Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2024
Tijdens het Wetgevingsoverleg over de Energiewet (thema: Gebruikers) 8 april jl. heb ik toegezegd voorafgaand aan het volgende wetgevingsoverleg de vragen van het lid Bontenbal (CDA) over allocatiepunten schriftelijk te beantwoorden.
Bijgevoegd vindt u de antwoorden op de vragen.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Allocatiepunten algemeen
Vraag: verbruikers kunnen meer dan één zogenaamd allocatiepunt aanvragen. Bijvoorbeeld om achter zo’n allocatiepunt een elektrische laadpaal of warmtepomp of zonnepanelen te plaatsen. Er is dan een primair en een additioneel allocatiepunt. Op de twee allocatiepunten moet een aparte leverancier gecontracteerd worden met een eigen balansverantwoordelijkheid. Maar hoe gaat dat in de praktijk werken? Als de allocatiepunten parallel worden geïnstalleerd, kunnen de meetdata onafhankelijk naar verschillende leveranciers worden verstuurd, maar als de allocatiepunten serieel worden geschakeld, dat moet er data met elkaar verrekend worden. Dat moet toch tot problemen leiden? Moeten we niet afspreken dat alleen parallel geschakelde allocatiepunten mogelijk zijn? Seriële allocatiepunten gaan een hoop ellende opleveren.
Kort samengevat is het antwoord op deze vraag als volgt:
• Het recht van een eindafnemer op «meerdere leveranciers op één aansluiting» komt uit de Elektriciteitsrichtlijn.
• Een situatie van enkel «parallel geschakelde allocatiepunten» is administratief weliswaar het meest eenvoudig, maar hindert het zelfverbruik van de eigen (zonne-)productie.
• Het toestaan van «serieel geschakelde allocatiepunten» geeft (i) maximale ruimte aan het zelfverbruik en (ii) invulling aan het recht op «meerdere leveranciers op een aansluiting».
• Zorgvuldige doorgifte van de meetdata en duidelijke toerekenregels zijn vervolgens essentieel voor de verdere administratieve afhandeling.
Nadere uitleg:
Vooraf – Het is wellicht goed om vooraf kort in te gaan op wat een allocatiepunt en wat een overdrachtspunt is. Een allocatiepunt is een administratief punt dat gelinkt is aan een meetpunt in of rond de woning of het bedrijf (bijvoorbeeld een laadpaal of een productie-installatie). Aan dit allocatiepunt kunnen verschillende diensten worden gekoppeld, zoals de levering van elektriciteit. Elk huis of bedrijf heeft tenminste één allocatiepunt (primair allocatiepunt), dat samenvalt met de meetinrichting op of nabij het overdrachtspunt. Dit overdrachtspunt markeert de overgang tussen het publieke net en de installatie van de eindafnemer (normaal in de meterkast). Seriële allocatiepunten liggen achter elkaar en hebben daarmee een onderlinge afhankelijkheid, parallelle allocatiepunten liggen naast elkaar en functioneren onafhankelijk van elkaar.
Basis in Energiewet – Het recht van een eindafnemer op meerdere leveranciers op één aansluiting volgt uit de Elektriciteitsrichtlijn (artikel 4) en wordt bevestigd in de aanvulling op deze richtlijn (het EMD-pakket) waarover eind vorig jaar een akkoord is gesloten. Hierbij is verduidelijkt dat eindafnemers ook het recht hebben op meer dan één meet- of factureringspunt voor hun aansluiting. In de Energiewet zijn regels opgenomen over allocatiepunten en is een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels te stellen over wanneer een eindafnemer, naast de meetinrichting op het overdrachtspunt, tevens moet beschikken over een meetinrichting op een andere plaats dan op dit overdrachtspunt (artikelen 2.44, tweede lid, onder a, jo. 3.44, tweede lid). De systeembeheerder is verantwoordelijk voor het toekennen van dit allocatiepunt. Bij kleine aansluitingen is dat de distributiesysteembeheerder (DSB). Een additioneel allocatiepunt is een voorwaarde voor de eindafnemer om meer dan één marktdeelnemer inzake levering of teruglevering te kunnen contracteren (artikel 2.2, eerste lid). Het initiatief voor een additioneel allocatiepunt ligt daarmee bij de eindafnemer.
Uitwerking in Energiebesluit (AMvB) – De wijze waarop er gemeten moet worden en door wie bij meerdere allocatiepunten op één aansluiting, wordt uitgewerkt in het Energiebesluit. Op basis van overleg met systeembeheerders en leveranciers ben ik voornemens om bij eindafnemers met een kleine aansluiting de verantwoordelijkheid voor het meten op additionele allocatiepunten te beleggen bij de betrokken systeembeheerder. Deze systeembeheerder is al verantwoordelijk voor de aanleg en het uitlezen van de primaire meetinrichting (hoofdmeter) op het overdrachtspunt. Gelet op deze verantwoordelijkheid is het wenselijk dat deze systeembeheerder ook eventuele additionele meetinrichtingen plaatst en uitleest. Net als bij grootverbruikers is er dan sprake van één partij die verantwoordelijk is voor het uitlezen en valideren van alle meters achter de aansluiting. Dit voorkomt ingewikkelde uitwisseling van meetgegevens en onduidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk is voor het uitlezen van de meters. Bij grootverbruikers is er nu al één (commerciële) meetverantwoordelijke partij actief die verantwoordelijk is voor de vaststelling van de verschillende meterstanden op de meet- en allocatiepunten achter de aansluiting.
Belang van zelfverbruik – In het overleg met de sector, naar aanleiding van de consultatie van het Energiebesluit, is wel benadrukt dat het wenselijk is dat de verschillende meetpunten die door de systeembeheerder worden ingericht zodanig worden geplaatst dat de eindafnemer op al zijn allocatiepunten gebruik kan maken van achter het overdrachtspunt zelf opgewekte of opgeslagen elektriciteit. In jargon wordt dit ook wel een serieel of een niet elektrisch gescheiden meetpunt genoemd. Verder ben ik voornemens om in de AMvB op te nemen dat wanneer de meetinrichting op of nabij het overdrachtspunt (dus de primaire meetinrichting) invoeding en afname vanuit het systeem apart registreert (zoals bij de huidige «slimme meter»), de systeembeheerder hier waar mogelijk gebruik van maakt; dit voorkomt dat een aparte meetinrichting moet worden geïnstalleerd, wanneer de eindafnemer de elektriciteit die hij over heeft teruglevert aan een andere partij dan zijn eigen leverancier. Dit is in lijn met de voorschriften in de EMD-richtlijn.
Voor eindafnemers met een kleine aansluiting ben ik dus voornemens om voor te schrijven dat meetinrichtingen in beginsel serieel en dus niet elektrisch gescheiden worden geplaatst. Dit is belangrijk omdat eindafnemers met eigen opwek dan optimaal gebruik kunnen maken van door hen zelf opgewekte elektriciteit en dat alleen het restant van de elektriciteit (welke zij niet zelf gebruiken) wordt teruggeleverd aan het net.
Nadeel parallel gescheiden allocatiepunten – Wanneer allocatiepunten parallel, dus elektrisch gescheiden, worden geplaatst en de zonnepanelen achter het primaire allocatiepunt zitten, dan kan deze afnemer de door hem opgewekte elektriciteit niet gebruiken voor het opladen van zijn auto die (zie voorbeeld) is verbonden met een parallel uitgevoerd allocatiepunt. Alle elektriciteit die hij opwekt en niet gebruikt achter het primaire allocatiepunt wordt dan teruggeleverd aan het net. Ook al gebruikt hij gelijktijdig wel elektriciteit op het additionele allocatiepunt. Dit is niet in het belang van de eindafnemer en ook niet van het systeem (netcongestie).
Data-uitwisseling en toerekenregels – De meterstanden op het primaire en additionele allocatiepunt worden doorgegeven aan zowel de primaire leverancier als de secundaire leverancier. Dit is belangrijk voor de voorspelbaarheid en afrekening (transparantie) door de betrokken leveranciers die gecontacteerd zijn door de eindafnemer. Aan de hand van de vast te stellen toerekenregels kunnen zij zelf het verbruik per allocatiepunt vaststellen (voorkeur sector). Deze toerekenregels zullen nader worden uitgewerkt bij de voorbereiding van het Energiebesluit. Eventueel kan daarbij worden bepaald dat de systeembeheerder naast de meterstanden ook de verbruiken doorgeeft aan de betrokken leveranciers.
Deze aanpak zal worden uitgewerkt in het Energiebesluit. Het Energiebesluit zal nog worden voorgehangen bij de Kamer.
Voorbeelden: afnemer met eigen opwek en twee allocatiepunten
Voorbeeld A
In een kwartier is de eigen opwek 4 kWh (zonnepanelen op het huis), verbruik primair allocatiepunt (huis) 1 kWh, verbruik additioneel allocatiepunt (auto) 2 kWh.
Gebaseerd op: MFFBAS-figuur gebruikt in voorbereiding rondom wetsvoorstel Energiewet.
Situatie A1 serieel geschakelde meetinrichtingen:
In dit geval is afname van het net op het primair allocatiepunt (leverancier 1, huis) 0 kWh, op het additionele allocatiepunt (leverancier 2, auto) ook 0 kWh en de teruglevering aan het net is 1 kWh. Met andere woorden: van de 4 kWh die is opgewerkt wordt 1 kWh gebruikt achter het primaire allocatiepunt en 2 kWh achter het additionele allocatiepunt en wordt er 1 kWh teruggeleverd aan het net (kan worden gesaldeerd met de leverancier op het primaire allocatiepunt (artikel 2.29, vierde lid). De toerekenregels zijn hier de facto niet relevant omdat de opwek het verbruik in dit voorbeeld overstijgt.
Situatie A2 parallel geschakelde meetinrichtingen:
In deze situatie is afname van het net op het primaire allocatiepunt (leverancier 1, huis) 0 kWh. Op het additionele allocatiepunt (leverancier 2, auto) wordt 2 kWh afgenomen van het net en er wordt in dat kwartier dan 3 kWh teruggeleverd aan het net. Deze eindafnemer kan in deze situatie dus geen gebruik maken van de door hem zelf opgewekte elektriciteit voor het opladen van zijn auto op het additionele allocatiepunt. Hij moet deze elektriciteit afnemen van het net (en betaalt hierover ook energiebelasting).
Voorbeeld B
In een kwartier is eigen opwek 1 kWh (zonnepanelen op het huis), verbruik primair allocatiepunt (huis) 1 kWh, verbruik additioneel allocatiepunt (auto) 2 kWh.
Gebaseerd op: MFFBAS-figuur gebruikt in voorbereiding rondom wetsvoorstel Energiewet.
Situatie B1 serieel geschakelde meetinrichtingen
In dit geval is de totale afname van het net 2 kWh en de toerekening op primair allocatiepunt (leverancier 1, huis) 1 kWh; op het additionele allocatiepunt (leverancier 2, auto) is de toerekening ook 1 kWh (de andere 1 kWh komt van de eigen opwek) en de teruglevering aan het net is 0 kWh. In dit voorbeeld gaan we er vanuit dat de zelf opgewekte elektriciteit in eerste instantie wordt toegerekend aan het additionele allocatiepunt en wat dan overblijft (nu 0 kWh) wordt toegerekend aan het primaire allocatiepunt. NB: Dit is een voorbeeld van een toerekenregel, die ook anders kan worden ingevuld.
Situatie B2 parallel geschakelde meetinrichtingen:
In deze situatie is afname van het net op het primaire allocatiepunt (leverancier huis) 0 kWh (wordt voorzien door eigen opwek). Op het additionele allocatiepunt (leverancier auto) wordt 2 kWh afgenomen.
Salderen en peer-to-peer per allocatiepunt
Vraag: als we salderen intact willen houden in dit wetsvoorstel, dan moet dat per allocatiepunt en dus per leverancier. Het resultaat zal zijn dat zonnepanelen niet op een apart allocatiepunt worden gezet. De vraag is natuurlijk of dat erg is. Mijn antwoord zou zijn: nee. Maar het maakt peer-to-peer handel met overschotten aan groene elektriciteit wel onmogelijk. Volgens het CDA, alles afpellend, zijn er twee routes: a) invoeding en verbruik zitten op hetzelfde allocatiepunt en hierop wordt gesaldeerd, maar peer-to-peer levering is niet mogelijk; of b) invoeding zit op een additioneel allocatiepunt en kan worden ingezet voor peer-to-peer levering, maar salderen is niet mogelijk. Klopt dat, vraag ik de Minister? En zo ja, zouden we dat niet helderder in de wettekst moeten opschrijven?
Antwoord
Salderen – De regel voor salderen is opgenomen in artikel 2.29, vierde lid, van de Energiewet. Hierin is aangegeven dat indien er sprake is van meerdere allocatiepunten op een aansluiting de salderingsverplichting rust op de leverancier die levert op een allocatiepunt dat direct verbonden is met het overdrachtspunt, dus het primaire allocatiepunt bij seriële allocatiepunten en alle leveranciers die leveren op deze aansluiting bij parallel aangelegde additionele allocatiepunten (waarop ook productie is aangesloten). In het Energiebesluit wil ik eindafnemers het recht geven om in afwijking van de hoofdregel (serieel allocatiepunt) een verzoek in te dienen voor een parallel geschakelde meetinrichting, die niet elektrisch is gekoppeld met de rest van de installatie van de eindafnemer. In dat geval zijn beide meetinrichtingen direct verbonden met het overdrachtspunt en wordt er dus gesaldeerd per allocatiepunt.
Bij een serieel geschakelde allocatiepunt maakt het niet uit achter welk allocatiepunt de productie-installatie (zonnepanelen) is opgenomen. De teruglevering aan het net gaat via de primaire meetinrichting en kan gesaldeerd worden met de afname van de afnemer bij de leverancier die levert op het primaire allocatiepunt.
Bij parallel geschakelde allocatiepunten is de installatie elektrisch gescheiden en wordt de invoeding per allocatiepunt gesaldeerd met de afname op dat allocatiepunt.
Peer-to-peer – Peer-to-peer-handel is mogelijk bij serieel geschakelde allocatiepunten en bij parallel geschakelde allocatiepunten. In beide situaties kan er immers elektriciteit worden teruggeleverd aan het systeem. Wanneer de allocatiepunten serieel zijn geschakeld, zal dit zijn op basis van de slimme meter op het overdrachtspunt (gemeten invoeding) en bij parallel geschakelde meetinrichtingen op basis van de afzonderlijke (parallel geplaatste) slimme meters. In dat geval zal de invoeding vanuit de primaire meter zelfs aan een andere peer-to-peer-handelaar (aggregator) kunnen worden verkocht dan de invoeding vanuit de secundaire meter. NB: Wanneer de elektriciteit wordt verkocht aan een andere marktdeelnemer dan de eigen leverancier kan er niet worden gesaldeerd (artikel 2.29, eerste lid, van de Energiewet).
Allocatiepunten en energiebelasting
Vraag: Dit geldt overigens ook voor de energiebelasting: hoe gaat de Belastingdienst die in rekening brengen? Ook dat moet per allocatiepunt gebeuren. Wordt de Wet Belastingen op Milieugrondslag daarop voorbereid?
Antwoord
De energieleverancier brengt de energiebelasting in rekening bij de verbruiker en draagt de belasting af aan de Belastingdienst. Wanneer er twee allocatiepunten zijn, dan is de leverancier op het primaire allocatiepunt verantwoordelijk voor de afdracht van de energiebelasting over de elektriciteit die hij levert op dat allocatiepunt en is de leverancier op het additionele allocatiepunt verantwoordelijk voor de afdracht van de energiebelasting over de elektriciteit die hij levert op dat allocatiepunt. De energiebelasting kent een degressieve tariefsystematiek: naarmate het verbruik toeneemt, neemt de belasting af. Als elektriciteit door twee leveranciers via twee allocatiepunten aan één verbruiker wordt geleverd, betaalt de verbruiker mogelijk meer belasting dan in het geval één leverancier elektriciteit levert op één allocatiepunt. Op grond van artikel 68 van de Wet belastingen op milieugrondslag geeft de Belastingdienst op verzoek aan de verbruiker een teruggaaf van energiebelasting voor zover de belasting over de elektriciteit en aardgas geleverd door verschillende leveranciers hoger is dan de belasting zou zijn geweest als sprake was van één leverancier. Het is dus niet nodig om de Wet Belastingen op Milieugrondslag op dit punt aan te passen.
Vraagresponsdiensten op een allocatiepunt
Vraag: In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld dat de marktdeelnemer die vraagresponsdiensten op een allocatiepunt aanbiedt en de balanceringsverantwoordelijke partij is op dat allocatiepunt, al dan niet in samenspraak met de leverancier op dat allocatiepunt, afspraken moeten maken over de aanpassing van het programma van de balanceringsverantwoordelijke partij en de vergoeding van de inkoopkosten van de niet verkochte of juist extra verkochte elektriciteit als gevolg van het activeren van vraagrespons op dat allocatiepunt. Pas als deze afspraken zijn gemaakt, kan op verantwoorde wijze de combinatie van een leverancier en een marktdeelnemer die vraagresponsdiensten levert, gestalte krijgen. De vraag is natuurlijk: heeft een energieleverancier belang bij het maken van deze afspraken? Zouden we niet gewoon moeten afspreken dat de leverancier en de aanbieder van de vraagresponsdiensten dezelfde partij moeten zijn? Dat maakt het een stuk makkelijker.
Antwoord
Ik begrijp de opmerking van het lid Bontenbal. Onafhankelijke vraagrespons is echter voorgeschreven in de Elektriciteitsrichtlijn (artikel 17) en lidstaten moeten dit in hun wetgeving mogelijk maken. Dit is ook de reden waarom onafhankelijke vraagrespons is opgenomen in de Energiewet. Flexibiliteit uit vraagrespons wordt nu bijna altijd aangeboden aan de transmissie- of distributiesysteembeheerder ten behoeve van respectievelijk de onbalansmarkt of de congestiemarkt. In deze gevallen is geen overeenkomst nodig tussen de marktdeelnemer die vraagresponsdiensten aanbiedt en de (balanceringsverantwoordelijke van) de leverancier op het betreffende allocatiepunt (artikelen 2.39, vijfde lid, jo. 3.49, vierde lid, van de Energiewet). Alleen wanneer de flexibiliteit uit vraagrespons wordt aangeboden op een open energiemarkt, bijvoorbeeld de intradaymarkt, is een overeenkomst, zoals benoemd door de heer Bontenbal voorgeschreven (artikel 2.39, eerste lid, van de Energiewet). De verwachting is dat marktpartijen hier niet snel voor zullen kiezen. Wanneer partijen hier toch voor kiezen en er onderling niet uitkomen, voorziet het wetvoorstel in een regeling voor geschillenbeslechting door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) (artikel 5.5 van de Energiewet).