Vastgesteld 5 juli 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie richtlijn milieuaansprakelijkheid) (hierna: het wetsvoorstel) en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Voor deze leden is het essentieel dat personen die onder milieuschade lijden of dreigen te lijden hun recht kunnen halen en het bevoegd gezag kunnen verzoeken om handhaving. Een verdere verduidelijking op dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wmb) geeft personen een sterkere positie ten opzichte van eventuele vervuilers. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij kunnen zich vinden in de explicitering dat onder «belanghebbenden» ook personen vallen die milieuschade dreigen te lijden. Zij hebben nog een aantal vragen over andere zaken, gerelateerd aan de Wmb.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de richtlijn juridisch volledig geïmplementeerd is, dat dat in de ogen van de Europese Commissie (EC) niet onjuist is, maar wel nadere interpretatie behoeft. Welke andere mogelijkheden zijn er om invulling te geven aan deze «nadere interpretatie», anders dan het aanpassen van de wet, en waarom is daarvoor niet gekozen? Deze leden lezen dat in het arrest van het Hof van 1 juni 2017 gesproken wordt over «het niet beschikken over een beoordelingsmarge». Hoe verhoudt deze constatering zich tot het oordeel van de EC dat er nadere interpretatie nodig is?
Achtergrond
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC op twee punten de conclusie trekt dat de Nederlandse wet niet langer in volledige omzetting van de richtlijn voorziet. Is de regering het met deze leden eens dat «niet langer in volledige omzetting voorzien», een ander oordeel is dan «behoeft nadere interpretatie»? Welk oordeel van de EC is dan volgens de regering doorslaggevend bij de aanpassing van de wet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de hoofdlijn van het wetsvoorstel is om natuurlijke en rechtspersonen die milieuschade dreigen te gaan lijden in de gelegenheid te stellen een verzoek tot het nemen van maatregelen aan het bevoegd gezag te doen. Kan de regering aangeven om hoeveel verzoeken het gaat? Welke voorbeelden van zaken zijn er de afgelopen jaren geweest waarbij natuurlijke of rechtspersonen een verzoek in wilden dienen dat niet ontvankelijk bleek? Kan de regering aangeven welke verzoeken of situaties vallen of kunnen vallen onder de noemer «dreigen milieuschade te gaan lijden»? Kan de regering aangeven wat de consequenties zijn wanneer deze voorgenomen wijziging van de Wmb geen doorgang zou vinden?
Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat de wijziging van artikel 17.15 eerste lid Wmb ertoe leidt dat nu ook natuurlijke personen en rechtspersonen die milieuschade dreigen te lijden onder het begrip belanghebbende vallen. Kan de regering aangeven hoe dit zich verhoudt tot de uitspraak van de Raad van State uit mei 2021, waaruit bleek dat niet-belanghebbenden in beroep kunnen gaan bij een omgevingsbesluit?
De leden van de D66-fractie vragen de regering wat deze wijziging van de Wet milieubeheer concreet verandert aan de positie van personen die milieuschade lijden of dreigen te lijden. Kan de Staat alsnog aansprakelijk gesteld worden door mensen die dankzij het niet correct overnemen van de Europese wetgeving hun recht niet hebben kunnen halen? Hoe gaat in de toekomst worden voorkomen dat Europese wetgeving niet adequaat wordt omgezet in nationale wetgeving? Op welke manier is het voorzorgsbeginsel geborgd in de huidige wet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het klopt dat er in de Wet milieubeheer niets staat over het voorzorgsprincipe. Indien dit klopt, waarom staat hier niets over in? Is de regering in de veronderstelling dat het voorzorgsprincipe momenteel goed in wet- en regelgeving is verankerd? Zo nee, wat gaat zij hier dan aan doen? Zo ja, hoe reflecteert zij dan op de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) uit diens rapport «Industrie en Omwonenden» om te borgen dat het voorzorgsprincipe zwaarder gewogen wordt in het systeem van vergunnen van persistente stoffen? Hoe gaat de regering uitvoering geven aan deze aanbeveling? Is de regering het ermee eens dat nu de Wet milieubeheer toch wordt gewijzigd, dit hét moment is om ook het voorzorgsprincipe in de Wet milieubeheer op te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat zij het voorzorgsprincipe in de Wet milieubeheer opnemen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren daarnaast dat in de Wet milieubeheer is opgenomen dat een programma moet worden opgesteld waarin maatregelen worden opgenomen ter verbetering van de luchtkwaliteit.1 Deze leden gaan ervan uit dat met dit programma het Schone Lucht Akkoord (SLA) wordt bedoeld, klopt dit? Zo nee, welk programma wordt er dan bedoeld? Is de regering van plan om in de Wet milieubeheer de doelen uit het SLA wettelijk te verankeren? Momenteel zijn de doelen namelijk vrijwillig en doen slechts 107 gemeenten en provincies mee (van de 342 gemeenten en 12 provincies die we hebben). Is de regering het ermee eens dat de luchtkwaliteit veel sneller zou verbeteren, als de doelen afdwingbaar zouden zijn en alle gemeenten en provincies dus mee moeten doen? Zo nee, waarom niet? En klopt het dat in de Wet milieubeheer momenteel de slappe Europese luchtkwaliteitsnormen zijn opgenomen? Is de regering van plan om in de Wet milieubeheer de strengere normen van de Wereldgezondheidsorganisatie voor luchtkwaliteit uit 2021 – waarmee de volksgezondheid significant beter wordt beschermd – te verankeren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te specificeren wat verstaan wordt onder het «dreigen te lijden van milieuschade.» Zij vragen de regering op welke wijze natuurlijke of rechtspersonen aan kunnen tonen dat zij milieuschade dreigen te ondervinden. Zij vragen op welke wijze dit onderbouwd moet worden, zodat dit stand kan houden in een bezwaar- of beroepsprocedure. Deze leden vragen de regering of hun vrees dat het onderbouwen van dreigende milieuschade dermate ingewikkeld is, dat in de praktijk nauwelijks gebruik van dit artikel gemaakt zou kunnen worden, terecht is en op welke wijze de regering dit kan voorkomen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering voorbeelden te geven van jurisprudentie uit Europese lidstaten waarbij de Europese richtlijn naar het oordeel van de EC wel juist is geïmplementeerd, en waar succesvol een beroep is gedaan op het dreigen van milieuschade om handelen om deze milieuschade te voorkomen bij het bevoegd gezag af te dwingen. Zij vragen de regering daarop te reflecteren. Deze leden vragen welke lering de Nederlandse regering uit de ervaringen van andere landen trekt.
De voorzitter van de vaste commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman