Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 15 maart 2023 en het nader rapport d.d. 17 mei 2023, aangeboden aan de Koning door de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 februari 2023, nr. 2023000281, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 maart 2023, nr. W04.23.00022/I, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 10 februari 2023, no. 2023000281, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wetstechnische wijzigingen en andere wetten die daarmee verband houden (Verzamelwet Omgevingswet 20.), met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
De vice-president van de Raad van State,
Th. C. de Graaf
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State noopt niet tot aanpassing van het wetsvoorstel. Desalniettemin is van de gelegenheid gebruik gemaakt nog een aantal nieuwe ambtshalve wijzigingen op te nemen. In alle gevallen gaat het om wijzigingen die technisch of ondergeschikt van aard zijn. Zo strekken de nieuwe wijzigingen met betrekking tot de Omgevingswet met name tot vergroting van de consistentie in het woordgebruik, leestekengebruik en de spelling. De betrokken formuleringen worden in lijn gebracht met de terminologische en technische ontwerpkeuzes die bij de bouw van het nieuwe stelsel zijn gemaakt. Een wijziging die niet gericht is op vergroting van de consistentie in het woordgebruik, leestekengebruik en de spelling maar toch nodig werd geacht in de periode dat het voorstel al bij de Afdeling advisering van de Raad van State lag betreft het toevoegen van het vierde lid aan artikel 2.29 van de Omgevingswet. Deze wijziging hangt samen met de keuze in de Invoeringswet Omgevingswet om de integratie van onderdelen van de Wet luchtvaart pas later door te voeren. Dit heeft ook gevolgen voor de opdracht aan de AMvB-wetgever tot het stellen van instructieregels over beperkingengebieden rond luchthavens.
Ook met betrekking tot de Invoeringswet Omgevingswet zijn aanvullende wijzigingen opgenomen. Het gaat hierbij om:
• Een correctie van het overgangsrecht voor de ontheffing op grond van de Wet ruimtelijke ordening in artikel 4.110 van de Invoeringswet Omgevingswet, waar per abuis de Minister van Infrastructuur en Waterstaat was genoemd, terwijl het een bevoegdheid van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening betreft; en
• Het opnemen van aanvullend overgangsrecht waardoor een verplichting tot het treffen van bouwkundige voorzieningen op grond van de Woningwet geldt als een maatwerkvoorschrift (nieuw artikel 4.114a van de Invoeringswet Omgevingswet);
Tot slot wordt de Wet luchtvaart aangepast om ervoor te zorgen dat in die wet niet wordt verwezen naar een artikel dat bij de inwerkingtreding van het stelsel wordt geschrapt omdat de inhoud ervan is omgezet naar het stelsel van de Omgevingswet.
Ik verzoek U het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge