Vastgesteld 9 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 mei 2023 voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Bij brief van 7 juni 2023 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Primair en Voortgezet Onderwijs beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
1
Hoeveel is de bekostiging per mbo1-student, hbo2-student en wo3-student op dit moment?
In de OCW-begroting voor 2023 wordt gewerkt met een onderwijsbijdrage per student van circa € 9.500 per mbo-student en circa € 8.800 per hbo- en wo-student. Er is geen kengetal dat de bekostiging per student tot uitdrukking brengt.
Mbo-instellingen ontvangen hun inkomsten vanuit de lumpsumbekostiging, aanvullende bekostiging en subsidieregelingen. De bekostiging wordt bepaald op basis van verschillende parameters, zoals het aantal (gewogen) bekostigde studenten en het aantal bekostigde diploma’s.
Hogescholen en universiteiten ontvangen rijksbijdrage ten behoeve van zowel onderwijs als onderzoek. De bekostiging wordt bepaald op basis van verschillende parameters, zoals (gewogen) bekostigde inschrijvingen en graden.
2
Hoeveel meevallers zijn er op de uitgaven voor het NPO4, gespecifieerd naar po5 en vo6? Kunt u hier een overzicht van maken, van hoeveel geld er is overgebleven per instrument en artikel? Kunt u ook een totaalbedrag geven van hoeveel geld er over is gebleven van de NPO-gelden?
Per saldo is er in 2022 € 47,6 miljoen minder uitgegeven aan het Nationaal Programma Onderwijs. Dat komt met name door onderuitputting op het subsidiebudget voor de regeling brede brugklassen van € 33,1 miljoen (artikel 3). Daarnaast was er sprake van een meevaller op de specifieke uitkering aan gemeenten in het kader van het NP Onderwijs van € 6,6 miljoen. Deze meevaller kan onderverdeeld worden naar po € 4 miljoen (artikel 1) en vo € 2,6 miljoen (artikel 3). Ook is er een meevaller van € 3,4 miljoen geweest op de subsidieregeling capaciteitentesten (artikel 3). Tot slot is er ook vrijval geweest op het opdrachtenbudget van artikel 1 van € 4,5 miljoen. Het budget met aanvullende bekostigingsmiddelen is volledig uitgeput/overgeboekt naar de scholen.
3
Waarom zijn er minder verplichtingen op subsidies? Hoe kan dat? Wordt het geld dan wel uitgegeven? Zo ja waaraan? Zo nee, waar vloeit het dan naar toe? Kan dit bedrag opnieuw worden ingezet?
Het ministerie gaat verplichtingen aan, ongeacht het jaar waarin ze tot uitgaven leiden. Het naar beneden bijstellen van de verplichtingen kan dus ook betekenen dat de verplichtingen in een ander jaar aangegaan worden. Als de betaling niet plaatsvindt waarvoor er verplichtenbudget is vrijgemaakt, is dit een meevaller op het begroting. Hierover staat toelichting in de slotwet onder het kopje uitgaven.
4
Hoe kan het dat de CA7-middelen € 4,9 miljoen lager uit vallen dan begroot als gevolg van minder uitgaven op de budgetten voor het versterken van de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en leraren? Kunt u toelichten waarom juist op deze posten minder is uitgegeven?
Voor de CA maatregelen was 2022 het opstartjaar, waarbij niet alle activiteiten direct in volle omvang uitgevoerd konden worden. Wat betreft de CA-middelen voor kansengelijkheid is € 2,9 miljoen niet uitgeven, zoals al eerder gemeld aan de Kamer in de brief «Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota 2022». Deze middelen zijn in de loop van 2022 toegevoegd aan de begroting, maar zijn niet uitgeput wegens opgelopen vertraging in de uitvoering. Deze middelen zijn met voorjaarsnota 2023 via de Eindejaarsmarge opnieuw toegevoegd aan de begroting van OCW, zodat de beoogde maatregelen alsnog uitgevoerd kunnen worden.
Het overige deel van de middelen betreft incidentele meevallers.
5
Hoe kan het dat er € 4,9 miljoen minder uitgaven zijn op de coalitieakkoordmiddelen? Waarom zijn de budgetten voor het versterken van de onderwijskwaliteit, kansengelijkheid en leraren niet opgegaan? Waar is deze € 4,9 miljoen nu heen gegaan?
Zie antwoord vraag 4.
6
Wat is de bestemming van de € 7,6 miljoen die niet is uitgegeven aan de Subsidieregeling praktijkleren?
Deze € 7,6 miljoen aan middelen voor de subsidieregeling Praktijkleren zijn via de eindejaarsmarge doorgeschoven van 2022 naar 2023. In 2023 (zie 1e sup begroting 2023) zijn deze middelen weer toegevoegd aan het budget van de subsidieregeling Praktijkleren in 2023.
7
Hoe kan het dat er € 57,5 miljoen aan NPO-middelen minder verplicht zijn? Is dit geld niet uitgegeven? Hoe kan dat? Betekent dit dat scholen het geld niet konden opmaken of is het niet aan scholen gegeven? Wat is er met de € 57,5 miljoen gebeurd? Is dat wel binnen het onderwijs/de OCW-begroting gebleven?
De € 57,5 miljoen bestaat voor € 11,8 miljoen aan een meevaller op Corona-middelen t.b.v. examens 2022. Dat werd veroorzaakt doordat door het instellen van de duimregeling minder leerlingen een tweede herkansing hebben gedaan. Daardoor hoefden minder scholen te worden gecompenseerd voor de maatregelen examens 2022 in zowel kas- als verplichtingenbudget. Het restant betreft verplichtingen die reeds waren aangegaan in een eerder boekjaar. Alle begrote uitgaven m.b.t. de aanvullende bekostiging NPO zijn uitgegeven. Dit betreft dus een technische boeking.
8
Hoe kan het dat er € 33,1 miljoen over is op de budget regeling brede brugklassen? Is daar onvoldoende animo voor geweest? Wat is er met de € 33,1 miljoen gebeurd?
De subsidieregeling heterogene brugklassen (Stcrt. 2021, 42182 d.d. 30 september 2021) had aanvankelijk twee aanvraagronden: er kon van 1 oktober 2021 tot en met 12 november 2021 en van 7 maart 2022 tot en met 18 april 2022 subsidie worden aangevraagd. Dit heeft in totaal geleid tot 651 toegekende aanvragen (506 respectievelijk 145 in de eerste en tweede ronde). Aangezien daarmee het subsidieplafond (€ 102 miljoen.) nog niet was overschreden is medio 2022 besloten om zo spoedig mogelijk na de zomervakantie van 2022 een derde aanvraagronde open te stellen (Stcrt. 2022, 16576 d.d. 24 juni 2022). Deze derde aanvraagronde liep van 5 september 2022 tot en met 22 september 2022. Gezien de lange doorlooptijd van aanvragen, beoordelen, beschikken en betaalbaar stellen van de subsidie (dat gezien de begrotingsafspraken nog in 2022 moest gebeuren), was dat een relatief korte termijn, hetgeen ertoe geleid kan hebben dat in deze derde aanvraagperiode nog relatief weinig (38) extra aanvragen zijn ingediend. In totaal is er op grond van de regeling voor 689 vestigingen subsidie toegekend, waardoor € 33,1 miljoen van het voor de regeling beschikbare budget (€ 102 miljoen) niet is aangewend. Aangezien het coronamiddelen betrof zijn de niet-benutte middelen (€ 33,1 miljoen.) conform afspraken direct teruggevloeid naar de algemene middelen.
9
Hoe kan het dat € 50,8 miljoen is overgebleven op de CA-middelen? Klopt het dat scholen dit geld niet weggezet kregen? Wat is nu met dit geld gebeurd? Is de € 50,8 miljoen binnen het onderwijs/de OCW-begroting gebleven?
Op de verplichtingen op het opdrachtenbudget is € 50,8 miljoen overgebleven. Dit bestaat uit verschillende geldstromen. € 41,5 miljoen zijn verplichtingen op opdrachten voor CA-middelen. € 4,8 miljoen van de overige overgebleven middelen zijn NGF-middelen, die zijn doorgeschoven naar 2023. Het overgebleven bedrag voor CA-middelen kan worden verklaard door de toegenomen CA-middelen welke niet geheel zijn uitgeput, zoals een onderbesteding op basisvaardigheden monitoring, veilig digitaal en burgerschap. Vanwege de korte tijd konden meerdere plannen niet of niet op tijd worden uitgewerkt én via een opdracht uitgezet en uitgevoerd. Deze middelen zijn uiteindelijk afgeboekt van het verplichtingenbudget. Het naar beneden bijstellen van de verplichtingen kan ook betekenen dat de verplichtingen in een ander jaar aangegaan worden.
10
Hoeveel aanvragen voor brede brugklassen waren er geraamd en hoeveel zijn er uiteindelijk ingediend?
Met een totaalbudget van € 102 miljoen. en een subsidiebedrag per vestiging van € 100.000 had de subsidieregeling heterogene brugklassen budgettaire ruimte om 1020 aanvragen te honoreren. Er zijn uiteindelijk 736 aanvragen ingediend, waarvan er 689 zijn toegekend (22 aanvragen zijn ingetrokken, 23 aanvragen zijn afgewezen en 2 aanvragen zijn buiten behandeling gehouden).
11
Kan worden toegelicht waarom sprake is van € 39,1 miljoen onderuitputting op het NGF8-project Nationale Leven Lang Ontwikkelen?
De onderuitputting op dit NGF-programma heeft te maken met een verlenging van de opstartfase en het verlengen van de looptijd ten opzichte van de oorspronkelijke aanvraag (van 4 jaar naar 7 jaar). De verlengde opstartfase was nodig om de verschillende programmaonderdelen, waaronder subsidieregelingen, zorgvuldig uit te werken. De realisatiefase start spoedig. Begin juli worden twee subsidieregelingen gepubliceerd, waarna de aanvraagrondes begin oktober open gaan voor de onderwijsinstellingen. Daarnaast loopt de opzet van een Uitvoeringsorganisatie LLO-Katalysator, om alle onderdelen en samenwerkende partijen in de LLO-katalysator te verbinden.
12
Wat voor effect heeft het verlagen van het budget voor lesgeld met € 3,5 miljoen op de student? Hoe verhoudt zich dit tot de recentelijk aangekondigde verhoging van het lesgeld?
Dit heeft geen effect op studenten. De € 3,5 miljoen is een tegenvaller: de ontvangsten voor lesgeld zijn in 2022 € 3,5 miljoen lager uitgevallen dan geraamd, onder andere doordat het aantal lesgeldplichtigen lager uitvalt. De tegenvaller is meegenomen in het totale beeld van mee- en tegenvaller bij de Slotwet op de OCW-begroting. Het lesgeld wordt jaarlijks geïndexeerd met het CPI. De tegenvaller heeft geen impact op de wijze waarop het lesgeld wordt geïndexeerd.
13
Is de € 6,1 miljoen die is verlaagd op het budget van het programma leesbevordering nog wel als opdracht gerealiseerd in plaats van de beoogde subsidie? Zo nee, waarom niet?
De uitgaven voor het Programma Leesbevordering zijn op het onderdeel Overige Opdrachten gerealiseerd.
14
Kan worden toegelicht hoe de reclameopbrengsten van de STER hoger zijn uitgevallen dan geraamd? Wat heeft de kijker daarvan gemerkt? De reclameopbrengsten van de Ster zijn afhankelijk van een aantal factoren, die moeilijk te voorspellen zijn. Het gaat om de mate waarin door het publiek naar de kanalen van de NPO wordt gekeken en de ontwikkelingen in de markt voor (televisie)advertenties. Die factoren hebben in dit geval geleid tot het doorvoeren van een verhoging van de basisprijs bij de Ster en een grote vraag naar advertentieruimte, en daarmee tot hogere reclameopbrengsten.
De hogere reclameopbrengsten worden verder veroorzaakt door reclames rondom de niet-jaarlijkse supersportevenementen die in 2022 plaats hebben gevonden (Olympische Winterspelen en WK voetbal). De raming van de Ster-inkomsten wordt op basis van deze factoren jaarlijks geactualiseerd.