Vastgesteld 9 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het jaarverslag van 17 mei 2023 inzake het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 (Kamerstuk 36 360 VIII, nr. 1).
De Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
Vragen en antwoorden
1
Hoeveel heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2022 besteed aan externe advies- en consultancybureaus?
Het inwinnen van extern advies is bij OCW decentraal georganiseerd, hiervan is geen overzicht beschikbaar. De kosten van extern advies, voor zover deze vallen onder de definitie van externe inhuur, zijn opgenomen in bijlage 3 van het departementaal jaarslag, op bladzijde 197.
2
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma over het structureel borgen en uitbreiden van de financiering voor PersVeilig1?
Op 25 mei is een Kamerbrief verstuurt over de stand van persvrijheid en veiligheid. Hierin staat dat er vanaf 1 januari 2025 conform deze motie een structurele organisatie wordt neergezet met blijvende steun van de overheid.
3
Hoeveel veiligheidsincidenten zijn er afgelopen jaar op scholen geweest?
Over veiligheidsincidenten in het afgelopen jaar in het primair (po) en voortgezet onderwijs (vo) zijn nog geen gegevens beschikbaar. In de landelijke veiligheidsmonitor Veilig op school over de periode 2020–2021 is wel enige aandacht voor incidenten. Omdat incidenten gelukkig relatief weinig voorkomen, kunnen de resultaten uit die monitor niet goed geëxtrapoleerd worden naar de hele populatie (dan worden de betrouwbaarheidsmarges wel erg ruim). In de monitor zien we dat incidenten in het po voorkomen, maar niet in ernstige mate (p. 35). Naast ongewenste aanraking, discriminatie, ongewenste seksuele opmerkingen en inloggen op telefoon/computer gaat het daar om het meenemen van wapens naar school (zie vraag 4). Voor het vo wordt in deze monitor meer bijgehouden (p. 109–113). Zo geeft bijvoorbeeld 1% van de leerlingen aan één keer per maand of vaker in elkaar geslagen te zijn, en geeft ook 1% van de leerlingen aan één keer per maand of vaker expres met een wapen verwond te zijn.
Voor het personeel wordt ook meer gemonitord. Voor het po-personeel geldt onder andere dat 1% aangeeft minstens één keer per maand rechtstreeks bedreigd te zijn, en ook geeft 1% aan wel eens met een wapen bedreigd te zijn door een leerling van school (p. 55). Voor het vo-personeel geldt onder meer dat 16% van het personeel zich bedreigd heeft gevoeld door leerlingen en 4% door familieleden van leerlingen. 1% is slachtoffer geweest van grof geweld (blauw oog, bloedneus, in elkaar slaan of aftuigen) gepleegd door leerlingen van de school. 3% is weleens met een wapen bedreigd door een leerling, en 1% is weleens expres met een wapen verwond door een leerling (p. 138).
De monitor over de periode 2021–2022 komt naar verwachting voor de zomer beschikbaar en zal ik Uw Kamer doen toekomen.
In het mbo worden veiligheidsincidenten op mbo-scholen niet landelijk geregistreerd en is geen sprake van een landelijk gestandaardiseerde wijze van registreren. De Monitor Integrale Veiligheid mbo zal op basis van de registraties van mbo-instellingen een globaal inzicht geven in het aantal en verschillende soorten veiligheidsincidenten. Ik verwacht dat de monitor na de zomer beschikbaar komt, deze zal ik aan Uw Kamer doen toekomen.
Uit de landelijke veiligheidsmonitor 2020–2021 blijkt dat 265 van de leerlingen (3%) in het po aangeeft dat leerlingen van hun school wel eens een wapen meenemen naar school. Van de leerlingen die zegt zich schuldig te hebben gemaakt aan «vervelende dingen» richting anderen geeft 1% aan weleens een wapen (bijvoorbeeld een mes) mee te nemen naar school. 1% van het personeel in het po is weleens met een wapen bedreigd door een leerling van school. Op 8% van de basisscholen speelden een of meerdere incidenten vanwege wapenbezit van leerlingen (in de ondervraagde groep kwamen maximaal 2 incidenten voor op een vestiging). Ook hier geldt dat het extrapoleren van deze resultaten naar de hele populatie niet goed mogelijk is.
Uit de monitor bleek dat in het vo 1–2% van de leerlingen weleens een wapen mee naar school heeft genomen, wapens heeft verkocht op school of een wapen heeft gebruikt. 9% van de scholieren geeft aan dat andere leerlingen wapens mee naar school nemen en 5% zegt dat er wapens zijn gebruikt op school door anderen dan zijzelf. 3% van het personeel is weleens met een wapen bedreigd door een leerling van school en 1% is weleens expres met een wapen verwond door een leerling van school. Op ruim 40% van de vo scholen speelden een of meerdere incidenten vanwege wapenbezit van leerlingen.
Uit de monitor bleek dat in het vo 1–2% van de leerlingen weleens een wapen mee naar school heeft genomen, wapens heeft verkocht op school of een wapen heeft gebruikt. Negen % van de scholieren geeft aan dat andere leerlingen wapens mee naar school nemen en vijf % zegt dat er wapens zijn gebruikt op school door anderen dan zijzelf. Drie % van het personeel is weleens met een wapen bedreigd door een leerling van school en één % is weleens expres met een wapen verwond door een leerling van school. Op ruim 40% van de vo scholen speelden een of meerdere incidenten vanwege wapenbezit van leerlingen.
Zoals in antwoord op de vorige vraag aangegeven is in het mbo geen landelijke registratie beschikbaar van incidenten, waaronder wapenbezit. In de peiling van de Monitor Sociale Veiligheid mbo 2017–2018 gaf 1,3% van de bevraagde mbo-studenten aan af en toe of geregeld een wapen mee naar school te nemen. De aankomende monitor integrale veiligheid verschijnt naar verwachting na de zomer en zal een globaal beeld geven van veiligheidsincidenten op mbo-scholen
5
Hoeveel integrale kindcentra zijn er? Groeit of krimpt dit aantal? Hoeveel procent van de leerlingen maakt daar gebruik van?
Een integraal kindcentrum kent geen formele definitie en heeft geen eigen juridische positie in de Wet Kinderopvang of de Wet op het Primair Onderwijs. Een integraal kindcentrum is een samenwerkingsvorm tussen kinderopvang en onderwijs. Deze samenwerking kan verschillende vormen aannemen. Om die reden is er geen zicht op het aantal integrale kindcentra of het aantal leerlingen dat hier gebruik van maakt.
6
Hoeveel van de 135 miljoen euro, die in 2023 beschikbaar is gekomen om de positie van makers in de culturele sector te herstellen, is al weggezet en via welke regelingen?
Aangezien deze vraag het Jaarverslag 2022 van het ministerie betreft, wordt de vraag zo opgevat dat de vraagsteller het boekjaar 2022 bedoelde en niet het jaar 2023 zoals dat in de vraag staat. Voor het onderdeel «c. Makers» is vanuit de «Hoofdlijnenbrief cultuur 2022 – Herstel, vernieuwing en groei» van 23 mei 2022 (Kamerstuk 32 820, nr. 467) aan de Tweede Kamer een bedrag van € 42,4 miljoen (van het totaalbedrag van € 135,3 miljoen) beschikbaar gesteld voor het jaar 2022. Het gehele beschikbare bedrag is in 2022 weggezet bij de zes cultuurfondsen en bij het Nationaal Programma Onderwijs. Voor de beschikbaar gestelde bedragen voeren de zes rijkscultuurfondsen verschillende regelingen uit. Het ging om openstellen van zowel nieuwe regelingen of bestaande regelingen uit te breiden, zoals:
• de regeling Nieuwe Makers bij het Fonds Podiumkunsten;
• de investeringsregeling vrije producties bij het Fonds Podiumkunsten;
• de bestaande regeling Kunstenaar Start bij het Mondriaan Fonds;
het Reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland en Addendum High End Series & Single Episodes bij de Stichting Nederlands Filmfonds.
7
Hoe zijn de middelen, die in 2022 zijn toegewezen om studievertraging bij de geneeskunde- en lerarenopleidingen weg te werken, daadwerkelijk besteed? Instellingen met medische opleidingen en instellingen met lerarenopleidingen kunnen hun NPO-budget inzetten om studievertraging te verminderen en de uitval te beperken. Uit de derde tussenmeting blijkt dat lerarenopleidingen op 1 januari 2023 nog net geen derde van de totale beschikbare middelen hebben besteed. Instellingen geven aan hun NPO-budget vooral in te zetten op meer personele capaciteit, voor de begeleiding bij stages en praktijkleren en het wegwerken van studievertragingen. De bestedingen lopen onder andere achter doordat het vinden van extra personeel voor de instellingen een uitdaging was.
Uit de tussenmeting blijkt dat instellingen met medische opleidingen bijna de helft van de totale corona-enveloppe hebben besteed. De twee instellingen uit de steekproef hebben met name ingezet op het creëren van extra coschapplaatsen, ook bij nieuwe plekken buiten het ziekenhuis waar coschappen mogelijk zijn (denk aan verpleeghuizen en bij huisartsen). Inmiddels heeft de Tweede Kamer de vierde voortgangsrapportage ontvangen, waarin de inzet van de NPO-budgetten verder wordt toegelicht.
Naar verwachting zullen de middelen uiterlijk in 2024 volledig tot besteding zijn gekomen.
8
Hoeveel NPO5-middelen zijn ingezet om de studieachterstanden van mbo-studenten, die ze hebben opgelopen door de coronapandemie, weg te werken en wat is het resultaat daarvan?
Vanuit het NPO zetten mbo-instellingen ongeveer 41% (€ 91,8 miljoen) van hun middelen uit de coronaenveloppe in op het thema studievertraging en soepele in- en doorstroom. De studentenpeiling NPO 2023 van maart 2023 laat zien dat het aandeel mbo-studenten met studievertraging door corona terugloopt ten opzichte van vorig jaar. Waar in 2022 nog 27% van de studenten aangaf vertraging door corona te hebben, is dit in 2023 gedaald naar 19%. De nog vertraagde studenten hebben echter gemiddeld wel meer vertraging. Een kleiner geworden groep (vooral ouderejaars)studenten in mbo blijft met groeiende vertraging kampen. Het programma loopt nog verder door in 2023 en in de Kamerbrief bij de vierde voortgangsrapportage van het NPO hebben wij opgeroepen om specifiek in te zetten op deze, vaak kwetsbare, groepen studenten.
9
Zijn er nog stagetekorten in het mbo? Zo ja, hoeveel?
De eerdere problematiek rondom stages in coronatijd is verdwenen. De stagetekorten zijn van 22.000 in 2020 naar onder de 1.500 in maart van dit jaar gezakt. Omdat SBB pas gedurende de coronapandemie gestart is met het structureel en centraal bijhouden van stagetekorten, is er geen mogelijkheid tot het vergelijken van cijfers van nu, met cijfers van voor de coronacrisis. Het is op dit moment dus onduidelijk welke winst er nog behaald kan worden. We zullen de cijfers dus nauwgezet blijven volgen.
10
Hoe groot is de studievertraging bij studenten in het mbo, hbo6 en wo7 als gevolg van de coronapandemie?
De studentenpeiling van maart 2023 laat zien dat het aandeel studenten met studievertraging door corona terugloopt ten opzichte van de meting onder de studenten in maart-april van het vorig jaar. Het percentage studenten dat in 2023 nog aangeeft studievertraging te hebben als gevolg van de coronapandemie is als volgt:
– Mbo 19% (ten opzichte van 27% in 2022)
– Hbo 29% (ten opzichte van 36% in 2022)
– Wo 25% (ten opzichte van 36% in 2022)
De vertraagde studenten hebben echter gemiddeld wel meer vertraging. Een kleiner geworden groep (vooral ouderejaars)studenten blijft met groeiende vertraging kampen. Het programma loopt nog verder door in 2023 en in de Kamerbrief bij de vierde voortgangsrapportage van het NPO hebben wij opgeroepen om specifiek in te zetten op deze, vaak kwetsbare, groepen studenten.
11
Op welke wijze is de medezeggenschap betrokken (geweest) bij de besteding van de NPO-middelen?
De medezeggenschapsraad (mr) speelt een belangrijke rol bij de besteding van de NPO-middelen. De mr heeft instemmingsrecht op het schoolprogramma (plan van aanpak) dat scholen maken voor de besteding van de extra middelen en op de bijstelling daarvan. Het gaat daarbij om middelen die op schoolniveau worden ingezet. Uit de verantwoording blijkt dat ruim 96% van de mr’en heeft ingestemd met het schoolprogramma.
12
Bent u voornemens te onderzoeken of de betrokkenheid van de medezeggenschap bij de besteding van de NPO-middelen voldoende was/is? Zo nee, waarom niet?
Vanaf de start van het NP Onderwijs is de rol van medezeggenschapsraden een punt van aandacht geweest en ook nadrukkelijk onderwerp van monitoring en verwantwoording. Hieruit blijkt dat de medezeggenschapsraden op bijna alle scholen hebben ingestemd met de plannen in het schoolprogramma. De betrokkenheid van medezeggenschapsraden blijven we in het kader van NP Onderwijs volgen en is ook onderdeel van de eindevaluatie van het programma.
13
Zijn er op dit moment stagetekorten in het hbo en het wo?
In opdracht van OCW voert ResearchNed driemaal een monitor uit naar de stagetekorten in het hbo. Uit de eerste monitor, waarover u begin dit jaar bent geïnformeerd8, blijkt er over het geheel genomen weinig sprake van stagetekorten te zijn. Zo heeft 95% van de hbo-bachelorstudenten die zelf een stageplek zochten een stage gevonden voor de periode dat hij/zij een stage moest volgen. Wel moet benoemd worden dat de eerste monitor een kleine steekproef betreft. Hierdoor is voorzichtigheid geboden bij het verbinden van conclusies aan het onderzoek. ResearchNed probeert daarom, met behulp van hogescholen, bij de tweede en derde monitor de steekproef onder studenten te vergroten, zodat er een betrouwbaarder beeld ontstaat. Ook zal de derde monitor worden uitgebreid met het wo, om ook daar beter zicht op te krijgen. De Kamer ontvangt in de zomer 2023 de tweede monitorsrapportage en eind 2023 de derde monitorsrapportage.
14
U schrijft dat u hogescholen en universiteiten heeft gevraagd om ook hun instellingstarieven te verlagen. Wat is het resultaat daarvan, welke instellingen hebben de tarieven verlaagd en om welke opleidingen gaat het?
In 2022 hebben hogescholen en universiteiten in totaal € 555,0 miljoen ontvangen ter compensatie van het verlagen van de collegegeldtarieven. Deze middelen zijn in 2021 en 2022 toegevoegd aan de onderwijsopslag van hogescholen en universiteiten. Met het vaststellen van het volledig wettelijk collegegeld voor studiejaar 2021–2022 op € 1.084, is de ondergrens voor het instellingscollegegeld in studiejaar 2021–2022 lager komen te liggen. Hoewel de instelling het exacte tarief bepaalt, heeft OCW richting de instellingen aangegeven ervan uit te gaan dat zij deze tarieven kunnen verlagen met € 1.084 voor studiejaar 2021–2022. Alle bekostigde instellingen hebben hun tarieven verlaagd voor opleidingen waarvoor studenten een in de WHW geregeld tarief betalen.
15
Hoeveel middelen heeft u ingezet om de instellingen te compenseren voor het verlagen van de instellingstarieven?
In 2022 hebben mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten in totaal € 585,0 miljoen ontvangen ter compensatie van het verlagen van de instellingstarieven. Deze middelen zijn in 2021 en 2022 toegevoegd aan de onderwijsopslag van hogescholen en universiteiten. In 2021 is ook nog € 275,0 miljoen ontvangen door de instellingen.
16
Zijn er al opbrengsten van het Onderwijsakkoord «Samen voor het beste onderwijs» aan te wijzen9? Is het lerarentekort afgenomen? Stijgt het aantal studenten aan lerarenopleidingen? Op welke manier wordt gemeten of het Onderwijsakkoord iets oplevert? Als er nog geen opbrengsten zijn, wanneer wordt verandering verwacht door het sluiten van het Onderwijsakkoord?
Het Onderwijsakkoord is in het voorjaar van 2022 gesloten. Doel is dat met de investeringen waarover afspraken zijn gemaakt (waaronder verhogen van het salaris in het po («dichten loonkloof», aanpak werkdruk in het vo en het professionaliseren van onderwijspersoneel) het aantrekkelijker wordt om in het onderwijs te gaan en blijven werken. Daarmee levert het akkoord een belangrijke bijdrage aan de aanpak van de tekorten in het onderwijs. Om te tekorten aan te pakken is echter meer nodig. Daarom is in december 2022 de brede lerarenstrategie naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 923, nr. 449). Onderdeel hiervan is het werkplan Samen voor het beste onderwijs. In dit plan dat met de onderwijsorganisaties samen is opgesteld staan concrete activiteiten om te zorgen voor goed personeel en de aanpak van de tekorten. De effecten van de maatregelen worden geëvalueerd. Hoewel er gezien de complexiteit niet mogelijk is om een één op één relatie te leggen, worden de effecten als het goed is ook zichtbaar in onder meer de omvang van de tekorten van de tekorten en in de inschrijvingen bij de lerarenopleidingen. Over deze metingen wordt de Kamer jaarlijks in december geïnformeerd.
17
Is het lerarentekort in de G5 gedaald sinds de regionale aanpak die in 2020 gestart is? Kunt u in beeld brengen wat tot nu toe de opbrengsten zijn van de aanpak?
Drie jaar geleden zijn met schoolbesturen, gemeenten, lerarenopleidingen en OCW convenanten afgesloten om de tekorten aan te pakken. Ondanks dat de tekorten in de G5 nog steeds hoog zijn, blijkt uit de tussenrapportage dat deze gezamenlijke aanpak werkt. Met name als het gaat om het werven, opleiden en begeleiden van zij-instromers en onderwijsassistenten. Ook worden de solidariteitsafspraken gerespecteerd om concurrentie tussen schoolbesturen te voorkomen. Wel zijn er nog verbeteringen mogelijk, bijvoorbeeld als het gaat om het personeel te behouden in de G5. Dit pakken wij de komende tijd gezamenlijk met de schoolbesturen, gemeenten en lerarenopleidingen op.
18
Hoe wordt gemonitord of met de wet Toevoeging van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek10 de kansengelijkheid in het hoger onderwijs wordt bevorderd?
Op stelselniveau brengt de inspectie periodiek in beeld hoe toegankelijk het hoger onderwijs is voor aspirant-studenten. Daarin kijkt de inspectie bij welke opleidingen in het hoger onderwijs wordt geselecteerd en naar trends in de instroom van studenten.
19
Welke projecten zijn momenteel gaande ter bevordering van wisselstroom?
Uit de subsidie voor wisselstroom zijn in totaal 25 projecten gestart, waarbij minimaal 1 hogeschool en 1 universiteit met elkaar samenwerken. De scope van de projecten varieert van opleidingsspecifieke tot instellingsbrede projecten. De doelstellingen van deze projecten zijn samen te vatten in de volgende categorieën:
• Het verbeteren van gezamenlijke voorlichting aan middelbare scholieren en versterken van samenwerking met middelbare scholen;
• Het in kaart brengen van studentstromen d.m.v. dataprojecten;
• Het faciliteren van de switch tussen hbo en wo en vice versa, door betere studentbegeleiding op dit onderwerp;
• Het verbinden van medewerkers van hbo- en wo-instellingen ten behoeve van kennisuitwisseling;
• Gezamenlijk vakken aanbieden van een opleiding in propedeusejaar, zodat studenten kunnen ontdekken of hbo- of wo-perspectief beter bij ze past.
20
Hoeveel procent van het bbp11 wordt op dit moment besteed aan onderzoek en ontwikkeling?
Nederland investeerde in 2021 volgens het CBS12 2,26% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling. 2021 is het meest recente jaar waarover de gegevens momenteel beschikbaar zijn.
21
Kunt u een overzicht geven van organisaties die betrokken zijn geweest bij het opstellen van de contouren van het beoogde toetsingskader op basis waarvan wetenschappers uit niet-EER13-landen die onderzoek willen doen in de meest sensitieve vakgebieden worden gescreend ten bevordering van de kennisveiligheid?
Het uitwerken van de contouren van het toetsingskader voor screening van wetenschappers en studenten om ongewenste kennis -en technologieoverdracht tegen te gaan, wordt vormgegeven via het Wetsvoorstel screening kennisveiligheid (Wskv).14 Om te komen tot het wetsvoorstel wordt interdepartementaal samengewerkt. Hierbij maakt OCW gebruik van de expertise van EZK, BZ, JenV en de inlichten- en veiligheidsdiensten. Bij het uitwerken van de wet, zal afstemming plaatsvinden met het kennisveld over de impact van de screening. Hierbij worden verschillende organisaties betrokken, waaronder de Universiteiten van Nederland (UNL), Vereniging Hogescholen (VH), TO2-federatie, KNAW, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), Stichting Nederlandse Wetenschappelijk Onderzoek Instituten (NWO-I) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).
22
Hoeveel meer heterogene brugklassen zijn er gekomen sinds de Subsidieregeling heterogene brugklassen15 en de NPO-gelden?
De subsidieregeling heterogene brugklassen is onderdeel van het NPO. In totaal zijn er 689 aanvragen op grond van deze subsidieregeling toegekend in 2022. Scholen kunnen met de subsidie maatregelen treffen en activiteiten ondernemen gericht op één of meerdere van de volgende beoogde resultaten (tussen haakjes staat het aantal aanvragen dat daar (mede) betrekking op had):
• de introductie van een of meerdere heterogene brugklassen (163),
• de verlenging van een of meerdere bestaande heterogene brugklassen tot 2 of 3 leerjaren (221),
• de verbreding van een of meerdere bestaande heterogene brugklassen met een extra schoolsoort of leerweg (91),
• de doorontwikkeling en verbetering van een of meerdere heterogene brugklassen (582).
Op https://www.dus-i.nl/subsidies/heterogene-brugklassen/resultaten is meer informatie te vinden over de resultaten van de subsidieregeling.
Ook in 2023 kunnen scholen weer subsidie aanvragen via de subsidieregeling heterogene brugklassen.
23
Welk deel van de 200 miljoen euro voor de maatschappelijke diensttijd is gebruikt in 2022 en hoeveel jongeren hebben hierdoor kunnen deelnemen aan de maatschappelijke diensttijd?
Van de 200 miljoen euro is in 2022 135 miljoen euro gebruikt. Naast circa 5 miljoen voor opdrachten en personeelskosten is 130 miljoen euro verplicht via de subsidieregeling 2022. Omdat de gehonoreerde projecten vanuit deze subsidieregeling een meerjarige looptijd (meestal 3 jaar) hebben, valt een deel van de uitgaven voor de subsidieregeling 2022 in latere jaren. In deze projecten zijn afspraken gemaakt over circa 100.000 jongeren die aan MDT kunnen deelnemen.
24
Wie waren de experts die hebben deelgenomen aan de expertconsultatie over internationalisering in het hoger onderwijs in het najaar van 2022?
De NSOB heeft deze expertconsultatie georganiseerd. In meerdere rondes hebben experts op het gebied van internationalisering deelgenomen vanuit de hogescholen, universiteiten, de koepels UNL en VH, alsmede uit het veld. Ook waren studenten aanwezig. In verband met het doel van de expertconsultatie, met een gerichte blik op de toekomstverkenning, is de deelnemers de gelegenheid geboden om op persoonlijke titel deel te nemen en niet namens de organisatie waar zij werkzaam zijn en/of studeren. Daarnaast is geen toestemming van de deelnemers om hun gegevens te delen. In verband met AVG regelgeving kan daarom geen namenlijst worden gedeeld.
25
Wanneer worden de antwoorden op het schriftelijk overleg over de OCW-agenda tegen discriminatie en racisme verwacht16?
De Minister van OCW stuurt voor het zomerreces de antwoorden van het schriftelijk overleg naar de Tweede Kamer.
26
Hoeveel geld van de NPO-gelden is nog over? Is in beeld hoeveel scholen ervoor kiezen om het geld ook uit te geven in de jaren 2024 en 2025? Zo ja, hoeveel?
We hebben schoolleiders rond maart van dit jaar gevraagd welk deel van de NPO-middelen zij bij de start van volgends schooljaar (2023/2024) nog denken te hebben. De meerderheid van de scholen heeft dan nog geld voor aanvullende interventies. Daarbij zijn er duidelijke verschillen tussen de sectoren en er zijn ook scholen die alle NPO-middelen aan het eind van dit schooljaar hebben uitgegeven. In het po geldt dat voor 34% van de scholen, in het vo voor 14% van de scholen en voor het (v)so voor 19% van de scholen. In de vierde voortgangsrapportage over het NPO die onlangs aan uw Kamer is verzonden, vindt u over dit onderwerp meer cijfers. Een meer exacte inschatting van het bedrag dat resteerde op 31 december 2022, kan ik u in het najaar geven aan de hand van de jaarlijkse verantwoording door besturen.
Voor scholen staan er geen middelen meer op de OCW-begroting, dus hierover kan vanuit OCW niets gezegd worden.
27
Is inzichtelijk welk deel van de leerlingen thuiszit doordat ouders richtingsbezwaren hebben? Is inzichtelijk wat die richtingsbezwaren zijn?
Er is inzicht in het totale aantal leerlingen dat thuiszit wegens richtingsbezwaren (artikel 5, lid. B van de Leerplichtwet). In 2021–2022 ging het om 1.771 leerlingen. Er wordt niet geregistreerd wat de aard van het richtingsbezwaar is. Via onderzoek van Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren, is wel een schatting te geven van de achtergrond van de richtingsbezwaren. Het merendeel van de ouders met een vrijstelling vanwege richtingsbezwaren maakt daar gebruik van vanwege een holistische of christelijke levensovertuiging. In mindere mate gaat om ouders met een islamitische of soevereine overtuiging.
28
Welk deel van de NPO-gelden ligt nog op de plank bij scholen of schoolbesturen in het po?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 26.
29
Wat zijn de oorzaken van de groei van het aantal leerlingen in het vmbo17, havo en vwo in leerjaar 1 en 2? Kan dit gespecificeerd worden naar schoolniveau en gekwantificeerd naar de oorzaken?
Er zijn 1.300 meer brugklasleerlingen dan geraamd in RR2021. Dit komt voornamelijk door de instroom van buiten het onderwijs. Dit komt grotendeels door immigratie, die in 2021 toegenomen is ten opzichte van het jaar daarvoor. De toename in immigratie is deels veroorzaakt door een grote vluchtelingenstroom uit Oekraïne. Leerplichtige immigranten volgen eerst een internationale schakelklas (ISK) voordat ze instromen in het reguliere onderwijs. Deze schakelklassen worden in de basisregistratie als brugklassen geregistreerd. Ook het zittenblijven in vo leerkaar 1 en 2 speelt een rol. In vergelijking met RR2021 zijn er 900 meer brugklasleerlingen blijven zitten dan geraamd.
In de Referentieramingen wordt in de eerste twee leerjaren geen onderscheid gemaakt tussen de niveaus vmbo, havo en vwo. Leerlingen zitten vaak in een brede brugklas, die meerdere niveaus omvat. We verwijzen naar Referentieraming 202218.
30
Welk deel van de NPO-gelden ligt nog op de plank bij scholen of schoolbesturen in het vo?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 26.
31
Heeft u overwogen om de gelden van professionalisering van de schoolleiders op leerlingenaantal naar scholen toe te laten gaan? Was het altijd al de bedoeling dat die gelden weer teruggaan naar de VO-raad om daar in de toekomst (vanaf augustus 2023) een schoolleidersbeurs voor beschikbaar te stellen?
In het Onderwijsakkoord «Samen voor het beste Onderwijs» (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615) is afgesproken structureel € 10 miljoen te investeren in professionalisering van schoolleiders in het voortgezet onderwijs, waaronder de invoering van een schoolleidersbeurs en dat sociale partners hierover afspraken maken. Ook is in dit akkoord afgesproken dat het beschikbare budget verwerkt wordt in de bekostiging, in afstemming met sociale partners.
Over de schoolleidersbeurs hebben sociale partners in het najaar van 2022 overeenstemming bereikt. Hun voorstel was om hier jaarlijks € 8 miljoen voor in te zetten en uitvoering van de schoolleidersbeurs door VOION te laten plaatsvinden. Sociale partners hebben in het voorjaar van 2023 ook overeenstemming bereikt om de overige € 2 miljoen in te zetten voor collectieve versterking van de beroepsgroep schoolleiders.
In 2022 zijn de middelen voor professionalisering van schoolleiders vo via de Regeling aanvullende bekostiging strategisch personeelsbeleid, begeleiding en verzuim vo éénmalig beschikbaar gesteld aan de schoolbesturen. VOION heeft deze middelen geïnd voor de uitvoering van de schoolleidersbeurs. De VO-raad heeft de overige beschikbare middelen van 2022 in overleg met de bonden geïnd vooruitlopend op de afspraken die sociale partners in het voorjaar van 2023 hebben gemaakt inzake collectieve versterking van de beroepsgroep. Over de wijze waarop de € 10 miljoen in 2023 en latere jaren worden verstrekt ben ik nog met sociale partners in gesprek.
32
Wat verklaart de hogere uitvoeringskosten van DUO19?
Met de start van het nieuwe kabinet is DUO voortvarend aan de slag gegaan om het nieuwe beleid zo snel mogelijk voor te bereiden en in te voeren. Hiernaast speelden er uitdagingen op het vlak van compliance, security en de doorontwikkeling van bestaande systemen om deze ook in de toekomst veilig en betrouwbaar te houden.
33
Hoeveel is in 2021 en 2022 uitgegeven aan het profileringsfonds?
In 2021 is door de instellingen voor hoger onderwijs € 26,2 miljoen uitgegeven uit hun profileringsfondsen. Het bedrag over 2022 is i.v.m. de deadline voor aanlevering van de jaarverslaggegevens aan en controle door DUO na 15 september 2023 beschikbaar.
34
Waarom zijn de kwaliteitsafspraken een oplopende reeks?
De middelen voor kwaliteitsafspraken zijn vrijgekomen met de invoering van het studievoorschot. Destijds is er voor gekozen om deze reeks te baseren op de toenmalige ramingen van aantallen studenten. Gaandeweg zijn meer cohorten van studenten onder het studievoorschot gaan vallen, waardoor de reeks middelen voor kwaliteitsafspraken een jaarlijks variërend bedrag vertoont met in het begin van de periode een forsere «oploop».
35
Wat is het aandeel van de uitgaven aan studiefinancieringsmiddelen dat is besteed aan internationale studenten, opgesplitst naar het type studiefinanciering en onderwijsniveau?
EER-studenten kunnen in aanmerkingen komen voor studiefinanciering als zij aan één van de volgende voorwaarden voldoen;
• Ze zijn migrerend werknemer
• Een ouder is migrerend werknemer
• Een partner is migrerend werknemer
• Ze wonen 5 jaar of langer achter elkaar in Nederland
In de tabel op de laatste pagina is te zien hoeveel EER-studenten studiefinanciering ontvingen.
In 2022 ontvingen 12.006 EER-studenten studiefinanciering op grond van deze voorwaarden. Voor 9.773 studenten was dat omdat zij vanwege hun eigen arbeid kwalificeerden als migrerend werknemer.
In totaal ontvingen in 2022 799.615 studenten studiefinanciering. Het aandeel EER-studenten (12.006) dat in 2022 studiefinanciering ontving is 1,5%. Het overgrote deel van deze groep studeerde in het hoger onderwijs.
Het is op korte termijn niet mogelijk om een uitsplitsing te geven van de gerealiseerde uitgaven naar het type studiefinanciering en onderwijsniveau. Daarom is geprobeerd om een zo goed mogelijke benadering daarvan te maken voor het jaar 2022. Deze benadering moet louter gezien worden als grove indicatie, omdat we voor de aanvullende beurs zijn uitgegaan voor het gemiddelde gebruik van Nederlandse studenten (dat waarschijnlijk niet representatief is) en dat eveneens is aangenomen dat EER-studenten alle 12 maanden gebruik maken van studiefinanciering (terwijl dat in de praktijk waarschijnlijk minder is). Op grond van deze aannames zouden de uitgaven aan EER-studenten in 2022 ongeveer € 30,0 miljoen bedragen.
36
Hoeveel geld bestemd voor de basisbeurs, aanvullende beurs en het studentenreisproduct gaat naar studenten zonder Nederlandse nationaliteit? Groeit dit aantal? Wat is de voorspelling voor de komende jaren?
In de brief over de beheersing van internationale studentenstromen in het hoger onderwijs staat aangegeven dat het, zeker op dit moment, moeilijk inschatten is hoeveel EER-studenten in de komende jaren recht zullen hebben op studiefinanciering. Door de terugkeer van de basisbeurs hebben cijfers over de laatste jaren weinig voorspellende waarde naar de toekomst. De beste benadering van het verwachte aantal studenten is op dit moment de realisatie over 2022. In 2022 ontvingen 12.006 EER-studenten studiefinanciering, zie het antwoord en toelichting uit de voorgaande vraag. In de raming van de studiefinancieringsuitgaven voor de komende jaren is uit prudentie wel rekening gehouden met een stijging, omdat het nieuwe stelsel en de mogelijk hogere instroom van EER-studenten het recht op SF-voorzieningen zouden kunnen verhogen.
37
Kunt u verklaren waarom de reclameopbrengsten van de STER20 hoger uit zijn gevallen dan geraamd?
De reclameopbrengsten van de Ster zijn afhankelijk van een aantal factoren, die moeilijk te voorspellen zijn. Het gaat om de mate waarin door het publiek naar de kanalen van de NPO wordt gekeken en de ontwikkelingen in de markt voor (televisie)advertenties. Die factoren hebben in dit geval geleid tot het doorvoeren van een verhoging van de basisprijs bij de Ster en een grote vraag naar advertentieruimte, en daarmee tot hogere reclameopbrengsten.
De hogere reclameopbrengsten worden verder veroorzaakt door reclames rondom de niet-jaarlijkse supersportevenementen die in 2022 plaats hebben gevonden (Olympische Winterspelen en WK voetbal). De raming van de Ster-inkomsten wordt op basis van deze factoren jaarlijks geactualiseerd.
38
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel reclametijd is verkocht door STER om een verhoogde opbrengst van € 60,9 miljoen op te leveren?
De Ster heeft de wettelijk toegestane beschikbare reclametijd op de lineaire kanalen van de NPO verkocht. In 2022 was dat 9% van de beschikbare zendtijd, terwijl dit percentage in 2021 op 10% lag.
39
Verwacht u voor 2023 wederom een hogere reclameopbrengst?
In de Voorjaarsnota 2023 is de ontvangstenraming voor 2023 op basis van de actuele Ster- raming met € 40,3 miljoen verhoogd. Dit verschil wordt grotendeels verklaard door een grotere verwachte omvang en gestegen prijzen in de markt voor televisiereclames. De daadwerkelijke opbrengst is afhankelijk van bovengenoemde factoren bij vraag 37.
40
Verwacht u een structurele hogere reclameopbrengst bij de STER?
De opbrengsten waren de afgelopen jaren hoger dan eerder geraamd. Op de langere termijn wordt een afname van de reclameopbrengsten verwacht vanwege de afgesproken afname van de beschikbare zendtijd voor reclame. In de Voorjaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 350, nr. 1) staat dat de Rijksmediabijdrage als gevolg van de rijksbrede dekkingsopgave vanaf 2025 structureel naar beneden wordt bijgesteld. Het kabinet kiest er daarom voor om de voorgenomen maatregelen om reclame op de lineaire kanalen van de publieke omroep te verminderen niet volledig uit te voeren, zodat met de opbrengst daarvan de verlaging van de Rijksmediabijdrage kan worden opgevangen.
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Recht op SF uit eigen arbeid |
1.198 |
1.664 |
2.202 |
2.819 |
2.592 |
2.465 |
2.971 |
3.552 |
4.610 |
5.997 |
6.325 |
6.968 |
9.773 |
Recht op SF vanuit migrerend werknemerschap ouder |
882 |
1.086 |
1.342 |
1.519 |
1.611 |
1.492 |
1.385 |
1.390 |
1.414 |
1.413 |
1.334 |
1.443 |
1.600 |
Recht op SF vanuit migrerend werknemerschap partner |
27 |
54 |
83 |
109 |
136 |
150 |
133 |
120 |
128 |
142 |
138 |
161 |
181 |
Recht op grond van 5 jaar verblijf in Nederland |
177 |
214 |
279 |
364 |
507 |
570 |
519 |
546 |
629 |
565 |
501 |
482 |
452 |
Totaal |
2.284 |
3.018 |
3.906 |
4.811 |
4.846 |
4.677 |
5.008 |
5.608 |
6.781 |
8.117 |
8.298 |
9.054 |
12.006 |
41
Hoe komt de toezegging met betrekking tot de academische vrijheid en de vrijheid van meningsuiting in het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs?
Deze toezegging zag op het ontvangen van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de academische vrijheid en vrijheid van meningsuiting van studenten. De Inspectie van het Onderwijs heeft nader onderzoek gedaan om in beeld te krijgen welke factoren een rol spelen bij de mate waarin studenten zich wel of niet vrij voelen om hun mening te uiten. Hierover heeft zij gerapporteerd in de Staat van het Onderwijs 2023.