Vastgesteld 19 juli 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. |
Algemeen |
2 |
||
1. |
Inleiding |
3 |
||
2. |
Inhoud wetsvoorstel |
3 |
||
2.1. |
Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum |
3 |
||
2.2. |
Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs |
5 |
||
2.4. |
Ambtshalve vaststellen |
8 |
||
2.5. |
Bevorderen uniforme uitvoering |
8 |
||
2.6. |
Onbelaste verstrekking |
8 |
||
3. |
Uitkeringslasten en uitvoeringskosten |
8 |
||
4. |
Financiering en verantwoording uitvoering |
9 |
||
4.1. |
Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023 |
9 |
||
4.2. |
Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten studenten |
10 |
||
7. |
Uitvoering |
10 |
||
8. |
Doeltreffendheid en doelmatigheid |
11 |
||
11. |
Ontvangen commentaren |
11 |
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging van de Participatiewet met betrekking tot het toekennen van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan studenten. Ten eerste zijn deze leden gemeenten zeer erkentelijk voor het feit dat zij nogmaals deze taak op zich willen nemen, ondanks het feit dat dit veel van hen vraagt. Zij vinden de bestrijding van armoede zeer belangrijk, dus ze zijn zeer verheugd dat deze effectieve maatregel nu weer doorgang vindt. Zij zijn daarnaast verheugd dat de studenten die dat het meest kunnen gebruiken nu ook eindelijk financiële ondersteuning krijgen voor de gestegen prijzen. Wel hebben zij nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden onderschrijven van harte het doel om huishoudens die de sterke stijging van de energieprijzen financieel niet kunnen opvangen, eenmalig tegemoet te komen. Zij hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel omvat een significante energietoeslag voor minima. Gezien de nood uit deze doelgroep hechten deze leden aan een spoedige behandeling van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel «Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023». Dit lid is blij dat huishoudens die de sterke stijging van de energieprijzen niet financieel kunnen opvangen eenmalig tegemoet worden komen.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke manier zij de zin «Voor de langere termijn wordt onderzocht hoe moet worden omgegaan met de energiekosten als die lange tijd hoog zullen blijven» moeten interpreteren. Deze leden vragen de regering of toegelicht kan worden welke mogelijke opties worden onderzocht inclusief mogelijke financiële consequenties voor de begroting.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er voor Caribisch Nederland ook middelen beschikbaar zijn gesteld voor een energietoeslag. Deze leden vragen of er voor de uitvoering van deze energietoeslag geen wetsvoorstel nodig is. Hoe is de uitvoering van deze energietoeslag juridisch geborgd?
De leden van de VVD-fractie zien de voordelen met betrekking tot de uitvoeringscapaciteit van gemeenten bij het besluit om via de categoriale bijzondere bijstand de energietoeslag uit te keren. Echter, deze leden vragen de regering of de kans aanwezig is dat groepen in de samenleving wél de energietoeslag ontvangen die dit niet nodig hebben, gezien het feit dat gemeenten zelf bepalen wat onder «laag inkomen» verstaan moet worden en welk vermogen in aanmerking komt. Zij vragen de regering om in de beantwoording op deze vraag ook het gegeven mee te nemen dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met de vermogenspositie van huishoudens.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe gemeenten de huishoudens die net buiten het bereik van de regeling vallen actief benaderen om gebruik te maken van maatwerkoplossingen zoals het instrument van de individuele bijzondere bijstand
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of gemeenten, ondanks gemeentelijke vrijheid, minimaal de grens van 120% van het sociaal minimum hanteren. Zo nee, wat gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat gemeenten deze grens wel gaan hanteren? Daarnaast vragen deze leden of gemeenten bij een hogere bepaalde inkomensgrens dan de richtlijn, het gat tot 120% van het sociaal minimum uit het eigen gemeentelijke budget zullen betalen?
De leden van de D66-fractie zouden het fijn vinden als op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt kan worden op welke manier (de uitvoering van) de energietoeslag 2023 afwijkt van die van 2022.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de energieregelingen (energietoeslag, prijsplafond) niet blijken te werken voor kleinschalige woonvormen, bijvoorbeeld ouderinitiatieven of de Thomashuizen, waarbij de bewoners zelf huur- en energiekosten betalen en hun zorg via een persoonsgebonden budget (pgb) inkopen. Door aan te geven dat de woonvorm geen inrichting is, lukte het gelukkig in een aantal gemeenten wel om de energietoeslag aan te vragen (of met succes bezwaar te maken tegen een afwijzing), maar dit is, naar deze leden begrijpen, niet in alle gemeenten gelukt. In deze nieuwe regeling lijkt het wel mogelijk, nu wonen in een «instelling» niet meer automatisch een uitsluitingsgrond voor de energietoeslag is. Daarbij moet er wel gekeken worden of iemand wel of niet zelf de kosten voor energie draagt. Kan de regering nog eens toelichten hoe de aanvraag voor energietoeslag voor iemand in een kleinschalige woonvorm werkt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er door studenten categoriaal uit te sluiten, er volgens de Raad van State een vestzak-broekzakscenario kan ontstaan, door een toename van beroep op individuele bijstand. Hoe ziet regering dit? Hoeveel aanvragen worden verwacht voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot gestegen energiekosten, specifiek van studenten?
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering ervoor kiest om het totaal uit te keren bedrag in 2023 niet te verhogen waardoor huishoudens ook dit jaar € 1.300 zouden kunnen krijgen. Waarom is ervoor gekozen gemeenten de mogelijkheid te geven € 800 uit te keren dit jaar, en niet een hoger bedrag? Kan de regering toelichten waar de hoogte van dit bedrag op is gebaseerd?
De leden van de SP-fractie constateren dat er tijdens de uitvoering van de energietoeslag in 2022 meerdere zorgen waren over het bereiken van de doelgroep. Uit de memorie van toelichting blijkt dat in de grote steden 90% van de doelgroep is bereikt. Kan de regering toelichten hoe dit zit in de rest van het land? Waarom hebben mensen de energietoeslag niet aangevraagd terwijl zij er wel recht op hebben? Wat gaat de regering doen om deze belemmeringen weg te nemen? Stelt de regering zich tot doel om dit jaar 100% van de doelgroep te bereiken?
Kan de regering toelichten welke andere aanpak de regering gaat hanteren om het overgebleven deel van de doelgroep dat de energietoeslag niet heeft bereikt toch te bereiken? Welke methode gaat de regering hanteren om huishoudens waarvan het inkomen is gewijzigd waardoor zij dit jaar wel recht hebben op de energietoeslag te bereiken?
De leden van de SP-fractie merken op dat in 2022 bleek dat er tussen gemeenten grote verschillen kunnen zijn of een huishouden recht heeft op de energietoeslag of niet. Deze leden hebben deze willekeur meermaals aangekaart via schriftelijke vragen. Zij zijn dan ook negatief verrast dat de regering er opnieuw voor kiest om deze willekeur in stand te houden. Is de regering het met hen eens dat dit voor ongewenste, ongelijke situaties tussen gemeenten zorgt? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om de door gemeenten veel gebruikte grens van 130% van het sociaal minimum te hanteren?
De leden van de SP-fractie merken ook op dat er gemeenten zijn die door een uitspraak van de rechter gedwongen zijn de energietoeslag toch uit te keren aan studenten. Deze gemeenten hebben meermaals aangegeven hierdoor in financiële problemen te kunnen komen. Kan de regering aangeven waarom deze gemeenten nu alsnog niet tegemoet gekomen worden? Kan de regering aangeven of zij verwachten dat de rechter in het vervolg anders zal oordelen? Vindt de regering dat alle studenten in een gemeente waar een rechter in het voordeel van studenten heeft geoordeeld met terugwerkende kracht recht hebben op energietoeslag?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie krijgen signalen dat er zorgen leven bij gemeenten over de energietoeslag 2023. Gemeenten die in 2023 alvast € 500 hebben uitgekeerd op grond van de Wet energietoeslag 2022 mogen in 2023 nog € 800 uitkeren wanneer de Wet energietoeslag 2023 is aangenomen. Deze leden ontvangen berichten uit gemeenten dat dit tot problemen kan leiden, omdat de doelgroep van de energietoeslag 2023 door de verhoging van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen en veranderingen in individuele levens niet exact hetzelfde is als de doelgroep van de energietoeslag 2022. Herkent de regering dat er zorgen leven bij gemeenten dat zij ook de groep die pas sinds 2023 in aanmerking komt voor de energietoeslag maar € 800 uit kunnen keren, ondanks het feit dat zij het voorschot van € 500 niet hebben ontvangen? Welke oplossing ziet de regering voor gemeenten om dit bureaucratische probleem op te lossen? Hoe gaat de regering gemeenten hierbij ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering ervan overtuigd is dat het opnieuw kiezen voor hetzelfde instrument, namelijk het verstrekken van de energietoeslag via de categoriale bijzondere bijstand, duidelijkheid schept. Deze leden kunnen zich hierin vinden. Zij vragen zich hierover af of inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag automatisch ook recht hebben op de energietoeslag 2023. In hoeverre moeten inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag opnieuw een aanvraag indienen voor energietoeslag?
Aangaande de beleidsvrijheid van gemeenten hebben de leden van de ChristenUnie-fractie allereerst de vraag of de onderwerpen waarop gemeenten beleidsvrijheid hebben gelijk zijn aan de energietoeslag voor 2022. Deze leden hebben vervolgens de vraag in hoeverre het klopt dat er aangaande deze onderwerpen geen grenzen, richtlijnen of adviezen aan gemeenten worden meegegeven over invulling van deze beleidsvrijheid. In hoeverre is de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van de uitvoering van de energietoeslag voldoende geborgd, vragen zij.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om de inhoud van de handreiking voor gemeenten nader toe te lichten in relatie tot de beleidsvrijheid van gemeenten.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de Raad van State erop wijst dat het gebruikte argument om studenten uit te sluiten van de energietoeslag, namelijk dat overcompensatie moet worden voorkomen, niet alleen geldt voor studenten. De regering stelt in het nader rapport dat het inherent is aan de vormgeving van de energietoeslag dat deze een bepaalde mate van overcompensatie kent. Dit lid vraagt de regering de mate van verwachte overcompensatie bij de beoogde doelgroep voor de energietoeslag aan te geven en de verwachte mate van overcompensatie aan te geven wanneer studenten in aanmerking zouden komen voor de energietoeslag.
Daarnaast leest het lid van de BBB-fractie dat de Raad van State opmerkt dat de wettelijke categoriale uitsluiting van studenten als gevolg heeft dat ook gemeenten die wél aanleiding en praktische mogelijkheden zagen om de toeslag aan studenten uit te keren, deze toeslag niet meer mogen en kunnen uitkeren aan hen. Dit lid is dan ook benieuwd hoeveel aanvragen worden verwacht voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten, specifiek van studenten en hoe dit volgens de regering door gemeenten moet worden opgevangen en hoe, wanneer en in welke mate dit door de regering gecompenseerd gaat worden.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke criteria zij zal hanteren om te bepalen of de nu nog onbekende groep studenten met alleen een rentedragende lening recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming energietoeslag.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er een schatting gemaakt kan worden van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. Deze leden vragen hierbij tevens de regering of het genoemde bedrag van € 400 in de media de hoogte gaat zijn van deze eenmalige tegemoetkoming energiekosten.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief «Toelichting op het wetsvoorstel Energietoeslag en positie van studenten»1 dat het bedrag per student € 400 zal bedragen. In de memorie van toelichting lezen deze leden echter dat het bedrag nog nader bepaald zal worden. Zij vragen zich af hoe deze twee passages zich tot elkaar verhouden. Daarnaast zijn zij benieuwd hoe dat bedrag van € 400 tot stand is gekomen. Zou de regering inzichtelijk willen maken hoe groot de vermoedelijke doelgroep is en welk deel van het budget van € 65 miljoen gereserveerd wordt voor de groep die de regering wel wil bereiken, maar niet bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bekend is?
Over de studenten die uit beeld zijn omdat ze geen recht (meer) hebben op een basisbeurs of aanvullende beurs, hebben de leden van de D66-fractie ook nog wat vragen. Klopt de inschatting van deze leden dat de omvang van de groep die de regering wel zou willen bereiken maar waarvan dat tot op heden nog niet lukt, uit ongeveer 35.000–40.000 studenten bestaat? Voorgenoemde leden ondersteunen de ambitie van de regering om een ultieme poging te doen om deze groep alsnog te bereiken volledig. Zou de regering willen toelichten aan welke mogelijkheden zij denkt om dit te bewerkstellingen? Wel vragen deze leden zich af wat er met het resterende budget gebeurt, mocht het onverhoopt toch onmogelijk blijken te zijn om deze groep te bereiken. Betekent dit dat het resterende budget ingezet zal worden om de uitkering per student die wel bereikt kan worden te verhogen?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie aan de regering of zij bereid is om de landelijke studentenorganisaties te betrekken bij de uitvoering en monitoring van de uitvoering van deze tegemoetkoming.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de regering is gekomen met een aanvullende regeling voor uitwonende studenten als gift, aanvullend op de eerder voorziene tijdelijke ophoging van de basisbeurs voor uitwonenden (en andere generieke maatregelen), en dat dit volgens DUO ook uitvoerbaar lijkt. Wel vragen deze leden hoe het zit met studenten die geen recht meer hebben op een basisbeurs of aanvullende beurs. De regering geeft aan dat zo spoedig mogelijk in kaart zal worden gebracht of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is aan deze groep studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Binnen welke termijn kan de regering hierover meer duidelijkheid verschaffen? Is er inmiddels meer bekend over de omvang van de groep studenten die volgens onderhavig voorstel recht heeft op de tegemoetkoming?
De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over het besluit om een deel van de studenten toch energietoeslag toe te kennen. Deze leden vragen zich af waarom de regering er niet voor heeft gekozen om dit met terugwerkende kracht te doen. Heeft de regering in beeld of de door de regering gekozen doelgroep het afgelopen jaar financiële problemen heeft gehad door het late besluit om deze groep toch energietoeslag toe te kennen? Kan de regering dit cijfermatig onderbouwen?
Daarnaast vinden de leden van de SP-fractie het opmerkelijk dat ervoor wordt gekozen alleen uitwonende studenten met een aanvullende beurs aan te merken als doelgroep voor de energietoeslag. Kan de regering onderbouwen hoeveel studenten zonder aanvullende beurs geen financiële steun krijgen van hun ouders? Denkt de regering dat deze groep het zonder steun van ouders en regering redt zonder heel veel te moeten werken naast de studie?
Kan de regering aangeven wanneer de groep studenten met alleen een rentedragende lening uitsluitsel krijgen of zij dit jaar energietoeslag kunnen aanvragen?
De leden van de SP-fractie vragen zich ook af hoe de regering tot het bedrag van € 400 energietoeslag voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs is gekomen. Kan de regering cijfermatig onderbouwen waarom zij inschatten dat € 400 toereikend is voor deze doelgroep? Kan de regering aangeven voor hoeveel studenten dit bedrag niet toereikend zal zijn?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben vragen over de toekenning van de energietoeslag aan studenten. Hoe ver is DUO op dit moment met de uitwerking van een oplossing voor niet-nominale studenten? In hoeverre verwacht de regering problemen met de juridische houdbaarheid van het uitzonderen van niet-nominale studenten en studenten die vanwege het inkomen van hun ouders geen recht hebben op een aanvullende beurs, en het feit dat studenten een lagere compensatie krijgen dan anderen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij de separate eenmalige tegemoetkoming aansluiting is gezocht bij de uitgangspunten en systematiek van de studiefinanciering. Deze leden hebben hier begrip voor. Evenwel hebben zij de vraag waarom de regering er bij de financiering niet voor heeft gekozen ook aan te sluiten bij de financiering van de studiefinanciering en de middelen te dekken uit de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)? Zij vinden het, ondanks dat zij de ondersteuning van studenten van harte steunen, teleurstellend dat de financiering van de tegemoetkoming voor studenten ten koste gaat van het budget voor het reguliere armoede- en schuldenbeleid. Zij hadden een voorkeur gehad voor dekking van de kosten vanuit de begroting van OCW.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het bedrag voor de tegemoetkoming voor studenten wordt opgenomen in een ministeriële regeling. In de memorie van toelichting staat dat de reden hiervoor is dat de «precieze omvang van de groep nog niet vaststaat». Betekent dit dat het totale budget vaststaat en daarmee het bedrag per student afhankelijk is van de totale omvang van de groep, zo vragen deze leden.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de reden dat het bedrag bij ministeriële regeling wordt vastgesteld is dat de precieze omvang van de groep nog niet vaststaat en leest dat «Bij het vaststellen van het bedrag zal onder meer gekeken worden naar de specifieke situatie voor studenten». Dit lid hoort graag waar de regering nog meer naar zal kijken, behalve de «specifieke situatie voor studenten» en wat zij verstaat onder deze situatie. Ook hoort zij graag of er inmiddels meer bekend is over de omvang van de groep studenten die volgens dit voorstel recht heeft op de tegemoetkoming, gezien de Minister in de toelichtende brief op het wetsvoorstel de hoogte van het bedrag à € 400 noemt.
Het lid van de BBB-fractie wenst verder onderbouwing van de regering dat de in de toelichtingsbrief genoemde € 400 een redelijke tegemoetkoming is en hoort graag waarop het vaststellen van de hoogte van het bedrag gebaseerd wordt.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zijn benieuwd of de regering bereid is om gemeenten toestemming te geven om de inkomenstoets via het inlichtingenbureau al uit te laten voeren voordat de wetswijziging van kracht is, zodat zo snel mogelijk na de wetswijziging kan worden gestart met de ambtshalve toekenningen. Hiermee kan ervoor worden gezorgd dat minimahuishoudens hun toeslag circa een maand eerder kunnen ontvangen. Hoe beoordeelt de regering dit in het licht van de aangenomen motie Tony van Dijck waarin de regering wordt gevraagd te zorgen dat de energietoeslag zo snel mogelijk wordt uitgekeerd?2
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat zo goed als alle gemeenten bij de uitvoering van de energietoeslag 2022 een minimale inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum hebben gehanteerd. Verschillende gemeenten hanteerden ook hogere grenzen. Deze leden vragen de regering voor welke inkomensgrens er budget is vastgesteld voor gemeenten. Zijn gemeenten verplicht om bij de energietoeslag 2023 een bepaalde ondergrens te hanteren met betrekking tot de inkomensgrens? Kan de regering nader toelichten waarom hier wel of niet voor gekozen is?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de handreiking voor gemeenten kan delen met de Kamer, met een toelichting waarin de handreiking precies verschilt met die van 2022.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen wanneer naar verwachting de handreiking en modelbeleidsregels zullen worden gepubliceerd.
Het lid van de BBB-fractie leest dat uniformiteit van de uitvoering van de energietoeslag wordt bevorderd door net als in 2022 een handreiking op te stellen voor gemeenten. Dit lid ziet graag dat de regering de handreiking zo spoedig mogelijk met de Tweede Kamer deelt en vraagt de regering of zij kan aangeven waarin deze handreiking eventueel zal verschillen met die van 2022.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de toeslag onbelast verstrekt kan worden, omdat deze eenmalig is en niet periodiek verstrekt wordt. Dit lid hoort graag van de regering of de energietoeslag nog onbelast verstrekt kan worden, als in 2024 eventueel weer een energietoeslag mogelijk wordt gemaakt.
De leden van de D66-fractie weten dat gemeenten worstelen met de uitvoering van deze regeling, en zoals vermeld zijn deze leden gemeenten zeer dankbaar voor het feit dat ze dit opnieuw willen doen. Zij zijn benieuwd of de regering kan omschrijven of, gegeven het feit dat gemeenten dit al eens hebben uitgevoerd, de uitvoering dit jaar wellicht minder uitvoeringslasten met zich meebrengt. Ook gegeven het feit dat er een bestaande infrastructuur is die aangewend kan worden, de doelgroep wellicht al grotendeels in beeld is, en de gemeenteambtenaren al ervaring hebben met de uitvoering van de regeling. Kan een inschatting gegeven worden van hoeveel procent efficiënter de regeling dit jaar uitgevoerd kan worden?
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar welke alternatieven de regering ziet, mocht het noodzakelijk blijken om ook volgend jaar nog een energietoeslag uit te keren. Deze leden lezen dat veel alternatieven bekeken maar afgeserveerd zijn. Maar zijn er bijvoorbeeld maatregelen die genomen kunnen worden om de uitvoeringslasten voor gemeenten te beperken?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie constateren dat de Wet energietoeslag 2023 meermaals is uitgesteld. Hierdoor hebben gemeenten lang in onduidelijkheid verkeerd en niet zelden kosten gemaakt, bijvoorbeeld omdat zij een energieloket in stand hebben gehouden of omdat zij andere middelen hebben aangewend om mensen met financiële problemen wegens hoge energiekosten te helpen. Op welke manier gaat de regering de gemeenten die kosten hebben moeten maken vanwege het uitblijven van de Wet energietoeslag 2023 tegemoetkomen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er voor de eenmalige energietoeslag 2023 een budget van € 1,4 miljard gereserveerd is. In 2022 heeft een deel van de gemeenten aangegeven middelen tekort te komen op de energietoeslag, terwijl andere gemeenten overhielden. Goed dat de regering dit erkent en de verdeelsystematiek in onderhavig wetsvoorstel aanpast. De Raad van State merkt hierover op dat in de toelichting niet duidelijk wordt aangegeven hoe de nieuwe verdeling ervoor gaat zorgen dat de middelen daadwerkelijk op een adequate wijze verdeeld gaan worden. Kan de regering dit nog eens nader toelichten?
Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat in een bestuurlijk overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is besloten om een deel van het budget (de eerder genoemde € 900 miljoen?) in te zetten om verdeelproblematiek uit het jaar 2022 mee op te lossen. Kan de regering hierop een toelichting geven? Hoe verhoudt dit zich tot de aangehouden motie Palland?3
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben geconstateerd dat Divosa heeft onderzocht dat bijna de helft van de gemeenten aangaven dat bij de uitkering van de energietoeslag 2022 het budget niet toereikend was. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding? Op welke manier gaat zij zorgen dat bij de energietoeslag 2023 gemeenten niet met de rekening blijven zitten? Op welke manier gaat de regering zorgen dat gemeenten nu voldoende middelen hebben om de energietoeslag uit te keren zonder andere middelen aan te hoeven wenden? Deze leden constateren in dit licht ook dat bij het toekennen van de energietoeslag gemeenten mogen aansluiten bij de grenzen van het eigen minimabeleid. Bij sommige gemeenten wordt bij het toekennen van minimaregelingen gekeken naar het inkomen in het voorafgaande jaar (refertejaar). Bij een inkomenstoets via het inlichtingenbureau (zoals opgenomen in het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag) wordt er gekeken naar een maandinkomen in het lopende jaar. Dit leidt ertoe dat deze gemeenten zowel op basis van het inkomen in het huidige jaar als in het voorafgaande jaar de toeslag mogen gaan toekennen. Dit kan leiden tot een groter aantal verstrekkingen en meer kosten dan waarvoor budget beschikbaar wordt gesteld. Op welke manier garandeert de regering dat gemeenten voldoende financiële middelen ter beschikking krijgen om dit grotere aantal verstrekkingen te dekken? Op welke manier wordt het peilmoment bepaald?
Het lid van de BBB-fractie leest dat er voor 2023 € 32,5 miljoen van de € 900 miljoen wordt gereserveerd voor het geval er, ondanks de verbeterde verdeelsystematiek ten opzichte van 2022, weer een verdeelprobleem optreedt. In de meegestuurde beslisnota’s wordt gesproken over eventuele criteria waaraan gedacht wordt voor dit vangnet – zoals dat alleen kosten hiermee kunnen worden opgevangen voor het uitkeren van energietoeslag aan huishoudens tot 120% sociaal minimum, maar dit lid leest niets over eventuele criteria in de memorie van toelichting. Zij is benieuwd aan welke criteria de regering denkt om gemeenten in aanmerking te laten komen voor het vangnetbudget, en vraagt hoe dit vangnet wordt ingericht.
Verder hoort het lid van de BBB-fractie graag of de regering garant staat voor eventuele hogere uitgaven dan ingeschat. In de beslisnota is te lezen dat VNG akkoord is met een vangnet, maar de garantie wil dat wanneer het vangnet overvraagd wordt, er vanuit het Rijk extra middelen beschikbaar worden gesteld. Kan de regering dit toezeggen? En welk bereik kunnen gemeenten financieren wanneer men niet uitgaat van lagere uitvoeringskosten door gemeenten?
De leden van de VVD-fractie vinden het onduidelijk waar de dekking op de begroting voor de energietoeslag voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs gevonden wordt. Deze leden vragen zich af of er dekkingsmaatregelen genomen worden. Zo ja, welke? Of wordt de dekking gevonden uit onderuitputting op de SZW-begroting?
Om de effectiviteit van de wet te kunnen beoordelen hoort het lid van de BBB-fractie graag welk bereik van studenten met een uitwonende beurs en aanvullende beurs gefinancierd kan worden met het gereserveerde budget. Verder hoort dit lid graag of los van deze middelen ook middelen gereserveerd zijn voor de groep studenten ouder dan 21 jaar die geen recht meer hebben op een prestatiebeurs en daardoor deze tegemoetkoming niet ontvangen. En zo nee, waarom niet en waar kunnen deze studenten dan terecht voor een tegemoetkoming?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe bij onverwachte uitvoeringsproblemen bij gemeenten snel en daadkrachtig ingegrepen kan worden, zodat de doelgroep zo snel als mogelijk de toegezegde eenmalige energietoeslag kan ontvangen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de energietoeslag kan worden verstrekt tot 31 augustus 2024 en dat gemeenten zelf kunnen bepalen wanneer wordt uitgekeerd. Wordt er in de handreiking een voorkeursmaand aangegeven? Is het niet wenselijk om de toeslag alsnog in 2023 uit te keren?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of een inschatting kan worden gemaakt van de effecten van deze maatregel op de armoedecijfers. Ook zijn deze leden benieuwd of deze maatregel al meegenomen was in de armoederamingen die de afgelopen maanden gepubliceerd zijn.
De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te vernemen dat de VNG positief is over de wettelijke afbakening van de doelgroep, zodat dit aansluit bij het lokale minimabeleid. Deze leden vinden het begrijpelijk dat de VNG vraagt om een langetermijnvisie. De regering geeft aan dat zij hier de komende periode aan gaat werken, samen met de gemeenten. Aan welke maatregelen wordt dan gedacht, in geval van hoog blijvende energieprijzen?
Het lid van de BBB-fractie leest dat de VNG een aantal keer wijst op de verantwoordelijkheid van het Rijk voor landelijk inkomensbeleid en dat de VNG oproept tot een structurele aanpak, zodat gemeenten zich kunnen richten op lokale ondersteuning aan mensen die ondanks landelijke inkomensondersteuning alsnog in een financieel kwetsbare positie zitten en maatwerk nodig hebben. Het lid leest dat de regering in reactie hierop aangeeft dat zij het belang van een langetermijnvisie onderschrijft en stelt hier de komende periode aan te werken, samen met gemeenten. Zij is dan ook benieuwd of de regering kan aangeven aan wat voor structurele maatregel(en) wordt gedacht, in het geval de energieprijzen hoog blijven.
De voorzitter van de commissie, Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie, Meester-Schaap