Voorgesteld 26 oktober 2023
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat artikel 1, lid 4, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB een besluit van een «bevoegde instantie» vraagt om een organisatie op de EU-terreurlijst te plaatsen;
constaterende dat het tot nu toe niet lukt een bevoegde instantie te identificeren die een dergelijk besluit ten aanzien van de Iraanse Revolutionaire Garde neemt;
overwegende dat Europese rechterlijke instanties vaak geen jurisdictie hebben over terreurdaden in derde landen en dictaturen hun eigen staatsgesponsorde terrorisme niet juridisch vervolgen;
overwegende dat organisaties als de Revolutionaire Garde al wel op EU-sanctielijsten geplaatst kunnen worden, nadat hierover een feitelijk onderbouwd politiek besluit is genomen;
overwegende dat de VN-Veiligheidsraad ook zonder besluit van een andere «bevoegde instantie» een organisatie op de terreurlijst kan plaatsen, maar dat het vetorecht van Rusland deze route blokkeert;
verzoekt het kabinet een oplossing te zoeken voor deze lacune door (parallel aan de voortdurende zoektocht naar een besluit van een bevoegde instantie) te verkennen wat nodig is voor aanpassing van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB, zodat aanwijzing als terreurorganisatie kan geschieden volgens een vergelijkbare procedure als plaatsing op een sanctielijst of plaatsing op de VN-terreurlijst, en de Kamer hierover uiterlijk een week voorafgaand aan de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Brekelmans
Boswijk
Ceder