Vastgesteld 29 juni 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 17 mei 2023 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Kamerstuk 36 360 XIII, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 juni 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Klink
De griffier van de commissie, Nava
1
Onder welke raamovereenkomsten vallen de onrechtmatige inkopen van € 76,2 miljoen euro bij de RVO?
Antwoord
De onrechtmatige inkopen van € 76,2 miljoen euro betreffen allemaal zogeheten «geïmporteerde» onrechtmatigheden. Dit betekent dat RVO niet verantwoordelijk is voor het tot stand komen van het onrechtmatige contract – het is door een andere ministerie waar de Rijksbrede inkoopcategorie belegd is aanbesteed – maar wel de verplichting heeft om als deelnemer van het contract diensten in te kopen. Het betreft de volgende raamovereenkomsten:
• Overbruggingsovereenkomst Audit mantel
• Overbrugginsovereenkomst IMOA mantel
• Overbrugginsovereenkomst Inkoop mantel
• Raamovereenkomst (ROK) Hotelovernachtingen & vergaderlocaties
• ROK Maatwerkvideo’s & Graphics
• ROK opdrachtfotografie
• ROK reportage & registratievideo’s
• ROK tolk & vertaaldiensten
2
Wat is de reden dat RVO nog steeds gebruik maakt van onrechtmatige raamovereenkomsten?
Antwoord
De onrechtmatige raamovereenkomsten waar RVO gebruik van maakt, zijn aanbesteed door een Rijksbrede inkoopcategorie. Vanuit het Rijksinkoopstelsel is de afspraak dat de verschillende departementen worden bediend door de categorieën. Als er vertraging in een aanbesteding is opgelopen bij een van de categorieën en er een overbruggingsovereenkomst moet worden gesloten is de afspraak dat het stelsel wordt aangehouden en de departementen aangehaakt blijven bij de categorie overeenkomsten. Het feit dat een contract als «onrechtmatig» wordt bestempeld ontslaat de deelnemers niet van deelname aan het contract. Er bestaat dus een contractuele verplichting bij de deelnemers om onder deze onrechtmatige contracten af te nemen.
3
Vanaf wanneer zijn alle raamovereenkomsten die onder verantwoording van het Ministerie van EZK gebruikt worden rechtmatig?
Antwoord
Mits er geen juridische stappen door de markt worden ondernomen, is de verwachting dat eind dit jaar bijna alle genoemde onrechtmatige contracten rechtmatig zullen zijn. De afname onder deze nieuw afgesloten ROKs zou dan in 2024 rechtmatig moeten zijn. Voor perceel 3 van de IMOA mantel loopt op dit moment een kort geding, waarvan de gevolgen op de rechtmatigheid nog niet ingeschat kunnen worden.
4
Welke stappen zet het ministerie om ervoor te zorgen dat alle dienstonderdelen de controle op autorisaties op dezelfde manier vormgeven?
Antwoord
EZK controleert centraal op de uitvoering van een correct, volledig en tijdig autorisatiebeheer bij de betreffende dienstonderdelen. Tot 2022 vond de aansturing en controle op projectmatige basis plaats, maar vanaf medio 2023 wordt dit structureel belegd in de beheersorganisatie door de implementatie van de werkgroep Compliance, Beheer en Uniformering autorisatiebeheer(CBU). Een belangrijke taak van het CBU is het streven naar uniformering van de beheerprocessen, in lijn met de hiervoor intern opgestelde kaders, uitgangspunten en procedures.
Onderdeel daarvan is de realisatie van een uniforme terugkoppeling door de diensten naar aanleiding van de uitvraag van de zogenaamde autorisatiematrix, mede op basis van de aanbevelingen die de ADR en de AR hiervoor hebben gedaan.
5
Bij hoeveel inkoopprocedures was sprake van een escalatieprocedure (soort 1) en hoeveel geld is in totaal met deze dossiers gemoeid?
Antwoord
Omschrijving |
Aantal dossiers |
Bedrag incl. btw |
---|---|---|
Escalatie |
241 |
31.942.884 |
Voldongen feiten |
304 |
84.356.812 |
Totaal |
545 |
116.299.696 |
6
Bij hoeveel inkoopprocedures was sprake van een «voldongen feit» (soort 2) en hoeveel geld is in totaal met deze dossiers gemoeid?
Antwoord
Zie antwoord vraag 5.
7
Hoe bent u van plan de monitoring van energiebesparing te verbeteren?
Antwoord
De conclusies van de Algemene Rekenkamer over de monitoring van energiebesparing hebben betrekking op de Europese verplichting om de effecten van nationaal beleid op energie-efficiëntie te monitoren. Het gaat hierbij om maatregelen die uitgevoerd worden als gevolg van nationaal beleid. Middels het dit jaar gestarte nationale programma energiebesparing gaat het kabinet steviger sturen op energiebesparing. Binnen dit programma wordt onder meer gewerkt aan een vertaling van de Europese energiebesparingsdoelen naar indicatieve nationale streefwaarden per sector. Zodoende wordt het ook mogelijk om de inspanningen op het gebied van energiebesparingsbeleid beter te monitoren. Daarnaast ga ik met het Planbureau voor de Leefomgeving in overleg hoe de inzet op energiebesparing beter te monitoren binnen de Klimaat- en Energieverkenning. Bij de aanscherping van de energiebesparingsplicht dit jaar is ook rekening gehouden met de monitoring voor de Richtlijn energie-efficiëntie (huidig artikel 7, in de nieuwe EED artikel 8). De informatieplichtrapportages en met name de onderzoeksplichtrapportages die eind dit jaar door bedrijven ingediend moeten worden, bieden naar verwachting meer inzicht in energiebesparing en het effect van besparingsbeleid. De inzichten hiervan worden in de loop van 2024 duidelijk. Daarnaast monitort RVO al via verschillende subsidie- en fiscale instrumenten, zoals de ISDE en de EIA, de effecten van energiebesparingsbeleid.
8
In hoeverre is er beperkte informatie beschikbaar voor een energiebesparingsmonitor?
Antwoord
Energiebesparing monitoren is ingewikkeld, omdat het afhankelijk is van verschillende factoren, waaronder de energieprijzen, buitentemperatuur, veranderingen in productieprocessen, autonome besparingen, het treffen van energiebesparende maatregelen en het aanpassen van gedrag. Ook het effect van een efficiëntiemaatregel is niet altijd eenvoudig te bepalen. Zo is het uiteindelijke besparingseffect van het vervangen van TL-verlichting door led in een bedrijf afhankelijk van het aantal lichtpunten en het aantal uur dat deze aan staan. Voor artikel 7 (na herziening artikel 8) van de Europese energie-efficiëntierichtlijn mag bovendien alleen de effecten van nationaal beleid op energie-efficiëntie worden meegeteld en niet de effecten van Europees beleid en autonome ontwikkelingen. Zoals de Algemene Rekenkamer terecht stelt, is door het aflopen van de energiebesparingsconvenanten MJA3 en MEE, het monitoren van het effect van efficiëntiemaatregelen bemoeilijkt. In het antwoord op de vorige vraag heb ik aangegeven hoe ik dit inzicht ga verbeteren. Het CBS monitort de daadwerkelijke energievraag in het kader van de Europese verordening (1099/2008) over het verzamelen van jaarlijkse nationale energiestatistieken. In het kader van de energiecrisis zal op basis van de Europese noodverordening (2022/1369) op korte termijn ook het sectoraal gasverbruik maandelijkse worden gerapporteerd. Dit geeft inzicht in het absolute verbruik, maar levert beperkte inzichten op over het effect van nationaal beleid op energie-efficiëntie. Daarnaast werkt de Minister voor Klimaat en Energie, binnen het eerder genoemde NPEB, aan een vertaling van de Europese energiebesparingsdoelen naar indicatieve nationale streefwaarden per sector. Dit biedt kansen om energiebesparingsbeleid per sector beter te monitoren en op tijd bij te kunnen sturen.
9
Welke lessen trekt u uit het beperkte succes van de Omscholing naar
kansrijke beroepen in de ICT en techniek? Hoe zijn deze lessen verwerkt in het Groene en digitale banenplan?
Antwoord
In mijn reactie op het verantwoordingsonderzoek heb ik onderkend dat de Omscholingsregeling niet het beoogde effect heeft gehad en dat ik de aanbevelingen overneem voor de verdere uitwerking van het actieplan groene en digitale banen. Allereerst door op korte termijn goed te kijken hoe in het actieplan, samen met alle betrokkenen, gekomen kan worden tot concrete, gedeelde doelstellingen, indicatoren en mijlpalen bij de verschillende maatregelen uit het actieplan. Daarnaast door vanuit mijn coördinerende rol voor het actieplan een vinger aan de pols te houden bij de voortgang van deze maatregelen door monitoring en hierover op gezette tijden de Kamer te informeren.
10
Hoeveel geld is er overgebleven van de Omscholingsregeling, die in 2021 maar voor 1% benut is en in 2022 slechts voor 6%?
Antwoord
Voor 2021 was er € 37,5 miljoen en voor 2022 € 40 miljoen (waarvan daadwerkelijk maar € 10 miljoen is gepubliceerd) beschikbaar. Het beschikbare uitvoeringsbudget bedroeg voor »21 en »22 samen € 1,4 miljoen. Dat betekent dat in 2021 € 35,7 miljoen en in 2022 € 39,4 miljoen niet is besteed en weer is toegevoegd aan de algemene middelen.
11
Waar is het geld dat is overgebleven van de Omscholingsregeling aan gealloceerd?
Antwoord
De middelen voor de omscholingsregeling waren middelen die ter beschikking waren gesteld in het kader van het coronacrisis steun- en herstelpakket. De niet benutte middelen zijn per 1 januari 2022 en 1 januari 2023 toegevoegd aan de algemene middelen.
12
Heeft de Minister in 2021 signalen ontvangen die erop duiden dat de Omscholingsregeling aangepast had moeten worden voor het opvolgende jaar?
Antwoord
Na sluiting van de eerste openstelling en de tegenvallende belangstelling voor de regeling heeft de Minister van EZK besloten om deze eerste openstelling te evalueren ten einde een eventueel tweede openstelling succesvoller te laten verlopen. Dit evaluatie-onderzoek is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek in samenwerking met Platform Talent voor Technologie (PTvT) en heeft geleid tot aanpassingen in de regeling voor de tweede openstelling. Deze aanpassingen hebben uiteindelijk niet geleid tot het gewenste effect.
13
Hoeveel geld wordt er bij andere ministeries vrijgemaakt voor vergelijkbare regelingen als de Omscholingsregeling en heeft de Minister hierover met haar collega's gesproken?
Antwoord
Bij het ontwerpen van de Omscholingsregeling als crisismaatregel in het kader van het coronacrisis steun- en herstelpakket is overleg geweest met verschillende departementen (naast consultatie van sociale partners en andere stakeholders) over de vormgeving en wenselijkheid van een dergelijke regeling binnen het totaalpakket van crisismaatregelen door het kabinet. De omscholingsregeling was daarbij uniek in de zin dat deze zich, in tegenstelling tot andere maatregelen voor omscholing en van-werk-naar-werk-trajecten, richt op het geven van een stimulans aan werkgevers in plaats van werknemers.
14
Vindt de Minister € 3.750 euro voldoende voor de inzet van werkgevers om werknemers om te scholen?
Antwoord
Ja, de Omscholingsregeling is bedoeld als extra prikkel voor werkgevers in tekortsectoren als techniek en ICT om in onzekere tijden toch langdurige openstaande vacatures op te vullen. Het bedrag van € 3.750,– is gebaseerd op de feedback van sociale partners en gesprekken met O&O-fondsen en op de kosten van een gemiddeld (kortlopend) omscholingstraject zoals die worden gehanteerd bij verschillende omscholingsinitatieven (zo is bijvoorbeeld het werkgeversdeel van de kosten bij een omscholing via Make IT Work € 6.500,–). In de Omscholingsregeling is gekozen om hiervan maximaal 50% te financieren om daarmee ook de deadweight loss zo klein mogelijk te houden.
15
Is het Toekomstfonds een fonds of een begrotingsartikel, en wat betekent dit voor de zichtbaarheid hierop?
Antwoord
Het Toekomstfonds is een begrotingsartikel op de EZK-begroting bedoeld om langjarig te investeren. Het betreft revolverende middelen, wat wil zeggen dat het doel is om het vermogen te behouden, doordat in beginsel terugbetaling van de aan derden beschikbaar gestelde middelen wordt verlangd. In principe kunnen de middelen daardoor steeds opnieuw voor de afgesproken maatschappelijke doelen worden ingezet. Met hetzelfde geld kan hierdoor in meer projecten worden geïnvesteerd. Ook hebben (deels) revolverende instrumenten een hefboomwerking: inbreng van overheidsgeld versterkt het vertrouwen van marktpartijen en verlaagt het risico, waardoor eenvoudiger privaat geld kan worden aangetrokken. Tal van jonge, innovatieve bedrijven hebben hier al van geprofiteerd en zij vormen een belangrijk onderdeel van de Nederlandse economie van de toekomst.
Het opnemen van de middelen in een apart artikel vergroot tevens de zichtbaarheid ervan. Binnen dit begrotingsartikel worden de beschikbare middelen verdeeld over een onderzoeks- en bedrijvendeel. De verschillende (deels) revolverende instrumenten worden verantwoord conform de reguliere begrotingssystematiek. Het Toekomstfonds speelt een belangrijke rol in het EZK bedrijvenbeleid. Naast de vijfjaarlijkse evaluaties van de instrumenten wordt er ook via de website www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl over de resultaten van deze revolverende instrumenten gerapporteerd.
16
Gaat u de doelen en vormgeving van het Toekomstfonds heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Wanner kan de Kamer verdere informatie hierover ontvangen?
Antwoord
In mijn brief van 17 mei jl. (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 127) heb ik uw Kamer (samen met mijn collega van OCW) geïnformeerd over de evaluatieresultaten van het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds. Daarin geven wij aan de vormgeving van het onderzoeksdeel, maar ook de doelen van het Toekomstfonds als geheel te zullen heroverwegen en te streven naar het informeren van de Kamer hierover in het najaar.
17
Waarom is de gewijzigde situatie van het Toekomstfonds aanleiding om de doelen en vormgeving van het Toekomstfonds te heroverwegen?
Antwoord
Het Toekomstfonds richt zich (via een onderzoeks- en bedrijvendeel) op het vergroten en beschikbaar stellen van (risico)financiering voor bedrijven en onderzoek om de innovatiekracht van Nederland te versterken. Maar sinds de introductie van het Toekomstfonds is de (geopolitieke) economische situatie sterk gewijzigd en zijn er beleidsdoelen bijgekomen die destijds nog nauwelijks een rol speelden. Strategische redenen om te investeren in (kennisintensieve) bedrijvigheid via revolverende instrumenten zijn nu nog talrijker dan 10 jaar geleden toen het Toekomstfonds gevormd werd; het vestigingsklimaat staat onder druk, economische veiligheid is een belangrijk thema geworden en als Europa willen we minder afhankelijk zijn van andere economische machtsblokken op de technologieën van de toekomst. Bij deze nieuwe doelen kan (risico)financiering waarvoor het Toekomstfonds bedoeld is mogelijk een belangrijke rol spelen.
Gelijktijdig concludeert de evaluatie van het onderzoeksdeel dat dit deel niet zo heeft gefunctioneerd als oorspronkelijk voorzien. Gezien het uitblijven van meevallers op de gasbaten die wel waren voorzien ter dekking van het niet-revolverende deel van het onderzoeksdeel, zal dit ook in de toekomst niet het geval zijn. Een Toekomstfonds gebaseerd op gasbaten is daarmee niet langer actueel. De evaluatie constateert tevens dat de revolverendheidseis knellend werkt bij het ontwerpen van een passend instrumentarium gericht op de doelen van onderzoeksfaciliteiten en valorisatie. Dit verschilt wel per individueel instrument. Al met al zijn er grote verschillen ten opzichte van het moment van oprichting van het Toekomstfonds, waardoor heroverweging van de invulling daarvan voor de hand ligt.
18
Hoe en wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de heroverwegingen van het Toekomstfonds?
Antwoord
Ik streef ernaar uw Kamer dit najaar per brief te informeren over de visie op de inzet van het Toekomstfonds als geheel en de toekomstige vormgeving daarvan.