In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om een grondslag op te nemen in de Woningwet voor het verwerken van het burgerservicenummer (hierna: BSN) van woningzoekenden door woningcorporaties en hun woonruimteverdelers. Woonruimteverdelers verrichten werkzaamheden voor woningcorporaties voor het registreren van inschrijvingen van woningzoekenden en het verdelen van sociale huurwoningen.
Doel van het gebruik van het BSN is het kunnen uitvoeren van een inkomenstoets voor de toewijzing van een sociale huurwoning, via digitaal verstrekte inkomensgegevens. Bij die digitale methode wordt het inkomensgegeven van de woningzoekende uit de Basisregistratie Inkomen digitaal uitgewisseld en verstrekt aan de woningcorporatie of woonruimteverdeler. Kortheidshalve wordt hierna aan deze digitale uitwisseling gerefereerd met: digitaal verstrekt inkomensgegeven. Met deze methode worden de administratieve lasten verlaagd voor burgers, woningcorporaties en woonruimteverdelers. Ook gaat deze methode fouten en fraude tegen, die in de huidige methode wel voorkomen (zie paragraaf 2.2 voor een toelichting).
Als de woningzoekende de voorkeur heeft om het BSN niet te verstrekken dan is dat geen beletsel voor het hem toewijzen van een sociale huurwoning aan deze woningzoekende. De inkomenstoetsing is in dat geval mogelijk door van de bestaande route gebruik te maken. Die bestaande route houdt in dat de Belastingdienst op aanvraag van de woningzoekende zijn inkomensverklaring verstrekt, digitaal in pdf-formaat of per post in papieren vorm. De woningzoekende verschaft dit aan de woningcorporatie of de woonruimteverdeler. De bestaande route is meer uitgebreid geschetst in paragraaf 2.1.1 van het algemeen deel van deze toelichting. Met andere woorden, de keuze van de woningzoekende om wel of niet gebruik te maken van de methode met het digitaal verstrekt inkomensgegeven mag niet van invloed zijn op het kunnen verkrijgen van een sociale huurwoning.
In 2021 is een pilot uitgevoerd om de werkwijze met het digitaal verstrekte inkomensgegeven in het toewijzingsproces van woningcorporaties te beproeven. Op 23 november 2021 is de motie Koerhuis aangenomen, waarin wordt gevraagd om de digitale inkomenstoets na positieve evaluatie breed beschikbaar te stellen.1 De stuurgroep van de pilot, bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: Ministerie van BZK), de drie deelnemende woningcorporaties, Aedes, de Belastingdienst en Logius, constateerde na evaluatie dat de doelen van de pilot met de beproefde werkwijze waren behaald en dat de pilot met een positieve evaluatie kon worden afgesloten. In deze pilot werd gebruik gemaakt van identificerende gegevens van de woningzoekenden vanuit de basisregistratie persoonsgegevens (hierna: BRP-gegevens), anders dan het BSN zoals in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld. Gebruik van BRP-gegevens kende enkele nadelen, zo bleek uit de evaluatie van de pilot. Gebruik van het BSN als identificerend gegeven heft deze nadelen op. Zie voor meer toelichting over de pilot paragraaf 2.2.2 van het algemeen deel van de toelichting.
Vanaf juli 2022 is een vervolgpilot gestart, ook op basis van BRP-gegevens, waarin op iets grotere schaal ervaring wordt opgedaan met de werkwijze met het digitaal verstrekken van inkomensgegevens voor de toewijzing van sociale huurwoningen. Aan deze pilot doen woningcorporaties mee vanuit de regio’s Utrecht, Haaglanden en Rotterdam Rijnmond.
Gedurende de pilot is veel aandacht geweest voor de noodzaak om betrouwbaar de identiteit van een persoon te kunnen koppelen aan het inkomensgegeven. Het BSN is een uniek persoonsgebonden nummer, dat zich hiervoor goed leent. Met het BSN is er zekerheid dat er bij de Belastingdienst het juiste inkomensgegeven wordt opgevraagd2 voor de betreffende persoon en zal minder vaak sprake zijn van het niet kunnen «matchen» van persoonsgegevens aan het inkomen, zoals tijdens de pilot wel het geval was (zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf 2.2.3). Voordat woningcorporaties en woonruimteverdelers het BSN mogen verwerken, is daarvoor een expliciete wettelijke grondslag nodig, hetgeen in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld.
De Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (hierna: Wabb) regelt dat binnen de overheidssector gebruik kan worden gemaakt van het BSN. Voor het gebruik van het BSN in andere sectoren zijn in aanvulling op de Wabb afzonderlijke wettelijke grondslagen nodig. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om te regelen dat door woningcorporaties en woonruimteverdelers (dus partijen buiten de overheidssector) gebruik kan worden gemaakt van het BSN, ten behoeve van de inkomenstoets met gebruik van het digitaal verstrekte inkomensgegeven. Zij krijgen voor de effectieve uitvoering van deze taak toegang tot de Beheervoorziening BSN (zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf 2.2.4).
Ten slotte worden in dit wetsvoorstel ook twee artikelwijzigingen van technische aard voorgesteld. Deze worden enkel in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht. Zie daarvoor artikel I, onderdelen B en C, en de artikelsgewijze toelichtingen daarbij.
Het BSN is een gevoelig persoonsgegeven waarmee zorgvuldig dient te worden omgegaan. Met het BSN kan een koppeling worden gemaakt tussen informatie over personen uit verschillende bestanden. Onzorgvuldig gebruik van het BSN brengt daarom privacyrisico’s met zich mee. Dit wetsvoorstel voorziet in een juridische grondslag voor het mogen verwerken van het BSN. Een juridische grondslag is om de volgende redenen nodig.
Allereerst, een grondslag voor het mogen verwerken van het BSN is een beperking op het grondrecht uit artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven, en een beperking op het grondrecht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer, opgenomen in artikel 10, eerste lid, van de Grondwet. De voorgestelde beperking moet mede in het licht van de Grondwet een basis hebben in de wet in formele zin. Daarnaast geldt dat een verwerking van het BSN bij wet in formele zin moet worden geregeld, ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAVG).
Daarnaast zijn de normen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) onverkort van toepassing, zodat eisen zijn gesteld aan bijvoorbeeld het beveiligen en de duur van het bewaren van het BSN, en waarin wordt geregeld wie verwerkingsverantwoordelijke is. Zie voor een nadere toelichting over de toepassing van de AVG op de in dit wetsvoorstel beoogde procedure van een digitale procedure voor de inkomenstoets paragraaf 2.6 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Ook is de Wabb van toepassing, waarin normen en bevoegdheden zijn opgenomen voor het gebruik van het BSN. Woningcorporaties en woonruimteverdelers zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel «gebruiker» als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, subonderdeel 2°, van de Wabb. Op grond van de Wabb hebben zij toegang tot de Beheervoorziening BSN, hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van de digitale procedure (zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf 2.2.4).
De Wabb vereist om te kunnen kwalificeren als «gebruiker» en daarmee toegang te krijgen tot de Beheervoorziening BSN dat er sprake is van een wettelijke verplichting om het BSN te gebruiken. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld deze wettelijke verplichting te introduceren. Er wordt daarbij gewerkt met een getrapt systeem:
– Een woningcorporatie of woonruimteverdeler dient voor het gebruik van de digitale procedure daartoe aangewezen te worden door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: de Minister). Zie paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze toelichting voor een nadere toelichting over deze aanwijzing.
– De woningzoekende die ingeschreven is bij een aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler kiest zelf of hij gebruik wenst te maken van de digitale procedure waar de verwerking van het BSN onderdeel van is, of dat hij gebruik wenst te maken van het bestaande alternatief (zie paragraaf 2.1.1 van het algemeen deel van deze toelichting voor een beschrijving van dit alternatief).
– Als de woningzoekende gebruikmaakt van de digitale procedure, dan is de aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler verplicht om het BSN te gebruiken en de digitale procedure toe te passen.
Ten slotte, de lagere regelgeving die ziet op de bestaande inkomenstoets hoeft ten behoeve van de uitvoering van dit wetsvoorstel niet te worden gewijzigd3. Wel wordt in dit wetsvoorstel de mogelijkheid gecreëerd om nadere voorschriften te stellen over de verwerking van het BSN, zoals over de beveiliging daarvan, bij algemene maatregel van bestuur (hetgeen een wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: BTIV) zou inhouden). Dit geeft de mogelijkheid om in de toekomst, indien dat noodzakelijk is, meer specifieke eisen zoals beveiligingseisen, te regelen voor het verwerken van het BSN, anders dan de algemene eisen die uit de AVG volgen (zie voor een toelichting op die algemene eisen eveneens paragraaf 2.6 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting).
Deze wetswijziging interfereert niet met andere lopende of geplande wetgevingstrajecten.
In de hiernavolgende toelichting wordt de bestaande praktijk geschetst en de noodzaak voor dit voorstel, waaronder een toets aan het proportionaliteitsbeginsel (de verhouding van de beperking op het grondrecht tot het te dienen doel) en het subsidiariteitsbeginsel (de vraag of er minder vergaande alternatieven mogelijk zijn) in paragraaf 2.6.
Zoals in de inleiding is aangegeven wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld om een grondslag op te nemen in de Woningwet voor het kunnen verwerken van het BSN van woningzoekenden door woningcorporaties en woonruimteverdelers in het kader van een digitale procedure voor de inkomensvaststelling die woningcorporaties moeten doen. Zij moeten die inkomensvaststelling doen in het kader van de passende toewijzing voor de huurtoeslag zoals geregeld in artikel 46, tweede lid, van de Woningwet, maar ook voor de inkomensvaststelling in het kader van de Dienst van algemeen economisch belang (hierna: DAEB) uit artikel 48, eerste lid.
In paragraaf 2.1 wordt het relevante maatschappelijke probleem toegelicht en in paragraaf 2.2 wordt toegelicht hoe dit wetsvoorstel voorziet in het tegengaan van deze problematiek. Paragraaf 2.3 ziet op de taken en rollen van de woningcorporatie en de woonruimteverdeler in het woonruimteverdeelproces, en de vraag wie verwerkingsverantwoordelijke is voor het verwerken van persoonsgegevens als bedoeld in de AVG. In paragraaf 2.4 wordt omschreven dat woningcorporaties en woonruimteverdelers die het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets willen toepassen, eerst daartoe moeten worden aangewezen door de Minister. Paragraaf 2.5 ziet op de uitvoering, en bevat een omschrijving van alle stappen die deel uitmaken van de werkwijze met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets. Paragraaf 2.6 gaat ten slotte dieper in op de privacyaspecten van dit wetsvoorstel.
Op grond van het stelsel van de Woningwet moeten woningcorporaties een inkomenstoets uitvoeren, voordat zij een sociale huurwoning aan een woningzoekende mogen toewijzen. De toewijzingsregels zorgen ervoor dat woningcorporaties sociale huurwoningen toewijzen aan de doelgroep voor wie sociale huurwoningen bestemd zijn. Voor de toewijzing van een sociale huurwoning door een woningcorporatie geldt een maximum-huishoudinkomen.
De inkomenstoets wordt nu uitgevoerd door middel van een inkomensverklaring die de Belastingdienst op aanvraag van de woningzoekende verstrekt (in sommige gevallen zijn andere gegevens toegestaan voor de inkomenstoets, zoals bijvoorbeeld een bewijs van inschrijving van studenten (artikel 56 van het BTIV). De inkomensverklaring wordt digitaal in pdf-formaat of per post in papieren vorm aan de woningzoekende verstrekt. De inkomensverklaring houdt in: het authentieke inkomensgegeven (AIG) afkomstig uit de Basisregistratie Inkomen (BRI) van de Belastingdienst. Op de inkomensverklaring van de Belastingdienst staan identificerende gegevens vermeld, zodat daaruit blijkt op wie de inkomensgegevens betrekking hebben.
In de regel uploadt de woningzoekende zijn inkomensverklaring naar het systeem dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler ter beschikking stelt, zodat deze op basis van dit formulier de inkomenstoets kan uitvoeren. Het aantal toewijzingen per jaar in Nederland is aanzienlijk: in 2020 ging het om 188.000 toegewezen woningen waar de woningcorporaties naar schatting 225.600 inkomenstoetsen voor doen4.
Het bestaande proces van de inkomenstoets voor sociale verhuur is allereerst omslachtig. De woningzoekende moet meerdere handelingen verrichten om de inkomensverklaring op te vragen en aan de woningcorporatie te versturen, zodat de woningcorporatie deze kan raadplegen. En ook voor de woningcorporatie is het niet erg efficiënt. Doordat de inkomensverklaring op papier of in pdf-formaat binnenkomt, moeten de gegevens uit de verklaring vaak handmatig in de systemen worden gezet.
Het bestaande proces is daarmee foutgevoelig. Zo komt het voor dat aan de kant van de woningcorporatie een fout wordt gemaakt bij het handmatig overzetten van gegevens in de systemen.
Daarnaast is het ook fraudegevoelig: in 2018 kwam naar voren dat inkomensgegevens in de praktijk soms werden vervalst, in voorkomende gevallen zelfs door commerciële partijen die dit tegen betaling deden. Dit had tot gevolg dat sociale huurwoningen werden toegewezen aan personen die daarvoor op grond van hun inkomen niet in aanmerking kwamen (woonfraude), en de mensen die op sociale huurwoningen waren aangewezen mede hierdoor langer op een geschikte woning moesten wachten. Deze situatie was (mede) aanleiding voor het Algemeen Overleg Woonfraude van de Tweede Kamer van 27 juni 2019. In dit Algemeen Overleg is door commissieleden onder meer aandacht gevraagd voor een adequate gegevensdeling om woonfraude te voorkomen.
Bureau Companen verrichtte in 2021 in opdracht van de Autoriteit woningcorporaties onderzoek naar «Risico’s bij woningtoewijzing»5. Daaruit bleek dat het overtreden van de regels of het opzoeken van de randen door woningzoekenden als gevolg van druk op de woningmarkt een – in de bewoordingen van het rapport – structureel karakter heeft, vooral in gemeenten met een grotere druk op de woningmarkt.
Het is belangrijk om vergissingen en eventuele vervalsingen tegen te gaan, zodat de beschikbare sociale huurwoningen toegewezen worden aan de doelgroep waarvoor deze woningen bedoeld zijn. Ingegeven door de problemen met de bestaande praktijk kwamen de woningcorporatiesector en het Ministerie van BZK dan ook tot de wens tot digitalisering van de gegevensstroom voor de inkomenstoets, waarbij het inkomensgegeven zowel voor woningcorporaties als voor woningzoekenden gemakkelijker en efficiënter met de woningcorporatie kan worden gedeeld dan in het bestaande proces mogelijk is. De ruimte voor vergissingen of eventuele fraude met de inkomensgegevens of inschrijfduur wordt hiermee zoveel mogelijk weggenomen.
De hiervoor omschreven situatie leidde in 2021 tot het instellen van een pilot waarin een werkwijze werd beproefd waarbij het inkomensgegeven met toestemming van de woningzoekende, via de digitale weg vanuit de bron, de BRI, met deelnemende woningcorporaties werd gedeeld.
De pilot werd gezamenlijk uitgevoerd door Aedes, het Ministerie van BZK, de Belastingdienst, Logius en drie deelnemende woningcorporaties en hun woonruimteverdelers: Staedion uit Den Haag met de Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH, woonruimteverdeler), Woonstad Rotterdam met Maaskoepel (woonruimteverdeler) en GroenWest met WoningNet uit Utrecht. Hiermee waren drie regio’s vertegenwoordigd, alsook de drie verschillende softwareleveranciers waarmee woningcorporaties landelijk werken.
Het doel van de pilot was een efficiënter en gemakkelijker proces inrichten voor alle betrokkenen, zowel voor woningcorporaties als voor woningzoekenden, waarbij de kans op vergissingen of eventuele vervalsingen verregaand werd teruggedrongen.
In de pilot is, in plaats van het BSN zoals in dit wetsvoorstel, gebruik gemaakt van het BRP om de inkomensgegevens te verifiëren. Gebruik van BRP-gegevens lost foutgevoeligheid niet geheel op: het is alsnog mogelijk dat er matchingsproblemen ontstaan (zie voor een toelichting op die matchingsproblemen paragraaf 2.2.3 over de evaluatie van de pilot). Om deze problemen weg te nemen beoogt dit wetsvoorstel zodoende een basis te creëren voor het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets door woningcorporaties en woonruimteverdelers met behulp van het BSN.
Tijdens de looptijd van de pilot met de digitale inkomenstoets werd, als onderdeel van de evaluatie, een gebruikersonderzoek uitgevoerd. Het gebruikersonderzoek vond plaats in opdracht van het Ministerie van BZK, onder begeleiding van het interbestuurlijke programma Mens Centraal (van het Ministerie van Algemene Zaken). In het onderzoek werden woningcorporaties en woningzoekenden bevraagd die via de pilotmethode hun inkomensgegevens digitaal met de woningcorporatie hadden gedeeld. Hen werd gevraagd naar hun ervaring hiermee en hun beleving van het digitaal delen van inkomensgegevens via MijnOverheid. De gebruikersonderzoeken van de pilot gaven een positief beeld: zowel woningcorporaties als de toekomstige huurders vonden het geteste proces met de digitale inkomenstoets makkelijker, efficiënter en sneller dan het bestaande proces, en het werd als eerlijker ervaren: er is minder kans op het maken van een fout en er is minder kans voor fraudeurs.
Uit de pilot bleek dat het gebruik van BRP-gegevens één groot nadeel kent. Het levert problemen op bij de «matching» met de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) die woningcorporaties in hun systemen hebben staan. Matchingsproblemen kunnen zich bijvoorbeeld voordoen door afwijkende schrijfwijzen van namen of wanneer een huurder met twee voornamen bij de woningcorporatie staat ingeschreven op basis van één initiaal in combinatie met de achternaam, terwijl diegene in de BRP geregistreerd staat onder beide initialen. De kern van het matchingprobleem is dat in te veel gevallen niet eenduidig en geautomatiseerd kan worden vastgesteld dat het inkomen dat werd verstrekt bij het reageren op de woning, bij dezelfde persoon hoort die zich (vaak al jaren eerder) heeft ingeschreven als woningzoekende.
Door gebruik van het BSN kan dit nadeel worden opgelost. Matching kan dan sec op basis van het BSN gedaan worden.
Het gebruik van het BSN in vergelijking met BRP-gegevens draagt naar verwachting bovendien bij aan bestrijding van fraude met de inschrijfduur, bijvoorbeeld door opzettelijke persoonsverwisseling waarbij de inschrijfduur van een persoon wordt overgenomen door een andere persoon die zo een woning toegewezen kan krijgen terwijl die persoon niet de langste inschrijfduur heeft onder de ingeschreven woningzoekenden.
Het gebruik van het BSN levert daarnaast een verdere vereenvoudiging en vergemakkelijking op ten opzichte van het gebruik van de BRP-gegevens in de pilot: het vergt voor de woningcorporatie minder handelingen om het inkomensgegeven te verkrijgen en in de administratie van de woningcorporatie te verwerken.
Het verwerken van het BSN wordt in dit wetsvoorstel voor de volgende doeleinden beoogd:
– de digitale inkomensverstrekking: het met zekerheid kunnen vaststellen dat het inkomen ook daadwerkelijk bij deze BSN hoort;
– vaststellen dat de persoon voor wie het inkomen digitaal wordt verstrekt, ook de persoon is die al een bepaalde periode ingeschreven staat. Omdat inschrijvingsduur een bepalende factor is voor het verkrijgen van een sociale huurwoning, is het essentieel om met zekerheid de inschrijvingsduur vast te stellen van een persoon die reageert op een woning.
In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om woningcorporaties en woonruimteverdelers toegang te geven tot de Beheervoorziening BSN: dat is het geheel van voorzieningen dat zorgt voor het beheer van het BSN. Er is gekozen voor de technische mogelijkheid om aan te sluiten op de Beheervoorziening BSN om de volgende reden.
De Beheervoorziening BSN maakt het mogelijk om vast te stellen dat een bepaald BSN bij een bepaalde persoon hoort. Dat werkt als volgt. De woningzoekende vult zelf zijn naam in bij de inschrijving (of heeft dit reeds gedaan bij een reeds bestaande inschrijving), en logt in met DigiD in de MijnOverheid-omgeving waardoor het BSN beschikbaar is (zie paragraaf 2.5 voor een meer uitgebreide, stapsgewijze omschrijving van dit proces). De woningcorporatie of woonruimteverdeler stelt dan een zogeheten «verificatievraag» aan de Beheervoorziening BSN. Verificatievragen zijn bepaalde uitvragen die bij de Beheervoorziening BSN kunnen worden gedaan, of verzoeken voor een bepaald gegeven of set van gegevens. In dit geval betreft het de verificatievraag «Toetsen van de combinatie BSN en identificerende gegevens». Door middel van deze verificatievraag wordt vastgesteld dat de door de woningzoekende zelf ingevulde naam bij het BSN hoort dat is verkregen door middel van het inloggen middels DigiD.
In het geval de naam en het BSN niet met elkaar overeenkomen in de Beheervoorziening BSN, krijgt de woningzoekende daarvan een melding. Mogelijk heeft de woningzoekende haar of zijn naam op een manier ingevoerd die niet wordt herkend in de Beheervoorziening BSN. Met een aanvullende instructie krijgt woningzoekende te zien op welke manier de naam dient te worden ingevoerd. Mocht het nog steeds niet lukken, dan kan de woningzoekende bellen met de betreffende woningcorporatie of woonruimteverdeler voor een oplossing. Ten slotte blijft ook altijd het bestaande alternatief mogelijk waarbij de woningzoekende zelf handmatig zijn gegevens (anders dan BSN) verstrekt en/of een verzoek doet bij de Belastingdienst om een inkomensverklaring op te vragen en deze ter beschikking stelt aan de woningcorporatie.
Blijkt na de verificatievraag dat de gegevens wel overeenkomen en dus kloppen, dan kan worden verdergegaan met het proces van inschrijving of inkomenstoetsing voor de toewijzing van de woning. Van belang is dat de woningcorporatie en woonruimteverdeler geen persoonsgegevens vanuit de Beheervoorziening BSN in de eigen administratie opnemen.
Een andere reden voor het gebruik van de Beheervoorziening BSN is dat deze in vergelijking met het gebruik van de BRP een voordeel heeft in het belang van dataminimalisatie, omdat aansluiting op de Beheervoorziening BSN geen toegang geeft tot gegevens die de woningcorporaties en woonruimteverdelers niet nodig hebben.
In paragraaf 2.5 wordt in een stapsgewijs overzicht weergegeven op welke wijze de Beheervoorziening BSN in het gehele digitale proces van inschrijving en woningtoewijzing past.
Veel woningcorporaties werken in het proces van toewijzen van sociale huurwoningen met woonruimteverdelers. Deze partijen verrichten voor de woningcorporatie (of: voor meerdere woningcorporaties in de regio) werkzaamheden voor de woningcorporatie ten behoeve van het registreren van de inschrijving en de inschrijvingsduur van woningzoekenden, het tonen van het woningaanbod van de deelnemende woningcorporaties, en het contact met woningzoekenden tijdens een groot deel van het proces, tot aan het moment dat woningzoekende op een woning reageert. Er zijn ook woningcorporaties die niet werken met een woonruimteverdeler, en die al deze taken zelf uitvoeren.
Dat roept de vraag op wie verwerkingsverantwoordelijke is in de zin van de AVG, voor het verwerken van de persoonsgegevens in het kader van de inschrijving en woningtoewijzing. Deze vraag is relevant, want de verwerkingsverantwoordelijke moet een wettelijke grondslag hebben basis waarvan hij het BSN verwerkt. Ook relevant is dat de verwerkingsverantwoordelijke degene is jegens wie de woningzoekende rechten kan doen gelden zoals het recht op inzage of verwijdering van gegevens. Die vragen worden hieronder beantwoord.
De pilot werd uitgevoerd op basis van een zogenaamde «Data Protection Impact Assessment» (DPIA) van de deelnemende woningcorporaties, waarin onder meer de verdeling van rollen en taken aan bod kwam tussen de woningcorporatie en diens woonruimteverdeler.
Woonruimteverdelers en woningcorporaties richten in de praktijk de bovenbeschreven rollen volgens twee varianten in. Bij de eerste variant is de woonruimteverdeler verwerkingsverantwoordelijk voor het verwerken van de persoonsgegevens in het kader van de inschrijving en woningtoewijzing. Bij de tweede variant zijn de gezamenlijk aangesloten woningcorporaties verwerkingsverantwoordelijk en is de woonruimteverdeler de verwerker. Het wetsvoorstel creëert voor beide situaties een grondslag voor verwerking van het BSN.
Wanneer de woningcorporatie een huurovereenkomst aangaat met de woningzoekende wordt de woningcorporatie zelf verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens van de (nieuwe) huurder.
Ten slotte geldt uiteraard voor woningcorporaties die geen gebruik maken van een woonruimteverdeler dat zij verwerkingsverantwoordelijke zijn voor verwerkingen van persoonsgegevens gedurende het gehele proces van inschrijving tot en met woningtoewijzing.
In het wetsvoorstel wordt voorgesteld te regelen dat een woningcorporatie of woonruimteverdeler eerst op eigen verzoek dient te worden aangewezen door de Minister, voordat zij verplicht zijn om de woningzoekenden om instemming te vragen voor het toepassen van de digitale procedure en om vervolgens het BSN te gebruiken voor de inkomenstoets. De woningcorporatie of woonruimteverdeler kan zich daartoe wenden tot het Ministerie van BZK.
Voor deze systematiek is gekozen zodat kleine woningcorporaties voor wie de baten niet opwegen tegen de lasten, kunnen afzien van het verrichten van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets. Zij kunnen gebruik blijven maken van de bestaande werkwijze.
Als een woningcorporatie of woonruimteverdeler is aangewezen, dan is die woningcorporatie of woonruimteverdeler ook verplicht om – mits de woningzoekende instemt met het digitaal aanleveren van gegevens voor de inkomenstoets – het BSN te verwerken.
De aanwijzing zal met een besluit van de Minister in de Staatscourant bekend worden gemaakt.
De werkwijze waarmee voor de inkomenstoets gebruik kan worden gemaakt van het digitaal verstrekte inkomensgegeven met het BSN wordt hierna stapsgewijs weergegeven. Er zijn in het proces twee momenten waarbij het BSN een rol speelt: bij de inschrijving en bij de inkomenstoets. Indien er meerdere personen in de toekomstige huishouding een inkomen hebben dat moet worden meegeteld voor de inkomenstoets, dan moeten al deze personen om het verzamelinkomen te berekenen de gegevens delen.
Delen van BSN als onderdeel van de inschrijving
Wanneer de inkomenstoets uitgevoerd kan worden met behulp van het BSN, is het voor woningzoekenden en woningcorporaties wenselijk om het BSN al bij het moment van inschrijving te delen. Dat gebeurt op dit moment niet en dat kan dus veranderen na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Delen van het BSN bij inschrijving heeft als voordeel dat de matching bij een toekomstige inkomenstoets zo efficiënt mogelijk gaat.
Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is er sprake van twee mogelijke situaties:
a) de inschrijving van een woningzoekende gebeurt na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel; en
b) de persoon stond al ingeschreven op het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, nog zonder BSN.
Die situaties worden hieronder stapsgewijs weergegeven. Het gaat hierbij om woningcorporaties en woonruimteverdelers die op hun eigen verzoek zijn aangewezen, zoals omschreven in paragraaf 2.4. Voor andere woningcorporaties en woonruimteverdelers is dit niet van toepassing.
Ad a) Bij inschrijving van een woningzoekende na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel:
• de woningzoekende schrijft zich in bij een woonruimteverdeler of woningcorporatie in een bepaalde regio. De woonruimteverdeler of woningcorporatie verstrekt aan de woningzoekende informatie over het hoe en waarom van het digitaal verstrekken van gegevens en verwerking van het BSN. De woonruimteverdeler of woningcorporatie geeft de woningzoekende de keuze om door te gaan naar MijnOverheid, «Delen van Gegevens», of te vervolgen met het alternatief: de bestaande route van het handmatig verstrekken van de gegevens.
• Indien de woningzoekende instemt met het digitaal verstrekken van gegevens, logt de woningzoekende vervolgens met DigiD in in de MijnOverheid-omgeving, waar woningzoekende ervoor kan kiezen om het BSN te verstrekken aan de woonruimteverdeler of woningcorporatie.
• De woningzoekende vult zelf de overige persoonsgegevens in die benodigd zijn voor de inschrijving. Op dit moment hoeft er dus (nog) geen sprake te zijn van de toewijzing van een woning.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie raadpleegt met het verkregen BSN en de door woningzoekende zelf ingevulde naam en geboortedatum de Beheervoorziening BSN, en stelt de verificatievraag «Toetsen van de combinatie BSN en identificerende gegevens» om te verifiëren dat de betreffende naam inderdaad bij dat BSN hoort.
• In het geval de naam en het BSN niet met elkaar matchen in de Beheervoorziening BSN, dan krijgt de woningzoekende daar een melding van. Mogelijk heeft woningzoekende haar of zijn naam op een manier ingevoerd die niet wordt herkend in de Beheervoorziening BSN. Met een aanvullende instructie krijgt woningzoekende te zien op welke manier de naam dient te worden ingevoerd (bijvoorbeeld de instructie: voer de naam in zoals die op uw paspoort staat). Mocht het nog steeds niet lukken, dan kan de woningzoekende bellen met de betreffende woningcorporatie of woonruimteverdeler voor een oplossing. Ten slotte blijft ook altijd de bestaande methode van het handmatig verstrekken van de gegevens mogelijk (niet zijnde BSN).
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie gebruikt een technische oplossing om het BSN te beveiligen, zoals pseudonimiseren, zodat het opgeslagen BSN niet direct herleidbaar is tot het BSN van de desbetreffende persoon.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie bewaart het BSN dus niet integraal in de administratie, en verwijdert het niet-gepseudonimiseerde BSN.
Ad b) de woningzoekende stond al ingeschreven ten tijde van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
• De woningzoekende heeft nog geen BSN verstrekt aan de woningcorporatie of woonruimteverdeler.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie kan de reeds ingeschreven persoon benaderen met de vraag of zij of hij diens BSN wenst te delen ten behoeve van het (later) kunnen uitvoeren van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets.
• Indien de woningzoekende daarmee instemt, logt zij of hij vervolgens met DigiD in in de MijnOverheid-omgeving, waar de woningzoekende ervoor kan kiezen om het BSN te verstrekken aan de woonruimteverdeler of woningcorporatie.
• Verder gelden weer dezelfde stappen als hierboven bij de stapsgewijze uitleg van onderdeel a.
• Het is aan de woningcorporatie en woonruimteverdeler om te bepalen of zij dit proces voor het verkrijgen van het BSN uitvoeren op het moment dat de inkomenstoets moet worden uitgevoerd of dat dit aan alle reeds ingeschreven personen wordt gevraagd. Indien voor dat laatste wordt gekozen kan weigering van de ingeschrevenen, gezien het vrijwillige karakter van de digitale gegevensverstrekking, niet leiden tot het uitschrijven uit de systemen.
Hierna volgt het stapsgewijze overzicht voor het «tweede moment», het moment van de woningtoewijzing, waarbij ook de digitale verstrekking van gegevens een rol speelt.
Sommige woningcorporaties doen de inkomenstoets op het moment dat een woningzoekende reageert op een woning, andere corporaties doen de inkomenstoets op het moment van woningtoewijzing. Deze beide situaties worden hier samengenomen. De inkomenstoets gaat vanaf het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, indien de woningzoekende gebruik wenst te maken van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets en voor dat doeleinde zijn BSN heeft gedeeld, als volgt:
• De woningzoekende reageert op een sociale huurwoning of accepteert een sociale huurwoning.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie doet via de applicatie het verzoek aan de woningzoekende om inkomensgegevens te delen. De woningzoekende wordt binnen het proces van de woonruimteverdeler of woningcorporatie naar MijnOverheid geleid waar hij inlogt met gebruik van DigiD.
• MijnOverheid haalt de inkomensgegevens op uit de BRI, met behulp van het uit DigiD verkregen BSN.
• De Belastingdienst verstrekt de inkomensverklaring aan woningzoekende in MijnOverheid vanuit de BRI.
• MijnOverheid toont het BSN en het inkomen aan de woningzoekende. De woningzoekende heeft de gelegenheid de gegevens te controleren en geeft vervolgens opdracht tot het delen van de gegevens met de woningcorporatie of woonruimteverdeler.
De set van het digitaal verstrekte inkomensgegeven en BSN wordt voorzien van een waarmerk en wordt met toestemming van de woningzoekende verstrekt aan de woonruimteverdeler of woningcorporatie.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie ontsleutelt het beveiligde BSN zoals geregistreerd bij de inschrijving of tussentijdse opvraging of versleutelt het zojuist verkregen BSN (uiteraard met dezelfde sleutel die is gebruikt ten tijde van het voor het eerst opslaan van het BSN).
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie controleert of het (nieuw versleutelde) BSN bij het inkomen overeenkomt met het (versleutelde of ontsleutelde) BSN behorende bij de inschrijving.
• Indien de woonruimteverdeler of woningcorporatie niet reeds in het bezit is van het BSN doordat dit niet ten tijde van inschrijving is verstrekt of tussendoor is verstrekt, doorloopt de woonruimteverdeler of corporatie de stappen onder a voor zover die gaan over de Beheervoorziening BSN, en het stellen van de verificatievraag «Toetsen van de combinatie BSN en identificerende gegevens», om te verifiëren dat de betreffende naam inderdaad bij dat BSN hoort.
• Indien beide overeenkomen dan registreert de woonruimteverdeler of woningcorporatie het BSN en het inkomen, inclusief waarmerk.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie raadpleegt met het verkregen BSN en de door woningzoekende zelf ingevulde naam en geboortedatum de Beheervoorziening BSN, en stelt de verificatievraag «Toetsen van de combinatie BSN en identificerende gegevens» om te verifiëren dat de betreffende naam inderdaad bij dat BSN hoort.
• Met de gegevens toetst de woningcorporatie vervolgens het huishoudinkomen op grond van het stelsel van de Woningwet.
• Wanneer de woningzoekende de woning accepteert en ook bij het aangaan van de huurovereenkomst, zijn alle benodigde gegevens aanwezig bij de woonruimteverdeler en/of woningcorporatie.
• De woonruimteverdeler of woningcorporatie registreert het BSN en het inkomen inclusief het waarmerk in het dossier voor toewijzing van de woning.
• De accountant controleert of er passend is toegewezen, overeenkomstig de regelgeving omtrent passend toewijzen.
Voor alle hierboven beschreven situaties geldt dat de woningzoekende zijn eenmaal gegeven toestemming voor het verwerken van zijn BSN te allen tijde kan en mag intrekken. Een intrekking van de toestemming heeft als gevolg dat het proces van het delen van inkomensgegevens opnieuw moet worden doorlopen (digitaal of op andere wijze), indien de woningzoekende in aanmerking wil komen voor de toewijzing van een sociale huurwoning. De intrekking van toestemming heeft ook tot gevolg dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler de tot dan toe verzamelde gegevens in het kader van de digitale procedure zo snel mogelijk moet verwijderen.
De bescherming van de privacy is een belangrijk aandachtspunt in dit wetsvoorstel. Immers, verwerking van het BSN betreft privacygevoelige informatie. Hieronder worden de belangrijkste elementen van de privacybescherming geschetst.
De verwerking van het BSN betreft een beperking op het grondrecht uit artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven, en een beperking op het grondrecht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer, opgenomen in artikel 10, eerste lid, van de Grondwet. In deze paragraaf wordt uiteengezet waarom dat in dit geval gerechtvaardigd is.
De grondslag van de verwerking in het kader van de AVG is artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de AVG: de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, namelijk de wettelijke verplichting die geldt op grond van het voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 46. Aangewezen woningcorporaties en woonruimteverdelers worden immers verplicht om deze procedure te volgen.
Belangrijk om te benadrukken is dat het aan de woningzoekende zelf is om te kiezen voor het verstrekken van het BSN of niet. Als de woningzoekende de voorkeur heeft om het BSN niet te verstrekken dan is dat mogelijk door van de alternatieve route gebruik te maken die hierboven is geschetst in paragraaf 2.1.1. Ook kan de woningzoekende eenmaal gegeven toestemming voor de verwerking van zijn BSN op ieder gewenst moment weer intrekken.
Het BSN wordt verwerkt om door middel van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets invulling te geven aan de wettelijke plicht van de woningcorporaties om bij het verhuren van een sociale huurwoning een inkomenstoets uit te voeren. De beoogde werkwijze met een het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets is voor wat betreft de te verrichten handelingen minder belastend voor zowel woningcorporaties als voor woningzoekenden, dan het bestaande proces waarbij de woningzoekende zijn inkomen opvraagt en verkrijgt in pdf-formaat (of op papier). Gegeven de huidige situatie op de woningmarkt die leidt tot (lange) wachtlijsten om een sociale huurwoning te verkrijgen, is het van belang dat de toewijzing van sociale huurwoningen efficiënt en eerlijk verloopt, volgens de regels die de wet daaraan stelt, zodat een woningzoekende die binnen de doelgroep valt snel en effectief een sociale huurwoning kan verkrijgen op een moment dat hij daarvoor in aanmerking komt. Eén van de aandachtspunten daarbij is het tijdig en op eenduidige wijze beschikken over adequate gegevens van de aspirant-huurder. Met behulp van dit wetsvoorstel wordt daaraan bijgedragen. Met behulp van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets worden fouten en fraude tegengegaan, hetgeen bijdraagt aan de eerlijke verdeling van sociale huurwoningen.
Woningzoekenden zijn al wettelijk verplicht om gegevens over hun huishoudinkomen aan te leveren in verband met de inkomenstoets voor de toewijzing van een sociale huurwoning. Zij zijn daarentegen niet verplicht om dat via de digitale weg en met gebruik van het BSN te doen. Woningzoekenden kunnen als zij dat willen kiezen voor een alternatief proces dat door de woningcorporatie en woonruimteverdeler moet worden aangeboden. Het is aan de woningcorporatie en woonruimteverdeler om het alternatieve proces in te richten. Het alternatieve proces moet zodanig zijn ingericht dat woningzoekende die hun gegevens niet digitaal kunnen of willen verstrekken niet worden uitgesloten van de toewijzing van een sociale huurwoning. Voor woningzoekende die het niet lukt om de gegevens digitaal te verstrekken, maar hiertoe wel bereid zijn, kan bijvoorbeeld hulp op locatie worden aangeboden.
Het proces van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets is niet wezenlijk anders dan in de bestaande situatie (met de inkomensverklaring in pdf-formaat), immers de digitalisering gaat over de wijze waarop de gegevens worden aangeleverd. Wél anders, is dat het digitaal verstrekte inkomensgegeven moet worden voorzien van het BSN, zodat matchingsproblemen worden voorkomen en duidelijk is bij wie het inkomen hoort. Het BSN dient als middel om te verifiëren dat het digitaal verstrekte inkomensgegeven hoort bij die specifieke persoon die op de sociale huurwoning heeft gereageerd. Het BSN bevat zelf geen informatie over de persoon, hoewel het nummer wel uniek is voor die persoon.
De AVG is onverkort van toepassing. In geen geval biedt de grondslag om het BSN te gebruiken voor het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets een rechtvaardigingsgrond dat woningcorporaties verder gaan bij de verwerking van het BSN dan voor dat doel noodzakelijk is. Zo is het voor corporaties niet toegestaan om het BSN te gebruiken voor het voeren van hun eigen administratie gedurende de verhuur.6Uit de AVG vloeien eisen voort voor de verwerking van het BSN, zoals eisen aan de processen en systemen van woningcorporaties, en vergt tevens dat er duidelijke afspraken zijn over (de beperking van) het gebruik van het BSN.
Op grond van artikel 32 van de AVG nemen de woonruimteverdeler en de woningcorporatie passende technische en organisatorische maatregelen om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen. Tussen het moment van inschrijving en het moment van toewijzing van een woning kan veel tijd zitten. Om het risico op bijvoorbeeld een datalek of oneigenlijk gebruik te beperken is het daarom passend dat de woonruimteverdeler en de woningcorporatie een technische oplossing toepassen om het BSN onherleidbaar tot de persoon in directe zin te maken, zoals door het toepassen van pseudonimiseren als gedefinieerd in artikel 4 van de AVG. Met «onherleidbaar tot de persoon in directe zin» wordt hier bedoeld dat een versleuteling of andere technische oplossing wordt toegepast die ervoor zorgt dat er geen direct leesbare registraties van het BSN worden bijgehouden. Het BSN wordt dus niet zichtbaar voor medewerkers van de woningcorporatie of woonruimteverdeler, anders dan voor de medewerker(s) die dit nodig hebben voor de inkomenstoetsing, op het moment van die toetsing. Ter uitvoering van dit wetsvoorstel zullen door Logius aansluitvoorwaarden worden vastgesteld met regels voor het gebruik van de voorziening. Ook zullen de aansluitvoorwaarden regels bevatten over het implementeren van controlesystemen zodat zogenaamde logging-informatie beschikbaar is.
De versleutelde gegevens blijven echter in technisch juridische zin herleidbaar tot de persoon, ze kunnen immers ook weer ontsleuteld worden door degene die de beveiligingsmaatregel heeft toegepast. Deze niet-herleidbare, of gepseudonimiseerde data kan getransformeerd worden naar een BSN wanneer de inkomenstoets uitgevoerd wordt.
In het geval van een beveiligingsincident zoals een datalek, waar de woningcorporatie en de woonruimteverdeler zich ingevolge artikel 32 van de AVG voor inspannen om dat te voorkomen, zijn de gegevens dan niet voor een derde tot de persoon herleidbaar. Voor pseudonimiseren zijn tools op de markt aanwezig.
Ook moet er een goed beleid of goede afspraken zijn bij de woningcorporatie of woonruimteverdeler zodat medewerkers bewust zijn dat het om gevoelige gegevens gaat, en ook zal met bepaalde machtigingen in het systeem gewerkt moeten worden. Een medewerker wiens functie niet te maken heeft met het administreren van inschrijvingen of het controleren van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets hoeft niet bij het BSN te kunnen, en mag dat daarom ingevolge de AVG ook niet.
Voor wat betreft de bewaartermijn van het BSN geldt dat de woningcorporatie en de woonruimteverdeler deze niet langer mogen bewaren dan noodzakelijk is voor het in de wet geregelde doel van de verwerking. Dit vloeit voort uit artikel 5, eerste lid, onderdeel e en artikel 25 van de AVG en is, omdat het hier een gevoelig persoonsgegeven betreft, expliciet uitgewerkt in het voorgestelde artikel 46, achtste en negende lid, van de Woningwet. Het moment waarop verwerking niet langer noodzakelijk is kan per geval verschillen. Ten behoeve van de registratie van de inschrijving van een woningzoekende geldt dat het BSN verwijderd moet worden zo snel mogelijk na uitschrijving, al dan niet op verzoek van de woningzoekende. Het kan daarnaast echter noodzakelijk zijn het BSN langer te verwerken, ook als uitschrijving heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld als er een inkomensvaststelling heeft plaatsgevonden en de controle daarop nog moet gebeuren door de accountant. Omdat per situatie kan verschillen wanneer verwerking niet langer noodzakelijk is, is gekozen om ook nog een uiterlijke termijn van beëindiging van verwerking op te nemen, namelijk drie jaar vanaf de dag dat de inkomensvaststelling heeft plaatsgevonden. Uiteraard dient er altijd sprake te zijn van een noodzaak tot verwerking, zodra deze noodzaak er niet meer is dient verwerking te worden beëindigd.
Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van verwerking van persoonsgegevens voor de personen waarop die gegevens betrekking hebben niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot het met die verwerking te dienen doel. Het subsidiariteitsvereiste houdt in dat als een voor de betrokkene minder bezwarend middel bestaat om het doel van een gegevensverwerking te bereiken, dat middel moet worden gebruikt.
De werkwijze met het BSN voor de inschrijving en voor het uitvoeren van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets voldoet aan het vereiste van proportionaliteit, omdat deze werkwijze alleen voor het beschreven doel toegestaan is, binnen randvoorwaarden die dit wetsvoorstel daaraan stelt. Ook draagt deze werkwijze bij aan een eerlijke verdeling van sociale huurwoningen, omdat vergissingen bij het aanleveren van inkomensgegevens hiermee worden tegengegaan, net als het aanleveren van valse inkomensgegevens hiermee wordt tegengegaan. De beperking op artikel 8 van het EVRM en artikel 10, eerste lid, van de Grondwet is daarom niet onevenredig ten opzichte van het doel. Tevens is de werkwijze in overeenstemming met het vereiste van subsidiariteit, alternatieven zoals het gebruik van BRP-gegevens laten foutgevoeligheid met verkeerde namen en dergelijke in stand. Ten slotte blijft er een alternatief bestaan voor personen die het BSN of inkomensgegeven niet digitaal willen verstrekken voor dit doeleinde.
De voorgestelde beperking van het grondrecht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer is gerechtvaardigd.
Met dit wetsvoorstel is beoogd het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets landelijk ter beschikking te stellen aan alle woningcorporaties en woonruimteverdelers, vanwege de gebleken vergroting van de efficiëntie en het gebruiksgemak, alsook vanwege de verhoogde kwaliteit van het verstrekte inkomensgegeven, waardoor vergissingen of fraude worden tegengegaan.
Het digitaal verstrekken van inkomensgegevens wordt niet verplicht gesteld. Een verplichtstelling zou ongewenst zijn, omdat het voor huurders die digitaal minder vaardig zijn of die hun inkomen niet digitaal willen verstrekken mogelijk moet blijven te kiezen voor de analoge weg. Bovendien zou dit op uitvoeringsproblemen stuiten voor kleine(re) woningcorporaties, vanwege een disbalans tussen de investeringskosten en de opbrengsten. Woningcorporaties voor wie deze investering onvoldoende loont, kunnen ervoor kiezen te blijven werken volgens de bestaande methode.
Gegeven de uitkomst van de evaluatie van de pilot, zal het overgrote deel van de woningcorporaties naar verwachting kiezen voor de werkwijze met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets woningcorporaties boven de bestaande methode, omdat dit hen een efficiënter, goedkoper en eenvoudiger proces oplevert. In die gevallen waarin een burger voor de analoge weg kiest, houdt de woningcorporatie meer tijd over voor een check van de aangeleverde gegevens. Zodoende worden – ook zonder verplichtstelling van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets – vergissingen en eventuele vervalsingen tegengegaan.
Er is een Data protection impact assessment (DPIA) voor dit wetsvoorstel uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn verwerkt in deze toelichting. Belangrijk is dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler een versleuteling toepast op het BSN voordat ze het (mogelijk voor een langere periode) in de systemen bewaren. Ook moet er een goed beleid of goede afspraken zijn bij de woningcorporatie of woonruimteverdeler zodat medewerkers bewust zijn dat het om gevoelige gegevens gaat, en ook zal met bepaalde machtigingen in het systeem moeten worden gewerkt. Een medewerker wiens functie niet te maken heeft met het administreren van inschrijvingen of het controleren van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets hoeft niet bij het BSN te kunnen, en mag dat daarom ingevolge de AVG ook niet.
Er wordt voorzien dat er een evaluatie plaats zal vinden, nadat de betrokken partijen enige tijd met de nieuwe werkwijze hebben gewerkt. Daarbij wordt aangekoerst op een evaluatie na een periode van twee jaar, de precieze termijn wordt nog afgestemd met deelnemende partijen.
Voor dit wetsvoorstel is een lastendrukonderzoek uitgevoerd door Sira Consulting.7 Sira kwam tot de conclusie dat het gebruik van het BSN door woningcorporaties en het digitaliseren van de gegevensstroom voor de inkomenstoets tot een éénmalige toename van administratieve lasten leidt, en vervolgens een structurele afname van de administratieve lasten oplevert. De eenmalige toename voor woningcorporaties en woonruimteverdelers wordt veroorzaakt door het inrichten van processen en systemen ten behoeve van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets en de beveiliging van het BSN. Er wordt een structurele lastenafname verwacht vanwege de vermindering van de administratieve lasten dankzij de digitale werkwijze in vergelijking met de analoge werkwijze (waarbij woningzoekende een inkomensverklaring zelf moest opvragen bij de Belastingdienst, en de woningcorporatie de gegevens handmatig moest overtypen in een systeem).
Het aantal toewijzingen per jaar in Nederland is aanzienlijk, in 2020 ging het om 188.000 toegewezen woningen waar de woningcorporaties een inkomenstoets voor moesten doen.
Beide effecten doen zich zowel voor voor de woningcorporaties, als voor de woningzoekenden. Sira becijferde de effecten op de regeldruk als volgt:
Eenmalig effect
Naar verwachting leidt het gebruik van het BSN en het digitaliseren van de gegevensstroom voor de inkomenstoets tot een eenmalige toename van regeldruk van minimaal € 2,1 miljoen en maximaal € 4,4 miljoen voor woningcorporaties en woonruimteverdelers en een eenmalige toename van € 2,7 miljoen voor de tijd die het kost voor woningzoekenden die op het moment van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel reeds waren ingeschreven en er op verzoek van de woningcorporatie of woonruimteverdeler ervoor kiezen om alsnog het BSN te verstrekken.
Structureel effect
Vervolgens neemt de regeldruk voor bedrijven naar verwachting structureel af met tussen € 9,66 miljoen en € 9,75 miljoen per jaar. De regeldruk voor woningzoekenden neemt naar verwachting structureel af met ongeveer € 3,7 miljoen per jaar.
De Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) houdt toezicht op de toepassing van de AVG door verwerkingsverantwoordelijken en op het verwerken van persoonsgegevens in het algemeen. De AP kan op eigen initiatief of naar aanleiding van klachten of signalen een onderzoek doen en daarbij bijvoorbeeld inzage eisen in de systemen van een woningcorporatie. Met het verwerken van het BSN moet zorgvuldig worden omgegaan en aan de beveiligingseisen zoals omschreven in paragraaf 2.6.3 worden voldaan. Als dat niet zo is, kan de AP handhavend optreden, bijvoorbeeld door een boete op te leggen.
De Autoriteit woningcorporaties (hierna Aw) houdt toezicht op woningcorporaties, waaronder op de rechtmatigheid van het handelen en nalaten van woningcorporaties. Ook de Aw kan zelf bepalen welke gegevens en inlichtingen zij van woningcorporaties wil inzien (Artikel 61b van de Woningwet). De Aw kan zaken onder de aandacht brengen van de AP, als er twijfel is over de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen die zij vernemen bij woningcorporaties.
Dit wetsvoorstel is van 27 juli 2022 tot 21 september 2022 in openbare internetconsultatie geweest. Daarnaast is aan de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing regeldruk verzocht advies uit te brengen.
Het voornemen het gebruik van BSN door woningcorporaties mogelijk te maken voor het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets is voor advies aan de AP voorgelegd, zoals voorgeschreven in artikel 36, vierde lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De AP liet in reactie weten geen opmerkingen te hebben over het wetsvoorstel8.
Het wetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het college had geen opmerkingen bij de onderbouwing van het nut of de noodzaak van het wetsvoorstel9. Evenmin had het college opmerkingen ten aanzien van mogelijk minder belastende alternatieven en de werkbaarheid ervan. Het college constateerde dat het lastendrukonderzoek dat was uitgevoerd door Sira Consulting (beschreven in paragraaf 3.2.) de regeldrukgevolgen niet benoemde voor woningzoekenden die zich na inwerkingtreding van het wetsvoorstel inschrijven. Ook constateerde het dat de regeldrukgevolgen voor woningcorporaties en woonruimteverdelers niet waren benoemd, die gepaard gaan met het verzoek om aangewezen te worden door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het college adviseerde om de regeldrukberekening op deze punten aan te vullen.
Het wetsvoorstel zoals dat in consultatie was gegaan, bevatte inderdaad een verplichting voor woningcorporaties en woonruimteverdelers, waarmee Sira Consulting nog geen rekening had kunnen houden in haar onderzoek. Die verplichting houdt in dat woningcorporaties en woonruimteverdelers die gebruik willen maken van het digitaal verstrekte inkomensgegeven van de woningzoekende voor de inkomenstoets, daartoe aan de Minister een verzoek moeten doen. Alleen daartoe aangewezen woningcorporaties en woonruimteverdelers mogen gebruikmaken van het digitaal verstrekte inkomensgegeven van de woningzoekende. Naar verwachting betekent dit in de praktijk dat Aedes een brede uitvraag zal doen bij woningcorporaties of zij een aanvraag tot aanwijzing willen doen, en deze gebundelde aanvraag door de wettelijke vertegenwoordigers van de woningcorporatie van woningcorporaties zal aanleveren bij het ministerie. Deze aanvraag moet zijn voorzien van naam van de corporatie en diens L-nummer, het nummer waarmee de corporatie bij de Autoriteit woningcorporaties bekend is. De Minister wijst de woningcorporaties vervolgens aan in een ministerieel besluit. Voor woonruimteverdelers zal gelden dat zij bij hun aanvraag door de wettelijke vertegenwoordigers een bewijs van hun rechtsvorm moeten meesturen alsmede een bewijs van een verbinding met een toegelaten instelling in de zin van artikel 21 van de Woningwet.
Op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Sira Consulting de administratieve lasten behorend bij deze verplichting alsnog in kaart gebracht. Sira Consulting concludeerde dat de verplichting een verzoek in te dienen om aangewezen te worden door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening naar verwachting eenmalige administratieve lasten oplevert van circa € 2.000,–. Dit bedrag is dusdanig beperkt, dat het geen verandering brengt in de bandbreedte van de eerder door Sira Consulting berekende administratieve lasten, zoals beschreven in paragraaf 3.2.
Ook gaf Sira Consulting een verdere duiding aan de structurele regeldrukeffecten voor burgers.
Risico’s voor privacybescherming
Uit een aantal reacties blijken zorgen ten aan aanzien van de privacybescherming van burgers door het gebruik van BSN-gegevens voor de inkomenstoets. Die zorgen zien op het gebruik van het BSN buiten het domein van de overheid, het bekend worden van het BSN bij de woningcorporatie en/of de woonruimteverdeler. Ook zien de zorgen op het feit dat de woningcorporatie en/of de woonruimteverdeler over de inkomensgegevens van huurders beschikken. Ook wordt de mogelijkheid genoemd dat medewerkers van corporaties en woonruimteverdelers het onversleutelde BSN kunnen inzien.
Op grond van het stelsel van de Woningwet moeten woningcorporaties een inkomenstoets uitvoeren, voordat zij een sociale huurwoning aan een woningzoekende mogen toewijzen. Het wetsvoorstel beoogt dit proces te vereenvoudigen, waarbij privacybescherming een van de belangrijkste voorwaarden is. De wet biedt de mogelijkheid het BSN ook buiten het domein van de overheid te gebruiken. In de praktijk gebeurt dit bijvoorbeeld in de zorg en in financiële dienstverlening door banken. De ervaring is dat de AVG een robuust, tegelijk algemeen stelstel biedt om privacy te waarborgen. Voor specificering wordt daarom in dit wetsvoorstel de mogelijkheid geregeld om op het niveau van de algemene maatregel van bestuur extra regels voor privacybescherming op te stellen.
Een waarborg is dat uit de beveiligingseisen van de AVG voortvloeit dat het BSN wordt versleuteld, en dus niet zichtbaar wordt voor medewerkers van de woningcorporatie of woonruimteverdeler anders dan voor de medewerker(s) die dit nodig hebben voor de inkomenstoetsing, op het moment van die toetsing. Logius zal voorwaarden opstellen op basis waarvan woningcorporaties en woonruimteverdelers kunnen worden aangesloten op de MijnOverheid-omgeving. Ter uitvoering van dit wetsvoorstel zullen door Logius aansluitvoorwaarden worden vastgesteld met regels voor het gebruik van de voorziening. Ook zullen de aansluitvoorwaarden regels bevatten over het implementeren van controlesystemen zodat logging informatie beschikbaar is.
Het verdient daarbij de voorkeur dat woningcorporaties hun proces volledig gedigitaliseerd inrichten, zodat het helemaal niet nodig is dat een medewerker het BSN onder ogen krijgt.
Extra privacy-waarborgen bovenop AVG
In één reactie op de consultatie kwam ook het omgekeerde perspectief naar voren, namelijk de vraag waarom dit wetsvoorstel mogelijk maakt dat extra eisen worden gesteld aan de verwerking en beveiliging van BSN, ten opzichte van dat wat in de AVG is vereist. Reden hiervoor is dat het van belang is voor deze specifieke toepassing aanvullende waarborgen mogelijk te maken, omdat de AVG algemene kaders stelt.
Onderzoek naar alternatieven
In twee reacties wordt de vraag opgeworpen in hoeverre alternatieven zijn onderzocht. Ook een derde reactie gaat in op alternatieven, met het voorstel een speciaal Woon-ID te hanteren die wordt gekoppeld aan de inkomenstoets.
De keuze om het BSN te gebruiken ten behoeve van de inkomenstoets voor de toewijzing van een sociale huurwoning, is gemaakt na onderzoek naar alternatieven. In de pilots is gebruik gemaakt van het BRP als identificerend gegeven, maar hieraan bleken verschillende nadelen verbonden te zijn met name als het gaat om matching (zie ook 2.2.2). Een businessarchitect heeft in het voorjaar van 2021 in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een analyse uitgevoerd naar verschillende scenario’s om gegevensaanlevering van de inkomenstoets digitaal in te richten. De verkende scenario’s bevatten: het hanteren van de bestaande (niet-digitale) situatie, het registreren van de laatste vier cijfers van de BSN of een versleuteld ID en verschillende mate van koppeling met MijnOverheid. Uit deze analyse bleek het gebruik van een versleuteld BSN de meest robuuste en toekomstvaste oplossing.
Omvang van de administratieve lastenverlichting voor woningcorporaties
In één van de reacties wordt naar voren gebracht dat in het administratieve lastenonderzoek (beschreven in paragraaf 3.2) geen rekening is gehouden met oplossingen die reeds beschikbaar zijn en die de administratieve lasten van woningcorporaties kunnen beperken. De omvang van de besparing op administratieve lasten voor corporaties is in het uitgevoerde onderzoek gemeten door deze te vergelijken met de administratieve lasten van de «traditionele» manier van werken. Inderdaad kan het zo zijn dat de uitgangspositie wat betreft de administratieve lasten bij woningcorporaties anders is dan bij de bestaande werkwijze, doordat deze woningcorporaties gebruik maken van diensten van aanbieders en/of geautomatiseerde systemen.
Ook werd in de reactie naar voren gebracht dat geen rekening was gehouden met de kosten van onderhoud en beheer, bij de berekening van de administratieve lasten. Een doorberekening van deze kosten zal invloed kunnen hebben op de mate van besparing op de administratieve lasten.
Deze beide aspecten kunnen een mitigerend effect hebben op de hoogte van de berekende lastenbesparing. Het is echter niet kwantificeerbaar in welke mate nu gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde systemen, uit gesprekken met de sector blijkt dat het gebruik hiervan beperkt is. Dit doet er dus niet aan af dat er een aanmerkelijke besparing kan worden verwacht als gevolg van de implementatie van de voorstelde werkwijze.
Aandeel in bestrijding van woonfraude
In een reactie wordt gesteld dat woonfraude beperkt wordt teruggedrongen door het vrijwillige karakter van de digitale gegevensdeling. Het gedeeltelijke aandeel van de bestrijding van fouten of fraude wordt reeds uiteengezet in paragraaf 2.6.2 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. Allereerst weegt de regie op het delen van gegevens voor woningzoekenden zwaar. Daarom zal gegevensdeling in het kader van de inkomenstoets op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Bovendien zal ook niet iedere woningcorporatie zich naar verwachting willen aansluiten bij de digitale werkwijze. Voor kleine(re) corporaties valt namelijk te verwachten dat de investering hiervoor voor hen niet loont. Door het vrijwillige karakter van het digitaal aanleveren van gegevens is het niet uit te sluiten dat woningzoekenden via de bestaande werkwijze bewust verkeerde gegevens aanleveren, om onterecht door de inkomenstoets te komen. De verwachting is echter dat dit risico door het wetsvoorstel kleiner wordt dan in de huidige werkwijze. Via de digitale gegevensdeling wordt de kans op fouten kleiner en kunnen woningcorporaties en woonruimteverdelers door structurele lastenvermindering meer capaciteit vrijmaken om toe te zien op (de bestrijding van) woonfraude.
Proportionaliteit van het wetsvoorstel
Enkele reacties gaan in op de proportionaliteit van dit wetsvoorstel. De pilots volgen naar aanleiding van een behoefte van de sector zelf om gegevensdeling beter in te richten. Daarnaast hebben woningcorporaties en woonruimteverdelers zelf de keus om bij deze werkwijze aan te sluiten, waardoor investeringen niet verplicht aan de sector worden opgelegd.
Toekomstige ontwikkelingen
In een reactie werd de vraag opgeworpen hoe de voorgestelde methode zich verhoudt tot toekomstige relevante ontwikkelingen, zoals de zogenaamde «eWallet «. Ten tijde van indiening van dit wetsvoorstel is onbekend wanneer de eWallet beschikbaar is en wanneer deze gemeengoed zal zijn, ook bij digitaal minder vaardigen. De hier geschetste werkwijze hoeft geen permanente oplossing te zijn. Het is goed denkbaar dat in de toekomst gegevens op andere wijze kunnen worden gedeeld, bijvoorbeeld via eWallets waarmee burgers vanuit hun eWallet gegevens kunnen delen met dienstverleners, waaronder corporaties en woonruimteverdelers.
In één reactie werd naar voren gebracht dat Logius al een bestaande oplossing heeft voor het pseudonimiseren, namelijk BSNk2. Het verzoek werd gedaan om om veiligheidsredenen aan te sluiten bij bestaande structuren die zijn ingericht op de vraagstukken van het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets zoals het BSNk. De BSNk-voorziening speelt een centrale rol bij het gebruik van buitenlandse eIDAS-middelen. Het ligt voor de hand om een dergelijke voorziening in te zetten voor deze toepassing wanneer de voorziening beschikbaar is voor gebruik binnen Nederland en in combinatie met DigiD.
Verhouding tot de Wet Digitale Overheid
In een reactie werd de suggestie gedaan voor deze toepassing woningcorporaties op te nemen in de scope van de Wet Digitale Overheid, die mogelijk eerder in werking treedt dan dit voorstel. Dit zou het voordeel bieden dat voor een aantal onderwerpen (BSN, identiteit, e.a.) aangesloten wordt bij algemene principes, verantwoordelijkheden, procedures, en regels. Zo zou aansluiting bij de Wet Digitale Overheid kunnen zorgen voor de benodigde flexibiliteit bij nieuwe ontwikkelingen. De Wet Digitale Overheid biedt geen oplossing voor bovenstaand proces en is niet het juiste wetgevingsinstrument om toegelaten instellingen en hun woonruimteverdelers te voorzien van een wettelijke grondslag ter verwerking van het BSN bij de uitvoering van de inkomenstoets met het digitaal verstrekte inkomensgegeven.
Artikel I
Onderdeel B
Deze wijziging betreft een technische correctie om een verwijzing weer kloppend te maken. De verkeerde verwijzing is ontstaan met de wijziging van de Woningwet in artikel I, onderdeel M, van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen. Het toenmalige zevende tot en met elfde lid van artikel 30 zijn in die wijzigingsopdracht vernummerd tot achtste tot en met twaalfde lid.
Hetgeen voorheen in het negende lid was opgenomen, is derhalve sindsdien in het tiende lid opgenomen.
Om die reden is met deze wijzigingsopdracht artikel 30, elfde lid, technisch gecorrigeerd door de twee verwijzingen naar het negende lid beide te wijzigen tot verwijzingen naar het tiende lid.
Onderdeel C
In artikel 36, eerste lid, van de Woningwet, wordt een technische correctie aangebracht die samenhangt met de wijziging in onderdeel D. In de opsomming van afdelingen uit titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het jaarverslag van woningcorporaties wordt afdeling 9 ingevoegd. De betreffende afdeling 9 bevat slechts één artikel, namelijk artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Zie de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel D voor een nadere toelichting waarom voortaan ook dit artikel van overeenkomstige toepassing moet zijn.
Onderdeel D
Net als het vorige onderdeel betreft ook dit onderdeel een technische correctie zonder enige beleidsmatige inhoud. In artikel 38 van de Woningwet staan verwijzingen naar verklaringen en controles in artikel 37 van de Woningwet die een rol spelen in het kader van het financiële overzichts- en verantwoordingsproces voor woningcorporaties. Die verwijzingen kloppen echter niet meer. In artikel I, onderdeel N, van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen, is artikel 37 namelijk gewijzigd teneinde meer aansluiting te bewerkstelligen bij de algemene regels op dit vlak zoals neergelegd in afdeling 9 van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Abusievelijk zijn toen de verwijzingen in artikel 38 niet aangepast aan de wijzigingen van artikel 37. Met deze wijzigingsopdracht wordt dat hersteld.
Allereerst wordt de verwijzing in artikel 38, eerste lid, onderdeel b, aangepast. Daarin werd verwezen naar «de verklaring, bedoeld in artikel 37, derde lid, onderdeel a». In dat onderdeel was voorheen een omschrijving van een verklaring van de accountant omtrent de getrouwheid van de jaarrekening opgenomen. Met het hiervoor genoemde wetsvoorstel is ervoor gekozen deze verklaring niet langer in de Woningwet op te nemen, aangezien dit een doublure was met de regels in het Burgerlijk Wetboek. In dit geval betreft dat de verklaring uit artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Daarnaast worden twee verwijzingen in het tweede lid van artikel 38 technisch gewijzigd. In onderdeel a wordt abusievelijk nog verwezen naar het assurance-rapport, bedoeld in artikel 37, derde lid, onderdeel b, terwijl dat artikellid sinds de betreffende wijziging uit het hiervoor genoemde wetsvoorstel niet langer uit verschillende onderdelen bestaat. Derhalve is de verwijzing kloppend gemaakt door te verwijzen naar artikel 37, derde lid.
Ten slotte is onderdeel b gewijzigd. Het bedoelde accountantsverslag is niet langer opgenomen in artikel 37, derde lid, onderdeel c, van de Woningwet. Dit betrof wederom een doublure met de regels uit het Burgerlijk Wetboek, waardoor met de verwijzing nu wordt voorgesteld om aan te sluiten bij het accountantsverslag, bedoeld in artikel 393, vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Onderdeel E
In het voorgestelde vierde lid van artikel 46 is de grondslag opgenomen voor het op hun eigen verzoek kunnen aanwijzen van woningcorporaties en woonruimteverdelers door de Minister, waarna die aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler (in samenhang met het vijfde lid) verplicht is om de woningzoekende (en de overige meerderjarige personen die deel uitmaken van diens huishouden) om instemming te vragen voor het toepassen van de digitale procedure en om vervolgens het BSN te gebruiken van de woningzoekende ten behoeve van het registreren van de inschrijving als woningzoekende en ten behoeve van het uitvoeren van de inkomenstoets. Zie voor een nadere toelichting over de aanwijzing paragraaf 2.4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. De aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG met betrekking tot een deel van de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van de digitale procedure van de inkomensvaststelling. Aangezien deze digitale procedure verwerking van het BSN omvat, is een expliciete wettelijke grondslag nodig op grond van artikel 46, eerste lid, van de UAVG.
In het vijfde lid is een voorwaarde opgenomen: een woningzoekende moet instemmen met de digitale procedure van registratie en inkomensvaststelling. Daartoe moet de woningzoekende eerst voldoende informatie worden geboden over dit proces en de daarbij behorende gegevensverwerking, zodat de woningzoekende een afgewogen beslissing kan nemen. Bij de procedure worden onder andere het inkomensgegeven en identificerende gegevens, waaronder het BSN, verwerkt. In het geval woningzoekende hier niet mee wil instemmen, wordt een alternatief geboden. De instemming ziet op de digitale procedure, benadrukt wordt dat ook in het geval van het alternatief het inkomensgegeven moet worden verwerkt door de woningcorporatie, want anders mag de woningcorporatie niet toewijzen. In het geval de woningzoekende bijvoorbeeld wel wil instemmen met de digitale procedure van registratie en inkomensvaststelling maar digitaal minder vaardig is en er zelf niet uitkomt, dan kan de woningcorporatie of woonruimteverdeler aan de woningzoekende aanbieden om contact op te nemen voor een oplossing. Daarnaast blijft ook het bestaande alternatief mogelijk. Zie paragraaf 2.1.1 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting voor een toelichting over het bestaande alternatief.
De hier bedoelde instemming is geen verwerkingsgrondslag in de zin van in artikel 6, eerste lid, onder a, van de AVG. Wel geldt dat de woningzoekende zijn eenmaal gegeven toestemming voor het verwerken van zijn BSN te allen tijde kan en mag intrekken. Dat is geregeld in het zesde lid. Een intrekking van de toestemming heeft als gevolg dat het proces van het delen van inkomensgegevens opnieuw moet worden doorlopen (digitaal of op andere wijze), indien de woningzoekende in aanmerking wil komen voor de toewijzing van een sociale huurwoning. De intrekking van toestemming heeft ook tot gevolg dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler de tot dan toe verzamelde gegevens in het kader van de digitale procedure zo snel mogelijk moet verwijderen. De grondslag van de verwerking in het kader van de AVG is artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de AVG: de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, namelijk de wettelijke verplichting die geldt op grond van het voorgestelde nieuwe vierde lid van artikel 46. Aangewezen woningcorporaties en woonruimteverdelers worden immers verplicht om deze procedure te volgen.
In het zevende lid is de toegang van de aangewezen woningcorporatie of woonruimteverdeler tot de Beheervoorziening BSN geregeld, hetgeen ook afhankelijk is van de instemming van woningzoekende uit het vijfde lid. Zie paragraaf 2.2.4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting voor een nadere toelichting over de Beheervoorziening BSN, en zie paragraaf 2.5 voor een stapsgewijze omschrijving van de verwerking van het BSN en het digitaal verstrekken van het inkomensgegeven en de verificatiefunctie die de Beheervoorziening BSN daarbinnen vervult.
In het voorgestelde achtste en negende lid wordt de uiterlijke bewaartermijn voor het BSN geregeld.
Op grond van de AVG en het vijfde lid van dit artikel, mag het BSN alleen worden verwerkt zolang dat noodzakelijk is voor het in het vijfde lid geregelde doel van de verwerking. Toegelaten instellingen en woonruimteverdelers zijn daarmee, als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG, verantwoordelijk voor het beëindigen van de verwerking als die niet langer noodzakelijk is voor dat doel. Als zij het BSN langer dan noodzakelijk verwerken, levert dat een onrechtmatige verwerking op in de zin van de AVG. Deze algemene bepaling zal in de praktijk vertaald moeten worden naar de processen en informatievoorziening rond inschrijving, woonruimteverdeling en het aangaan van een overeenkomst van huur en verhuur, alsmede de controles daarop. Verwerkingsverantwoordelijkheden zijn daarmee allereerst zelf verantwoordelijk voor de juiste toepassing van de wet, waarbij toezicht en handhaving achteraf kunnen plaatsvinden.
Vanwege de bijzondere aard van het BSN, met name de risico’s voor betrokkene als onbevoegden daartoe toegang zouden verkrijgen, en de bescherming van de integriteit van en het vertrouwen in het BSN, is het wenselijk om situaties te voorkomen waarin het gebruik van het BSN zonder meer niet noodzakelijk is. Daarom regelen het achtste en het negende lid dat de afwegingsruimte van de toegelaten instellingen en woonruimteverdelers beperkt wordt door deze twee uiterlijke termijnen op te nemen. De verwerking van het BSN dient daarmee nog steeds te eindigen als die niet meer noodzakelijk is, maar in ieder geval uiterlijk op de volgende momenten:
a) als het gaat om de verwerking van het BSN ten behoeve van de inschrijving: direct na uitschrijving;
b) als het gaat om de verwerking van het BSN ten behoeve van de inkomensvaststelling: uiterlijk binnen drie jaar na inkomensvaststelling.
De koppeling tussen de verwerking van het BSN en het doel van de verwerking blijft behouden. Als het BSN voor beide rechtmatige doeleinden wordt verwerkt, moet per verwerking en dus per doel worden bekeken of de verwerking van het BSN beëindigd moet worden of niet. Het is dus mogelijk dat het BSN voor bijvoorbeeld inschrijving niet meer verwerkt mag worden, maar nog wel als dit noodzakelijk is voor de inkomensvaststelling of daarvan afgeleide processen waaronder die voor de accountantscontrole op de toewijzing. In dat geval geldt dus wel de uiterlijke termijn van drie jaar.
De reden dat een uiterlijke bewaartermijn van drie jaar is opgenomen, is als volgt. In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de feitelijke verhuring vanwege een bezwaar of een ander soort conflict langer op zich laat wachten. De controle op het inkomen vindt dan ook plaats in een latere periode. Voor deze controles geldt net als bij andere controles dat deze niet altijd in een keer zonder nadere controle plaatsvinden. In dat geval is er in het daarop volgende jaar of de daarop volgende periode nog een controle nodig. Deze optelling zorgt ervoor dat in uitzonderlijke gevallen een bewaartermijn van 3 jaar nodig is. Bij een bewaartermijn van 2 jaar zou een deel van de controles niet meer plaats kunnen vinden.
Het is ook mogelijk dat de uiterste verwerkingstermijn (van drie jaar) na de inkomensvaststelling is verlopen, maar het BSN nog wel verwerkt wordt ten behoeve van een nog lopende inschrijving. Dit laatste kan zich bijvoorbeeld voordoen bij:
1. Directe bemiddeling; hierbij wordt een verhuurbare eenheid niet via een woningadvertentie aangeboden maar direct toegewezen aan een woningzoekende. Hier is sprake van een bijzondere woon- of zorgvraag die niet ingevuld wordt via het reguliere woonruimtebemiddelingsproces.
Bij een directe bemiddeling kan het zijn dat de inschrijving (en de inschrijfduur) actief blijft (elke gemeente maakt hierover afspraken met woningcorporaties en legt dit vast in een woonruimteverdeelconvenant), zodat deze woningzoekende verder kan zoeken op basis van zijn inschrijving. Omdat hij dan feitelijk nog in het zoekproces zit en kan reageren op woningen is het BSN nodig. Zodra deze persoon een reguliere woning vindt en toegewezen krijgt wordt hij uitgeschreven en zal het BSN worden verwijderd.
2. Toewijzing op basis van bepaalde urgentieverklaringen; in dit geval heeft een woningzoekende een urgentieverklaring voor een bepaalde periode en voor een bepaald segment. Na de toewijzing op basis van een urgentieverklaring kan het zijn dat de woningzoekende zijn inschrijfduur dient te behouden, en is het om die reden mogelijk dat er drie jaren zijn verstreken vanaf het moment van de inkomenstoets, maar het BSN, net als in de eerste situatie, toch verwerkt moet worden ten behoeve van de inschrijving.
De daadwerkelijke verwijdering van het BSN, nadat verwerking niet meer plaats mag vinden, is gebonden aan de AVG, in het bijzonder artikel 25 (privacy by design). Toepassing daarvan maakt onder meer dat de verwerkingsverantwoordelijke is gehouden de gegevens veilig en binnen redelijke termijn daadwerkelijk te verwijderen.
In het tiende lid wordt voorgesteld om een delegatiegrondslag op te nemen zodat eventueel bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften kunnen worden gegeven over de verwerking van het BSN. Bijvoorbeeld kunnen nadere voorschriften worden geregeld over beveiliging, een belangrijk aspect waarvoor reeds normen gelden op grond van de AVG, zie daarvoor paragraaf 2.6.3 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. Dit geeft de mogelijkheid om in de toekomst op het niveau van de algemene maatregel van bestuur, indien dat noodzakelijk is, specifiekere eisen te regelen voor het verwerken van het BSN, anders dan de algemene eisen die uit de AVG volgen.
Onderdeel F
De digitale procedure voor de inkomensvaststelling wordt door de woningcorporatie of woonruimteverdeler ingezet ten behoeve van de inkomensvaststelling in het kader van de passende toewijzing voor de huurtoeslag zoals geregeld in artikel 46, tweede lid, van de Woningwet, maar ook voor de inkomensvaststelling in het kader van de Dienst van algemeen economisch belang (hierna: DAEB) uit artikel 48, eerste lid.
Dat wordt in dit onderdeel bewerkstelligd door de voorgestelde nieuwe artikelleden van artikel 46 met betrekking tot de digitale procedure voor de inkomensvaststelling van overeenkomstige toepassing te verklaren op de inkomensvaststelling die noodzakelijk is om te voldoen aan deze eis die gerelateerd is aan de DAEB in artikel 48, eerste lid.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge