Ontvangen 26 maart 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel II, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Aan artikel 2.28 wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. het in redelijkheid uitsluiten van het gebruik van gas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Gaswet als warmtevoorziening van gebouwen in een gebied en, voor zover op dezelfde locatie milieubelastende activiteiten worden verricht, de energievoorziening voor die milieubelastende activiteiten, waarbij:
1º. de technische haalbaarheid en de betaalbaarheid van de alternatieve warmtevoorziening voor alle gebouweigenaren dan wel gebruikers in acht wordt genomen, en
2º. gebouweigenaren tijdig op de hoogte zijn gesteld van de alternatieve warmtevoorziening die in hun situatie passend kan zijn, welke stappen hiervoor nodig zijn en de wijze waarop zij ondersteund worden.
II
In artikel II, onderdeel B, wordt in lid # «de verduurzaming» vervangen door «een doelmatige en voor eigenaren en gebruikers haalbare en betaalbare verduurzaming».
Het voorsorteren op (warmteprogramma) en het gebruik maken van de aanwijzingsbevoegdheid om wijken af te sluiten van het aardgasnet (omgevingsplan) heeft grote gevolgen voor aangesloten gebouweigenaren (huishoudens, ondernemers, verenigingen,...). Afhankelijk van de invulling van de alternatieve warmtevoorziening kan het gevolgen hebben voor de maandelijkse energiekosten en kunnen aanpassingen aan het gebouw nodig zijn (isolatie, warmtepomp, vloerverwarming, enzovoorts). De indiener vindt het van belang dat gemeenten ervoor zorgen dat een overstap naar een alternatieve warmtevoorziening niet alleen gemiddeld haalbaar en betaalbaar is, maar dat ook de 5% meest kwetsbare huishoudens het mee kunnen maken.
De indiener stelt voor om in het wetsvoorstel cq. de Omgevingswet vast te leggen dat warmteprogramma’s gericht worden op een doelmatige en voor eigenaren en huurders haalbare en betaalbare verduurzaming van de warmtevoorziening. De indiener stelt tevens voor om ervoor te zorgen dat in de beoogde algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met het oog op het waarborgen van een haalbare en betaalbare overstap naar een alternatieve warmtevoorziening voor alle gebouweigenaren/gebruikers, dus ook de 5% meest kwetsbare huishoudens. De indiener vindt dat daarbij het principe van woonlastenneutraliteit als uitgangspunt genomen moet worden. Bij de uitwerking van de regelgeving kunnen in overleg met gemeenten en andere betrokken partijen afspraken gemaakt worden over de wijze waarop het principe van woonlastenneutraliteit ingevuld wordt. Ook moeten gemeenten zich ervan vergewissen dat alle huishouden omgeschakeld kunnen zijn, voordat een wijk daadwerkelijk van het gasnet afgesloten wordt. In het geval dat gekozen wordt voor elektrificatie is het van belang dat zeker is gesteld dat in de toekomst geen sprake zal zijn van netcongestie. Tot slot stelt de indiener voor om ervoor te zorgen dat aan betrokken gebouweigenaren handelingsperspectief geboden wordt. Aangesloten moeten niet alleen weten wanneer ze afgesloten worden, maar het moet voor hen ook tijdig duidelijk zijn welke stappen ze zelf moeten zetten met het oog op een alternatieve warmtevoorziening en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden.
Veel gemeenten zullen in lijn met bovenstaande handelen. Voor vertrouwen en draagvlak acht de indiener het van belang om deze aspecten op wetgevingsniveau te verankeren.
Flach