bevorderen door het faciliteren van initiatieven waarbij universiteiten en hogescholen samenwerken en samen leren. Hierbij wordt er ingezet op de organisatiestructuur, de cultuur op de werkvloer en preventie. Daarnaast is er aandacht voor het borgen van sociale veiligheid in wet- en regelgeving. Voor het hbo en wo wordt op advies van de inspectie gewerkt aan een uitbreiding van de zorgplicht met sociale veiligheid, in de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Voor de zomer 2024 wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de integrale aanpak. Een reactie op het advies van de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld Mariëtte Hamer zal daarin verwerkt zijn.
Meerjarig perspectief, heldere doelen
Basisvaardigheden in het funderend onderwijs en mbo
De Staat van het Onderwijs, de recente peilingsonderzoeken van de inspectie en eerder PISA-2022 bevestigen hoe belangrijk een stevige en structurele inzet op de verbetering van de basisvaardigheden is. Het is van groot belang dat iedereen voldoende gecijferd en geletterd is om mee te doen aan de samenleving en op de arbeidsmarkt. Dit kabinet heeft daarom structureel € 1,0 miljard geïnvesteerd om de onderwijskwaliteit en de basisvaardigheden te verbeteren.
In mei 2022 is in het funderend onderwijs het Masterplan basisvaardigheden, met prioriteit voor Nederlandse taal en rekenen-wiskunde, van start gegaan. Een meerjarige en integrale aanpak om de beheersing van de basisvaardigheden over de hele linie omhoog te brengen. In dit verband wordt gewerkt aan een duidelijke opdracht voor scholen via een beter curriculum en duidelijke kerndoelen, een beter zicht op de prestaties, versterking van het toezicht op scholen, professionalisering van leraren, bevorderen van evidence informed werken en aan versterking van de taalomgeving via de bibliotheken. Scholen krijgen met de subsidie voor de verbetering van basisvaardigheden de mogelijkheid om bewezen effectieve interventies in te zetten waarmee ze de prestaties van hun leerlingen kunnen verbeteren. Inmiddels zijn zo’n 3.000 scholen met de subsidieregeling aan de slag, waaronder vrijwel alle scholen met het oordeel zeer zwak of onvoldoende, en vrijwel alle scholen op de BES-eilanden. In 2024 komen daar naar verwachting zo’n tweeduizend scholen bij. Afgelopen november is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang en de eerste resultaten van het Masterplan basisvaardigheden voor het funderend onderwijs.7
De meeste herstelopdrachten van de inspectie hebben betrekking op de aangescherpte wettelijke opdracht voor het burgerschapsonderwijs in het funderend onderwijs. Onze verwachting is dat deze herstelopdrachten – naast bijvoorbeeld de hulp vanuit het onlangs opgerichte Expertisepunt Burgerschap – gaan helpen om het burgerschapsonderwijs op niveau te krijgen.
Het mbo is voor veel jongeren de laatste kans om te werken aan hun basisvaardigheden, voordat zij het onderwijs verlaten. Daarom wordt in de voortgangsbrief over de ingezette aanpak in het mbo ook stilgestaan bij leerlingen die gedurende de looptijd van het Masterplan basisvaardigheden in het vo, met onvoldoende beheersing beginnen aan een mbo-opleiding.8 In deze brief staan ook de besluiten over het invoeren van wettelijke aanvullende eisen voor docenten Nederlands, rekenen en burgerschap, over een instellingsexamen burgerschap en over peilingsonderzoeken voor rekenen en leesvaardigheid. Verder wordt een onderzoek aangekondigd naar mbo-studenten met rekenproblemen zoals dyscalculie. Daarnaast volgt in 2024 een wetsvoorstel waarmee voor het mbo de burgerschapsopdracht wordt uitgewerkt, waarna de vernieuwde kwalificatie-eisen voor het onderdeel burgerschap zullen worden ingevoerd. Ook beschrijft de brief de voortgang van de expertgroep Nederlands die dit najaar advies uitbrengt over de kwalificatie-eisen en examinering voor Nederland.
Kansengelijkheid
Dit kabinet investeert € 1,0 miljard in het bevorderen van kansengelijkheid. Een belangrijke maatregel in het funderend onderwijs is dat vanaf het huidige schooljaar (2023–2024) een school het schooladvies verplicht naar boven moet bijstellen, als de uitslag van de doorstroomtoets hoger uitpakt dan het voorlopig schooladvies. In het mbo ligt de focus op het voorkomen van vroegtijdige uitval, het tegengaan van stagediscriminatie en het gelijkwaardig behandelen van mbo-studenten. De mbo-instellingen zijn nu bezig om de plannen op deze thema’s te vertalen naar regionale plannen. In het hbo en wo kunnen instellingen werken aan het vergroten van kansengelijkheid in selectieprocedures. Hierover hebben we afgelopen februari een Kamerbrief gestuurd.9 Er is in de afgelopen jaren meer kennis gekomen over hoe je kansengelijkheid in selectieprocedures kunt garanderen. Ook dienen opleidingen selectieprocedures systematischer te ontwerpen en selectie-instrumenten te evalueren op bevoordeling. Er is inmiddels ook veel kennis beschikbaar over het risico van kansenongelijkheid in selectie en wat instellingen hier aan kunnen doen. Zo verscheen in 2023 een Handboek Selectie ho, geschreven door een onderzoeksnetwerk van verschillende universiteiten met ondersteuning van Expertgroep Toegankelijkheid Hoger Onderwijs (ETHO). Om het vervolgonderwijs ook financieel toegankelijker te maken voor studenten is de basisbeurs heringevoerd.
Onderwijsprofessionals
Samen met de sectororganisaties, de lerarenopleidingen en de beroepsgroep hebben we afspraken gemaakt om te werken aan een aantrekkelijk beroep met ontwikkelmogelijkheden.10 Dit kabinet investeert € 800 miljoen in onderwijsprofessionals. Daarbij is fors geïnvesteerd in de salarissen en de aanpak van de werkdruk. Leraren verdienen in vergelijking met de best vergelijkbare mensen die in de andere private en publieke sectoren (op o.a. opleiding, leeftijd en contractvorm) werken 6% (regulier basisonderwijs), 13% (speciaal onderwijs) en 4% (vo) meer.11 Het aantal zij-instromers is vorige jaar met 15% gestegen naar 2285, het dashboard met sturingsinformatie voor onderwijsregio’s is ontwikkeld, voor de knelpunten in de bevoegdheden van het vmbo is een oplossing uitgewerkt en in het vo loopt de voorbereiding van de pilot onderwijstijd die komend schooljaar start. Daarnaast zetten we in op de verbetering van de aansluiting van het curriculum van de lerarenopleidingen op de wensen en behoeften van leraren en scholen. Daarom is het opleidingsberaad leraren gestart.
Op dit moment lopen meerdere trajecten om de professionalisering van leraren te verbeteren. We hebben uw Kamer eerder geïnformeerd hoe we meer professionaliseringsruimte hebben gecreëerd in het funderend onderwijs en mbo.12 Zo zijn in de Werkagenda mbo afspraken gemaakt die ervoor zorgen dat docenten en andere onderwijsgevenden voldoende mogelijkheden hebben om zich te ontwikkelen en professionaliseren. Verder is het mbo dit jaar voor het eerst toegevoegd aan het Comeniusprogramma. Het Comeniusprogramma is een succesvol voorbeeld hoe we werkplezier en evidence informed vernieuwing van het onderwijs bevorderen. Intussen bestaat het ComeniusNetwerk uit meer dan 500 docenten van mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten.
Binnen de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren – gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds – hebben overheid, lerarenopleidingen, scholen en leraren de handen ineengeslagen om leraren ontwikkelperspectief te bieden. Er worden ontwikkelpaden voor leraren ontwikkeld met post-initieel aanbod, samen met een infrastructuur die bijdraagt aan een hogere kwaliteit van de professionalisering van leraren. Dit draagt bij aan betere leerresultaten van kinderen en jongeren, maar ook aan de aantrekkelijkheid van het beroep en daarmee het behoud van leraren.
Tot slot
Onderwijs heeft een grote veranderkracht. Het laat mensen tot hun recht komen en geeft vorm aan onze gezamenlijke toekomst. Het is voor ons een groot voorrecht om die grote veranderkracht van het onderwijs ten goede te laten komen van iedereen. Dit voorrecht delen wij met alle professionals in het onderwijs. Samen willen wij de schouders eronder zetten om de noodzakelijke verbeteringen mogelijk te maken. De inspectie houdt ons allemaal scherp in deze missie. Deze Staat bevestigt dat we met de juiste prioriteiten aan de slag zijn, maar ook dat daar een lange adem voor nodig is. Als we blijven samenwerken, vertrouwen wij erop dat we de mooiste resultaten kunnen bereiken, zowel voor vele jonge mensen als voor onze samenleving.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul