Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2023
Hierbij bieden wij uw Kamer het onderzoeksrapport «Ambtelijk-bestuurlijke integriteit in Caribisch Nederland» aan. Dit onderzoek is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uitgevoerd door onderzoeksbureau DSP Groep.
In juni 2015 bracht de Raad voor de Rechtshandhaving (hierna: de Raad) het inspectierapport «Infrastructuur corruptiebestrijding op de BES-eilanden» uit.1 In dit rapport deed de Raad onder andere de aanbeveling om de aard en omvang van corruptie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch Nederland) in kaart te brengen. In een vervolgonderzoek van de Raad in 2022 werd geconstateerd dat deze aanbeveling niet was opgevolgd en deed de Raad de aanbeveling om alsnog een analyse van de aard en omvang van ambtelijke corruptie in Caribisch Nederland uit te voeren.2 In oktober 2022 hebben wij in de beleidsreactie op het rapport uit 2022 uw Kamer geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om het WODC opdracht te geven de aard en oorzaken van ambtelijke corruptie in Caribisch Nederland te onderzoeken om op die wijze alsnog gevolg te geven aan de aanbeveling van de Raad.3 Dit voornemen heeft geresulteerd in het huidige onderzoeksrapport.
Het onderzoek geeft genuanceerd weer welke vormen van ambtelijk-bestuurlijke integriteitschendingen in Caribisch Nederland voorkomen, weke factoren hiermee samenhangen en hoe beleid ter bestrijding van deze integriteitsschendingen is vormgegeven. Ook worden enkele mogelijkheden besproken om het beleidsinstrumentarium verder te ontwikkelen. De onderzoekers hebben nauwelijks strafbare feiten en/of formele ambtsmisdrijven gesignaleerd en menen dat er geen majeure belemmeringen zijn in de strafrechtelijke aanpak van integriteitsschendingen in Caribisch Nederland. Tegelijkertijd concluderen onderzoekers dat het aantal niet-strafrechtelijke integriteitsschendingen (oneigenlijk gebruik van bevoegdheden) veelvoorkomend is. Onderzoekers wijzen naar een veelheid van hiermee samenhangende factoren, waaronder de politieke cultuur in Caribisch Nederland, de economische situatie, relatieve armoede op de eilanden en de rol en kwaliteit van personeel binnen overheidsorganisaties. Voor wat betreft de preventieve, beleidsmatige aanpak van niet-strafrechtelijke integriteitsschendingen geldt dat onderzoekers een grote kloof tussen beleid en praktijk vaststellen, waarbij Europees-Nederlands beleid botst met de omgangsvormen in Caribisch Nederland. Voor een volledige weergave van de onderzoekersbevindingen verwijzen wij uw Kamer naar het integrale onderzoeksrapport.4
Het onderzoek doet belangrijke suggesties om corruptiebestrijding en het integriteitsbeleid in Caribisch Nederland te verbeteren. Het gaat hierbij om complexe materie met normatieve en juridische vraagstukken die nader uitzoekwerk en afstemming met de diverse betrokken partijen, alsook politieke keuzes, vergen. Enkele voorbeelden ter illustratie zijn:
– Hoe dienen meldingsregelingen in Caribisch Nederland te worden vormgegeven, inclusief de (arbeidsrechtelijke) bescherming van melders van integriteitsschendingen;
– Hoe gaan we om met risico’s omtrent verkiezingsfraude en wat zijn de implicaties voor stemmen bij volmacht;
– Is ondersteuning van Caribisch Nederland bij het verlenen van vergunningen, toezicht en handhaving vereist en in welke vorm?
Kortom, wij zien het onderzoek als belangrijk startpunt om allereerst in gesprek te treden met de betrokken partijen – waaronder de openbare lichamen, het Openbaar Ministerie BES, het Korps Politie Caribisch Nederland en de Rijksrecherche – over bovenstaande en andere vraagstukken die uit het onderzoek naar voren komen. Ons streven is om de beleidsreactie in de eerste helft van 2024 aan uw Kamer te sturen, maar we zijn daarbij afhankelijk van veel partijen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen