Gepubliceerd: 15 juni 2023
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36362-5.html
ID: 36362-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 15 juni 2023

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de wet op de omzetbelasting ten behoeve van de implementatie van verplichte onderdelen van de BTW-tarievenrichtlijn. Deze leden ondersteunen de doelstelling om cumulatie van btw-heffing te voorkomen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de wet en hebben hier op dit moment geen verdere vragen over.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de voorgenomen wetswijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968. Dit lid heeft hier nog een aantal vragen over.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie lezen in de onderliggende beslisnota’s discussie over de strategie richting de onderhandelingen over de flexibiliteit van lidstaten wat betreft het vaststellen van verlaagde btw-tarieven. In de uiteindelijke stukken lezen deze leden hier weinig tot niets over terug; hoe komt dat? Hier wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen het behouden van ruimte voor btw-tarieven die nu al verlaagd zijn in Nederland, en ruimte creëren voor eventuele toekomstige wensen qua verlaagde btw-tarieven. Zou de regering willen toelichten wat de uitkomst hiervan is geweest? Zijn er tarieven die nu verlaagd zijn, maar dat straks niet meer kunnen zijn?

Daarop aansluitend zijn de leden van de D66-fractie benieuwd welke gevolgen de toegenomen complexiteit rondom het handhaven van de volledigheid van de in Nederland aangegeven virtuele diensten heeft. Hoe wordt hiermee rekening gehouden?

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar hoe de regering reflecteert op de mogelijke gevolgen van deze wijzigingen voor de cultuursector, in het bijzonder voor kunsthandelaren en veilinghuizen die kunstwerken importeren en/of hun kunstwerken aankopen van kunstenaars. Deze leden vragen of kan worden bevestigd dat op basis van de voorgestelde wetgeving de verkoop van een kunstwerk rechtstreeks door een (btw-plichtige) kunstenaar aan een klant wordt belast tegen het verlaagd tarief van negen procent btw, terwijl als de kunstenaar ervoor kiest om hetzelfde kunstwerk via een veilinghuis te veilen, het veilinghuis 21 procent btw moet berekenen over de gehele verkoopprijs wanneer het kunstwerk aan dezelfde klant wordt verkocht. Deze leden vragen de regering om erop te reflecteren hoe een dergelijk verschil in btw-behandeling zich verhoudt tot fiscale neutraliteit.

Ook vragen leden van de D66-fractie of bevestigd kan worden dat een kunstwerk dat van buiten de Europese Unie wordt ingevoerd (onderworpen aan negen procent btw bij invoer) en vervolgens door een professionele wederverkoper aan een Nederlandse klant wordt verkocht, onderworpen is aan 21 procent btw over de gehele verkoopprijs, terwijl voor hetzelfde werk dat buiten de Europese Unie aan een Nederlandse klant wordt verkocht en vervolgens door de klant zelf wordt geïmporteerd in Nederland, slechts negen procent btw bij invoer wordt geheven. Wederom vragen deze leden de regering om te reflecteren op de fiscale neutraliteit van zo’n verschil in btw-behandeling.

De leden van de D66-fractie merken op dat het – vanaf 1 januari 2025 – mogelijk is om een verlaagd btw-tarief toe te passen op alle verkopen van kunstwerken ongeacht de status van de verkoper en zij merken tevens op dat verschillende lidstaten (waaronder Italië en Frankrijk) op dit moment overwegen om in lijn hiermee het verlaagde btw-tarief uit te breiden naar alle verkopen van kunstwerken. Deze leden zijn benieuwd hoe de regering enerzijds de concurrentiepositie van de Nederlandse/Europese kunstmarkt wil gaan beschermen, zonder een race to the bottom te starten. Is de regering hierover in gesprek met zijn Europese collega’s? Zo nee, is de regering van plan dat te gaan doen? Wat wordt de insteek van de regering bij deze eventuele gesprekken?

Het lid van de BBB-fractie constateert dat er in de wet wat aanpassingen worden gedaan op de margeregeling antiek, kunst- en verzamelvoorwerpen en plaats van dienst bij virtuele toegang tot culturele diensten. In de toekomst kan men de margeregeling niet meer toepassen. Het is dit lid niet helemaal duidelijk wat hier het precieze doel van is. Kan de regering dit concreet toelichten?

Verder valt te lezen dat de btw-percentages van negen procent naar 21 procent gaan. Wat het lid van de BBB-fractie betreft houdt de regering de btw-percentages in de cultuursector juist laag om de sector op deze manier te stimuleren. Wat zijn de beweegredenen van de regering om dit te verhogen?

De Belastingdienst geeft aan deze wetswijziging prima uit te kunnen voeren, zo constateert het lid van de BBB-fractie. Wel geeft de Belastingdienst daarbij aan dat de complexiteit rondom het handhaven toeneemt. Wat vindt de regering hiervan en deelt de regering de mening van het lid van de BBB-fractie dat de Belastingdienst het niet al erg zwaar heeft?

2.2. Plaats van dienst voor bepaalde virtuele activiteiten en virtuele toegang tot evenementen

De leden van de D66-fractie begrijpen dat door deze wijziging virtuele culturele diensten niet langer worden belast in de lidstaat waar het evenement of de activiteit daadwerkelijk plaatsvindt, maar dat deze worden belast daar waar de afnemer is gevestigd. Zou de regering kunnen toelichten of en waarom dit wenselijk is (op Europees niveau). Biedt dit geen ruimte voor belastingontwijking, bijvoorbeeld doordat een afnemende partij zich in een laagbelastend land vestigt?

3. Budgettaire aspecten

De leden van de VVD-fractie vragen of de voorgestelde maatregelen leiden tot een lastenverzwaring voor ondernemers. Ook vragen deze leden of de regering nader kan toelichten waarom per saldo de maatregel budgetneutraal zal zijn.

5. Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten welke gevolgen de toegenomen complexiteit rondom het handhaven van de volledigheid van de in Nederland aangegeven virtuele diensten heeft. Hoe wordt hiermee rekening gehouden en deze zoveel mogelijk gemitigeerd?

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof