Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2023
Tijdens het debat over de vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 op 20 oktober 2022 hebben de leden mevrouw Wuite (D66) en de heer Van Raan (PvdD) (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 14) een motie ingediend die verzoekt te onderzoeken hoe de culturele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk versterkt kan worden. Bijvoorbeeld door een cultureel attaché aan te stellen bij de vertegenwoordiging op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten, die een helpdeskfunctie kan vervullen en bijvoorbeeld de haalbaarheid verkent voor een cultureel erfgoedfonds en een stimuleringsregeling voor samenwerking en creatieve vernieuwing tussen kunstenaars en culturele instellingen.
Deze motie is aangenomen en in deze brief informeer ik u over mijn inzet in verband met de aangenomen motie.
Net als de leden Wuite en van Raan geloof ik in de kracht van creativiteit en wil ik de cultuur in de samenleving versterken. Cultuur is artistiek, maatschappelijk en economisch belangrijk. In mijn meerjarenbrief1 schrijf ik «Creativiteit is een grote kracht, die we nodig hebben om met alle veranderingen om te kunnen gaan. […] Samen cultuur maken en beleven verbindt en draagt bij aan het welzijn van mensen.»
Dit geldt niet alleen voor Europees en Caribisch Nederland. De Nederlandse overheid ondersteunt de culturele sector in het hele Koninkrijk, dus ook in de drie Landen in het Caribisch Gebied, o.a. door de inzet van de 6 rijkscultuurfondsen. Mijn uitgangspunt is aansluiting van de drie Landen op het nationale beleid waar dat mogelijk is. Onnodige aparte organisaties of regelingen leiden immers tot ongewenste bureaucratie, maar de Landen in het Koninkrijk zijn ook autonoom en ontwikkelen hun eigen cultuurbeleid, dus soms is een aparte aanpak geëigend. Met hen werk ik samen aan diverse onderwerpen binnen het cultuurdomein via het Vierlandenoverleg.2
Hieronder licht ik toe op welke manieren ik de cultuur in het Koninkrijk stimuleer.
De rijkscultuurfondsen omspannen de diverse culturele velden inclusief erfgoed, beeldende en podium kunsten, letteren, film, cultuurparticipatie, cultuureducatie en de creatieve industrie. Het gaat om de «cultuurfondsen» en het Nationaal Restauratie Fonds.
De cultuurfondsen hebben de opdracht gekregen in hun aanschrijving voor deze periode om in het beleidskader 2021–2024 hun regelingen ook voor de drie landen (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) in het Koninkrijk open te stellen, voor zover dat binnen de doelstelling van het fonds past. De opdracht aan de fondsen is gedaan om samenwerking op het gebied van cultuur in het Koninkrijk te stimuleren, om ons bewust te blijven van onze gezamenlijk geschiedenis en aan inclusieve, democratische en veerkrachtige samenlevingen te blijven bouwen. De opdracht werd ook gegeven, omdat er geen eenduidig beleid m.b.t. het openstellen van de regelingen op de zes eilanden was en het per fonds verschilde op welke manier hiermee om wordt gegaan. Dit is nu gelijk getrokken.
Voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius (Caribisch Nederland) geldt dat zij sinds 10 oktober 2010 bijzondere gemeenten, ofwel openbare lichamen, zijn geworden van Nederland. In de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid worden de openbare lichamen met name genoemd: de Basisinfrastructuur is van toepassing voor hen als voor Europees NL. Dit geldt dus ook voor de beschikbaarheid van de cultuurfondsen.
Naast de inzet van de rijkscultuurfondsen wil ik de samenwerking tussen de Landen op het gebied van cultuur verder versterken door de inzet van de OCW-afdeling Caribisch Gebied bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) op het gebied van cultuur in Caribisch Nederland, uit te breiden met 1 fte. Ik kom tot dit besluit na diverse gesprekken die intern zijn gevoerd met als doel tegemoet te komen aan de behoeften van de eilanden op dit punt. Die behoeften zijn mij ook duidelijk geworden tijdens mijn reis aan het Caribisch gebied, begin 2023. De RCN kan door deze inzet enerzijds haar rol als verbinder of liaison tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland versterken en anderzijds deze rol ook uitbreiden naar het hele Caribisch Gebied. Daarmee kan de RCN ook de Vertegenwoordigingen ondersteunen bij vragen die aan hen worden gesteld over de culturele en creatieve sectoren en samenwerkingsmogelijkheden tussen de Landen en Caribisch Nederland. Tegelijkertijd zal de RCN haar bestaande netwerk in het Nederlandse culturele veld, waaronder de rijkscultuurfondsen, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Nationaal Restauratiefonds, het Nationaal Archief, de Koninklijke Bibliotheek en kennisinstituten als KIEN, LKCA, DEN en Dutch Culture beter toegankelijk kunnen maken voor kunstenaars en creatieve professionals, cultuur en erfgoed experts, beoefenaars en amateurs in het gehele Caribisch deel van het Koninkrijk. Veel van de genoemde organisaties zijn overigens ook zelf al actief in het ondernemen van activiteiten binnen het Koninkrijk.
Wat betreft de rijkscultuurfondsen ben ik verheugd dat zij actief aan de slag zijn gegaan om te werken aan een betere beschikbaarheid van hun regelingen in het Caribisch Gebied. In het afgelopen jaar is daarvoor niet alleen een pilot voor een verbindingsloket ondernomen, ook heeft het Mondriaan Fonds b.v. een speciale regeling uitgezet, specifiek voorbereid en gericht op het Caribisch Gebied. In de op 12 juli 2023 gepubliceerde regeling voor muziekhubs heeft het Fonds Podium Kunsten een deel van het budget gereserveerd voor het Caribisch Gebied. Bij de fondsen zijn ook regelingen voor internationale culturele samenwerking, die beschikbaar zijn voor het gehele Koninkrijk.
De fondsen zijn gemotiveerd om hun zichtbaarheid en toegankelijkheid voor het Caribisch Gebied te verbeteren. De pilot met een verbindingsloket voor de fondsen, geplaatst in het Caribisch Gebied, is nu geëvalueerd. In reactie op de uitkomsten van de evaluatie willen de fondsen een volgende fase starten, zodat het Caribisch Gebied nog beter gebruik zal kunnen maken van de mogelijkheden. Na een werkbezoek dit voorjaar van een vertegenwoordiging van de fondsen zijn zij zich nog meer bewust dat er nog stappen te zetten zijn, ook b.v. over hoe aanvragers beter begeleid kunnen worden in het aanvraagproces. Op de website van de RCN is informatie over de diverse fondsen met contactgegevens te vinden (https://www.rijksdienstcn.com/onderwijs-cultuur-wetenschap/cultuur-en-media/cultuursubsidies).
In 2023 en 2024 zijn er ook middelen beschikbaar gemaakt bij het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie in het kader van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. De regeling is voor activiteiten en initiatieven op het gebied van herdenken en vieren van de afschaffing en/of die een bijdrage leveren aan kennis en bewustwording over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in het heden. Bij deze regelingen wordt verdere ervaring opgedaan met het laagdrempelig maken van subsidie mogelijkheden, b.v. door de informatie ook in het Engels, Papiamentu en Papiamento aan te bieden en door vertaalmogelijkheden aan te bieden voor aanvragers die het Engels of Nederlands niet als eerste taal hebben.
De inzet van de rijkscultuurfondsen is dat er meer gebruik van de fondsen kan worden gemaakt in het Caribisch Gebied. Voordat ik de andere manieren uit de motie onderzoek, zoals de haalbaarheid verkennen van het in de motie voorgestelde cultureel erfgoedfonds of een stimuleringsregeling voor samenwerking en creatieve vernieuwing tussen kunstenaars en culturele instellingen, zet ik in op een goed gebruik vanuit het Caribisch Gebied van de bestaande fondsen, ook voor de versterking van de culturele samenwerking tussen de landen en Caribisch Nederland. Hierover vinden gesprekken plaats tussen de fondsen en mijn ministerie.
Voor het Caribisch gebouwde erfgoed heb ik in mijn meerjarenbrief Cultuur, de kracht van creativiteit, extra middelen beschikbaar gesteld via het Nationaal Restauratiefonds van € 10 miljoen.3 Vanuit dit budget kunnen zakelijke eigenaren met laagrentende leningen monumenten restaureren. Ook ondersteun ik het Dutch Carribean Heritage Platform, waar organisaties, vertegenwoordigers en experts van de 3 Landen, de Openbare Lichamen en Europees Nederland in vertegenwoordigd zijn, met als doel kennis uit te wisselen en samen te werken om het Caribisch erfgoed te behouden.
Daarnaast geef ik dit jaar een impuls aan de digitalisering van archieven en collecties (zoals boeken, kranten en tijdschriften, landkaarten, foto’s, tekeningen en driedimensionale voorwerpen). De Koninklijke Bibliotheek (KB) heeft een miljoen euro toegekend gekregen voor een eenmalige regeling «Slavernijverleden Digitaal» binnen het digitaliseringsprogramma Metamorfoze. Deze regeling is bedoeld voor de digitalisering van bronnen die een verhaal kunnen vertellen over het slavernijverleden in de voormalige koloniën in het Caribisch gebied en de nawerking van slavernij in hedendaagse samenlevingen. Initiatieven en organisaties in het Caribisch deel van het Koninkrijk worden nadrukkelijk uitgenodigd om projectvoorstellen in te dienen. De KB helpt ze met het opvragen van offertes, het doen van een aanvraag en het uitwerken van een projectplan.
Ten slotte stimuleert de Nederlandse Vertegenwoordiging kleine culturele initiatieven in de Landen middels het Klein Projecten Fonds. Daarmee zorgt Nederland dat lokale initiatieven financiering hebben om activiteiten uit te oefenen. Verder brengt de Vertegenwoordiging partijen in het cultureel domein bij elkaar en adresseert punten van deze partijen bij zowel de lokale overheid als de Nederlandse overheid.
Concluderend zijn mogelijkheden aanwezig, deze kunnen beter benut worden. Daartoe versterk ik de Rijksdienst Caribisch Nederland met een cultuur medewerker. Ik zet me in samen met de Landen, de 6 rijkscultuurfondsen en het Nationaal Restauratie Fonds. Om effectief in te zetten op verbetering in de samenwerking op cultuur tussen de landen wordt de voortgang aan de orde gesteld in de reguliere overleggen met de fondsen. Ik zal hen vragen in de jaarverslagen te verduidelijken wat reeds gedaan is. Binnen OCW, b.v. in de gesprekken met de OCW-afdeling bij de RCN, staat de voortgang van de samenwerking tussen de landen doorlopend op de agenda. Dit stelt mij in staat een vinger aan de pols te houden op dit belangrijke onderwerp en indien nodig gericht volgende stappen te zetten.
Mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu