Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2024
Op 25 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bekend gemaakt prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) over het moment waarop de bescherming aan deze derdelanders met tijdelijk verblijfsrecht Oekraïne eindigt. Op 17 januari 2024 oordeelde de Afdeling dat uit de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (hierna: RTB) volgt dat de tijdelijke bescherming van derdelanders eindigt op 4 maart 2024. Op de op basis daarvan genomen terugkeerbesluiten volgden diverse beroepen bij rechtbanken waarin deze uitspraak ter discussie werd gesteld. De Afdeling heeft vandaag besloten om het moment waarop de bescherming eindigt te toetsen bij het HvJEU. Gezien deze ontwikkeling ben ik genoodzaakt om derdelanders tot de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU weer dezelfde rechten te verlenen als de ontheemden die onder de RTB vallen.
Besluit bevriezing
Zoals bij uw Kamer bekend volg ik de uitspraak van de Afdeling op 17 januari 2024 en is in lijn hiermee gehandeld en gecommuniceerd. Ik hecht er dan ook aan te benadrukken dat gemeenten die de opvang rondom 2 april jl. hebben beëindigd dit rechtmatig hebben gedaan. Deze bevriezing geldt voor derdelanders die zijn (her-)ingeschreven in de BRP, voor wie nog geen voorlopige voorziening of ordemaatregel was gevraagd en/of is getroffen en indien zij Nederland nog niet hebben verlaten met gebruikmaking van het remigratiebeleid of andere terugkeerondersteuning dan wel er geen aanwijzingen zijn dat het EU-Schengengebied is verlaten. Deze bevriezing geldt tot het moment waarop het HvJEU een uitspraak heeft gedaan, maar in beginsel niet langer dan tot en met 4 maart 2025.
Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de opvang van derdelanders. Ik heb de gemeenten hierover schriftelijk geïnformeerd op 25 april 2024. De derdelanders worden zo snel als mogelijk via een brief geïnformeerd door de IND.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg