De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2022 wijzigingen aan te brengen in:
1. De departementale begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J.Schreinemacher
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
Verplichtingen
Artikel 1.3In de eerste suppletoire begroting is een verhoging gemeld door het aangaan van nieuwe verplichtingen voor onder andere het Health Insurance Fund, Programma Uitgezonden Managers (PUM-DECP) en Private Infrastructure Development Group (PIDG).
De realisatie is tevens hoger uitgevallen door het aangaan van verplichtingen voor infrastructurele bijdragen en de subsidieverlening aan Invest International Development B.V.
Uitgaven
Artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO
Ten opzichte van de tweede suppletoire begroting zijn de uitgaven op artikel 1.1 lager uitgevallen dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt doordat beleidsondersteunende onderzoeken en studies lager zijn uitgevallen dan verwacht.
Artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en InvesteringspositieTen opzichte van de tweede suppletoire begroting zijn de uitgaven op artikel 1.2 lager uitgevallen dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt doordat de verwachte aanvullende storting in de begrotingsreserve DTIF met middelen uit de FOM reserve van EUR 10 miljoen uiteindelijk niet nodig is gebleken. Daarnaast zijn de uitgaven voor het Programma Internationaal Ondernemen lager uitgevallen dan verwacht.
Artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslandenTen opzichte van de tweede suppletoire begroting zijn de uitgaven op artikel 1.3 hoger uitgevallen dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt door het programma PIDG waarbij betalingen zijn gedaan voor een achtergestelde lening en is een bijdrage verstrekt voor technische assistentie om de gevolgen van COVID-19 op te vangen. Daarnaast is in 2022 besloten om de samenwerking met PIDG in de komende vijf jaar te continueren vanwege het sterke track record rondom het mobiliseren van privaat kapitaal voor duurzame infrastructuurprojecten, zowel van internationale als lokale (institutionele) investeerders. In de eerste suppletoire begroting werd de verplichtingenruimte hiervoor toegekend. De uitgaven konden in Q4 van 2022 gedaan worden.
Ontvangsten
De ontvangstenrealisatie op artikel 1 is hoger uitgevallen dan werd verwacht in de tweede suppletoire begroting. Dit wordt veroorzaakt door een onttrekking uit de begrotingsreserves ter dekking van uitbetaalde wisselfinancieringen en door hogere premieontvangsten en terugbetalingen op wisselfinancieringen voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het Dutch Trade and Investement Fund (DTIF).
Verplichtingen
De verplichtingenrealisatie op artikel 2 (Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat) valt ten opzichte van deOntwerpbegroting 2022 EUR 357,3 miljoen hoger uit. Het merendeel hiervan is toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begrotingen. Uiteindelijk viel het verplichtingenbudget eind 2022 per saldo lager uit dan voorzien in de tweede suppletoire begroting. Dit komt doordat een aantal verplichtingen op het gebied van water en klimaat uiteindelijk niet in 2022 maar in 2023 zullen worden aangegaan.
Voor het thema voedselzekerheid viel het verplichtingenbudget per saldo hoger uit dan voorzien. Dit betreft dit onder andere een bijdrage aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) voor een programma gericht op landbouwontwikkeling en markttoegang van kleine boeren en boerinnen in plattelandsgebieden. Daarnaast betreft dit een uitbreiding van bestaande activiteiten van Solidaridad en Agriterra in het kader van de huidige voedselcrisis.
Voor het thema water betreft dit een Water, Sanitation and Hygiene (WASH) project gericht op het bereiken van meer duurzaamheid en inclusie in de watersector dat is doorgeschoven naar 2023 in verband met het afwachten van een evaluatie.
Voor het thema klimaat betreft dit onder andere het Africa Adaptation Acceleration Program (AAAP) van de African Development Bank (AfDB) voor het verbeteren van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering. Dit programma is vertraagd om de kwaliteit te waarborgen en zal in 2023 worden gecommitteerd.
Uitgaven
Artikelonderdeel 4.1 Humanitaire hulp
Op artikelonderdeel 4.1 Humanitaire Hulp is sprake van een beperkte overschrijding. De oorzaak daarvan is de Nederlandse steun aan het initiatief Grain from Ukraine waartoe eind november is besloten. Dit initiatief beoogde de aankoop van extra graan uit Oekraïne dat ten goede komt aan landen die te maken hebben met voedselonzekerheid of waar hongersnood dreigt.
Verplichtingen
Het verplichtingenbudget is ten opzichte van de tweede suppletoire begroting verhoogd als gevolg van USD en SDR koersverschillen op de uitstaande garantieverplichtingen van de Inter-American Development Bank (IDB), de African Development Bank (AfDB) en de Asian Development Bank (AsDB).
Uitgaven
Artikelonderdeel 5.1 (Multilaterale samenwerking)
De uitgaven van artikelonderdeel 5.1 zijn ten opzichte van de tweede suppletoire begroting verhoogd. Dit komt hoofdzakelijk door een bijdrage aan het Resilience and Sustainability Trust (RST) van het International Monetary Fund (IMF).
Artikelonderdeel 5.2 (Overig armoedebeleid)
Gedurende het jaar is sprake van koersverschillen doordat de begroting voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt gelijktijdig met de presentatie van de begroting vastgesteld. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat er een saldo. Voor de koersontwikkeling is ten opzichte van de tweede suppletoire begroting een meevaller ontstaan.
Ontvangsten
De ontvangstenop artikel 5 zijn ten opzichte van de tweede suppletoire begroting verhoogd. Dit komt hoofdzakelijk door een technische verwerking van een teruggave van het Law and Order Trust Fund for Afghanistan (LOTFA) van UNDP. Deze activiteit kon door de huidige situatie in Afghanistan geen doorgang meer vinden.
Deze teruggave is vervolgens via de begroting van Buitenlandse Zaken ODA-neutraal ingezet voor een vervangende UNDP activiteit middels het Special Trust Fund for Afghanistan voor programma’s op het gebied van sociaal-economisch herstel.