Kamerstuk 36394-8

Verzoek om spoedige behandeling Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne) (Kamerstuk 36394)

Dossier: Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne)

Gepubliceerd: 7 december 2023
Indiener(s): Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: migratie en integratie tijdelijk verblijf
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36394-8.html
ID: 36394-8

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2023

Op 11 juli 2023 is het voorstel van wet houdende Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne) ingediend. Middels deze brief wil ik uw Kamer vragen dit wetsvoorstel met enige spoed te behandelen.

Op 1 april 2022 zijn de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking in werking gesteld.1 Daarmee hebben de burgemeesters de wettelijke taak gekregen zorg te dragen voor de opvang en verzorging van ontheemden uit Oekraïne.

Inmiddels is het noodzakelijk gebleken dat gemeenten langer dan verwacht moeten worden belast met de opvang van ontheemden uit Oekraïne, en dat in dit verband enkele aanvullende regels noodzakelijk zijn. Dit wetsvoorstel strekt daartoe. Het wetsvoorstel sluit aan bij de taak die de burgemeesters op basis van de Wet verplaatsing bevolking hebben, en voorziet ten opzichte daarvan niet in aanvullende taken of bevoegdheden. De voorgestelde taak van het college van burgemeester en wethouders is bovendien van tijdelijke aard. Uiterlijk een jaar nadat de ontheemden uit Oekraïne niet langer onder de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen, eindigt ook de taak van het college van burgemeester en wethouders om in de opvang te voorzien.2

Het voorgaande betekent dat de tijdelijke taak van het college van burgemeester en wethouders, bij de huidige looptijd van de Richtlijn, uiterlijk op 4 maart 2026 eindigt. Gezien deze beperkte looptijd van dit voorstel voor een tijdelijke wet, vraag ik uw Kamer daarom de behandeling daarvan met enige voorrang ter hand te nemen. Uiteraard zal ik van mijn kant ook al het mogelijke doen om een spoedige voortgang van de parlementaire behandeling te bevorderen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg