Vastgesteld 7 juli 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 12 juni 2023 overleg gevoerd met mevrouw Bruins Slot, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 (Kamerstuk 36 360 VII, nr. 1);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag Gemeentefonds 2022 (Kamerstuk 36 360 B, nr. 1);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag Provinciefonds 2022 (Kamerstuk 36 360 C, nr. 1);
– het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2022 (Kamerstuk 36 360 C);
– het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Gemeentefonds 2022 (Kamerstuk 36 360 B);
– de brief van de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36 360 VII, nr. 2);
– de brief van de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Gemeentefonds (Kamerstuk 36 360 B, nr. 2);
– de brief van de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Provinciefonds (Kamerstuk 36 360 C, nr. 2);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2023 inzake Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2022 (Kamerstuk 31 490, nr. 328);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juni 2023 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 (Kamerstuk 36 360 VII, nr. 1) (Kamerstuk 36 360 VII, nr. 6);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juni 2023 inzake verslag houdende een vraag en een antwoord over de slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 (Kamerstuk 36 360 VII) (Kamerstuk 36 360 VII, nr. 5).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Voorzitter: Klink
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Martin Bosma, Dekker-Abdulaziz, Klink en Chris Simons,
en mevrouw Bruins Slot, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de heer De Jonge, Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Aanvang 10.05 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. We zitten samen met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en we bespreken de volgende stukken: de jaarverslagen en de slotwetten over het jaar 2022, hoofdstuk VII van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, B het Gemeentefonds en C het Provinciefonds. Aanwezig namens het kabinet zijn de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Bruins Slot, en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de heer De Jonge. Aan de zijde van de Kamer zijn aanwezig: mevrouw Dekker-Abdulaziz, de heer Bosma namens de PVV-fractie en de heer Simons namens de VVD-fractie. Mevrouw Dekker-Abdulaziz is tevens rapporteur; als ik haar straks het woord geef, gaat ze eerst namens de commissie verslag doen als rapporteur en daarna zal zij in één vloeiende beweging doorgaan naar haar eigen bijdrage. We hebben verder geen berichten van verhindering gekregen, maar we weten natuurlijk nooit of er uiteindelijk nog andere fracties aan zullen sluiten. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Dekker-Abdulaziz als rapporteur namens de commissie.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank, voorzitter. Misschien is het handig als ik als rapporteur ga, dan mijn collega's en dan ga ik als D66-Kamerlid. Anders krijg ik er een droge mond van. Is dat oké?
De voorzitter:
Als u dat wenst, zullen we daar gehoor aan geven. U mag beginnen als rapporteur, mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank je wel.
Voorzitter. Als rapporteur van de commissie voor Binnenlandse Zaken spreek ik allereerst mijn waardering uit richting de bewindspersonen over de voortgang van het oplossen van onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer vorig jaar heeft gesignaleerd. Ik ga ervan uit dat er hard wordt gewerkt aan het oplossen van de resterende knelpunten in de bedrijfsvoering, het nieuwe knelpunt bij externe inhuur bij SSC-ICT en het oplossen van de fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de financiële informatie.
Er is wel een structurele tekortkoming in de jaarverslagen en de begroting, namelijk dat concrete doelen vaak ontbreken en dat er slechts beperkt duidelijk wordt aan welke doelen de uitgaven zijn gekoppeld. Dit beperkt de informatiewaarde van de jaarverslagen. Het betekent bovendien dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid vaak niet kan worden beoordeeld, ook niet in de periodieke beleidsdoorlichting, waarin het beleid wordt geëvalueerd. Uit het jaarverslag wordt slechts beperkt duidelijk welke prestaties in 2022 met de ingezette middelen zijn geleverd en of we goed op weg zijn naar de doelstellingen. Dit geldt ook voor de terreinen waar dat wel goed zou moeten kunnen, zoals wonen en de energietransitie.
Daarom stel ik de volgende vragen. Hoe gaat de Minister voor VRO invulling geven aan de eerdere toezegging om in de begroting van 2024 meetbare doelen op te nemen op de onderdelen waar hij verantwoordelijk voor is? Wat zijn de te behalen doelen op het programma Open op orde? Kan de Minister van BZK deze zo precies mogelijk uitsplitsen? Hoe meetbaar zijn deze doelen? Kunnen beide bewindslieden de gehele begroting langslopen om, waar dat kan, operationele doelen toe te voegen bij de artikelen, zodat voor de Kamer duidelijk wordt waaraan de middelen worden besteed?
Voorzitter. De commissie voor de Rijksuitgaven heeft de terugkeer naar het normale begrotingsproces dit jaar als hoofdthema benoemd. Bij BZK was, net als bij diverse andere departementen in 2022, nog geen sprake van een dergelijke terugkeer. Op de begroting van Binnenlandse Zaken zijn in 2022 namelijk drie incidentele suppletoire begrotingen ingediend. Op het Gemeentefonds zijn twee incidentele suppletoire begrotingen ingediend. Er is ook diverse keren een beroep gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet, waarmee het kabinet uitgaven kan doen vooruitlopend op autorisatie door de Kamer. Graag vraag ik de bewindspersonen waarom bij de incidentele suppletoire begrotingen in 2022 een beroep is gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. Onderschrijven de bewindslieden het principe dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met incidentele suppletoire begrotingen in het algemeen en met een beroep op 2.27 in het bijzonder?
De Algemene Rekenkamer constateerde in zijn verantwoordingsonderzoek specifiek voor BZK dat een bedrag van bijna 20 miljoen aan begrotingsaanpassingen ten onrechte niet vooraf ter autorisatie aan het parlement is voorgelegd. Deze niet geautoriseerde uitgaven staan los van uitgaven waarvoor een beroep op artikel 2.27 Comptabiliteitswet is gedaan. Het gaat hierbij om 15,2 miljoen aan uitgaven voor verduurzaming van rijksvastgoed en de subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed, en 4,5 miljoen euro aan uitgaven voor de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland. Volgens de Rekenkamer is daarom versterking van het begrotingsbeheer bij BZK nodig. Mijn vraag aan de bewindspersonen is hoe zij gaan voorkomen dat in de toekomst ten onrechte, dus zonder beroep op artikel 2.27, bedragen zonder voorafgaande autorisatie van het parlement worden uitgegeven.
BZK had in 2022 de hoogste onderuitputting van alle departementen, namelijk 938 miljoen euro. Kan de Minister ingaan op de factoren die het hoge bedrag aan onderuitputting in 2022 veroorzaken, gezien de beperkte toelichting in het Financieel Jaarverslag van het Rijk? Moeten we dit zien als een eenmalige hoge onderuitputting of is dit een structurele ontwikkeling bij het Ministerie van BZK?
Voorzitter. Een belangrijke bevinding van de Algemene Rekenkamer is dat de operationele slagkracht van de AIVD en de MIVD nog steeds onder druk staat. In 2022 zijn stappen gezet om hierin verbetering te brengen. Als gevolg van het coalitieakkoord wordt jaarlijks structureel geïnvesteerd in de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ook hebben de Ministers van BZK en van Defensie eind 2022 de Tijdelijke wet cyberoperaties aan het parlement aangeboden om urgente operationele knelpunten op te lossen. De extra middelen die met deze actie gepaard gaan, zijn slechts gedeeltelijk besteed in verband met krapte op de arbeidsmarkt en krapte op de markt voor IT-middelen. In lijn met het algemene punt ten aanzien van prestatiegegevens concludeert de Algemene Rekenkamer dat de doelen waarvoor dit extra budget wordt ingezet weinig specifiek, onvoldoende meetbaar en niet-tijdgebonden zijn. Hierdoor is het lastig om te bepalen of met het extra budget de gestelde doelen worden bereikt. Daarnaast hebben de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zoals de Algemene Rekenkamer in 2021 adviseerde in het rapport «Slagkracht AIVD en MIVD», een uitvoeringstoets gedaan op de tijdelijke wet cyberoperaties. De Algemene Rekenkamer concludeert dat deze toets onvoldoende inzicht heeft gegeven in de effecten van de wet op regeldruk, de budgettaire gevolgen en de gevolgen voor IT en bedrijfsvoering. Het parlement is slechts op hoofdlijnen geïnformeerd over de beperkte uitvoering van de uitvoeringstoets. De Ministers van BZK en Defensie hebben toegezegd om de tijdelijke wet cyberoperaties versneld te evalueren, zoals de Raad van State had aanbevolen. De Algemene Rekenkamer adviseert om de tijd te nemen om de evaluaties goed uit te voeren. Kan de Minister ingaan op hoe een goede uitvoerbaarheid en gedegen evaluatie van de tijdelijke wet cyberoperaties wordt gewaarborgd? Kan de Minister de gestelde doelen van het extra budget voor de inlichtingen- en veiligheidsdienst nader specificeren en ingaan op de beperkt uitgevoerde uitvoeringstoets?
Voorzitter. De afgelopen jaren zijn er veel specifieke regelingen voor gemeenten ontstaan, met name op het gebied van wonen en energietransitie. Voor wonen kan worden genoemd: de Woningbouwimpuls, flexpools, woondeals, middelen voor grootschalige woningbouwgebieden, de Stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen, de Stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting, het Volkshuisvestingsfonds en de Regeling huisvesting aandachtsgroepen. Er zijn er een heleboel. Op het gebied van energietransitie zijn er: het Programma Aardgasvrije Wijken en de opvolger Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie, het Nationaal Isolatieprogramma, ondersteuning aanpak energiearmoede, ventilatie in scholen en verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.
Het instellen van deze regelingen was begrijpelijk als antwoord op de grote uitdagingen, maar het onderliggende probleem van de tekorten aan middelen en capaciteit bij gemeenten wordt er niet structureel mee opgelost. Het heeft geleid tot een complex geheel dat weinig stabiliteit biedt, gezien het veelal tijdelijke karakter van veel regelingen. De Raad van State heeft dit ook geconstateerd. Het lijkt voor de lange termijn logisch om toe te werken naar een situatie waarin gemeenten vanuit hun basisfinanciering hun reguliere taken weer kunnen uitvoeren. Misschien is er een tussenstap nodig waarbij bestaande regelingen worden gebundeld. Hoe kijkt de Minister voor VRO naar het idee om bundelingen aan te brengen in het grote aantal specifieke regelingen dat de afgelopen jaren op het gebied van wonen en energietransitie is ontstaan? Is hij het ermee eens dat er gestreefd moet worden naar meer eenvoud en stabiliteit voor gemeenten in de komende jaren? Hoe ziet de Minister voor VRO de afweging tussen het werken met specifieke uitkeringen, SPUK dus, en meer basisfinanciering uit het Gemeentefonds?
Hiermee ben ik aan het eind gekomen van mijn inbreng als rapporteur van de commissie. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Dekker-Abdulaziz als rapporteur van de commissie. U kunt nu een glaasje water drinken. Dan komen we later bij u terug, zodat u namens de D66-fractie uw inbreng kunt leveren. Eerst is het woord aan de heer Bosma namens de PVV-fractie.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter, eerst mijn complimenten aan de rapporteur, die zich op geweldige wijze heeft gekwijt ... gekweten van haar taak. Ik ben geen neerlandicus. Maar dat heeft zij geweldig gedaan namens de gehele commissie, dus daarvoor complimenten.
Dan ga ik nu naar mijn eigen termijn, voorzitter. De ellende is natuurlijk dat de burgemeesters in Nederland niet gekozen worden, althans niet door de bevolking. Dat betekent dat burgemeesters niet op de eerste plaats geneigd zijn te luisteren naar de bevolking, maar dat ze altijd in het achterhoofd moeten houden dat ze moeten kunnen doorstromen naar een volgende burgemeesterspost in een grotere gemeente. Ze moeten dus salonfähig blijven. Dus moeten ze meedoen aan elke mode binnen de links-liberale macht. Daarom verwelkomen ze massaal al die gelukszoekers. Kijk eens in Ter Apel wat dat betekent voor de bewoners. Ze zetten al die kankerverwekkende zonnepanelen neer op daken. Ze verpesten ons mooie landschap met die verschrikkelijke vogelhakmachines die windturbines heten. Ze voeren de meest waanzinnige diversiteitsregelingen door en ze staan voorop met het vernietigen van onze geweldige Zwarte Piet. Natuurlijk houden ze zich ook bezig met het veranderen van de temperatuur op aarde. Dit allemaal ten behoeve van de ijsbeertjes.
Als de burgemeesters gekozen waren, zouden veel van deze zaken veel beter geregeld zijn in Nederland. De gemeenten gaan nu aanhikken tegen enorme tekorten. Gedeeltelijk is dat omdat al die linkse hobby's steeds meer geld kosten. Zie het aanvullende klimaatpakket in de Voorjaarsnota. Terwijl ze in China niet eens weten hoe je het woord klimaat schrijft, moeten onze gemeenten hun bijdrage leveren aan een ander klimaat en tevens aan de vernietiging van de Nederlandse economie.
Gemeenten en provincies luiden nu de noodklok. Ze claimen een structureel tekort van 3,5 miljard in 2026. Klopt dat, vraag ik aan de Minister. Wat betekent dit voor de belastingbetaler, voor de burger, die al steeds meer kwijt is aan lokale lasten? Ondertussen deint de overheid steeds meer uit: meer en meer ambtenaren, bijna 6% meer sinds 2018. We zien meer externe inhuur, meer consultants, en ook meer zieke ambtenaren. Er zijn hogere kosten van de kerndepartementen. De Staat wordt groter en groter en groter, maar wordt de dienstverlening ook beter?
In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk zien we waar de overheid allemaal trots op is, bijvoorbeeld het aandeel niet-westerse medewerkers. Dat is omhooggegaan. Vreemd: ik dacht dat niet je afkomst telde, maar je toekomst, zoals een slogan van de PvdA luidde. Dus blijkbaar telt het niet, maar wordt het wel geteld. Ook het aandeel vrouwelijke topmanagers is omhooggegaan. De inhoud van onderbroeken is dus ook al relevant voor de overheid. Vreemd: ik dacht dat er 288 genders waren. En de zero-emissie van de auto's van het rijkswagenpark is gestegen van – hou je vast – 2,0% in 2018 tot 19,1% in 2022. Wauw, daar zullen ze op de Noordpool en in China reuzeblij mee zijn! Dat zijn de prioriteiten van de Nederlandse overheid.
Bij mij in Amsterdam zie ik elke dag wel een rat over straat lopen. Huisvuil slingert rond, dienstverlening loopt terug, openbaar vervoer wordt afgeschaald. In Nederland is een kwart van de 15-jarigen functioneel analfabeet, om maar een paar zaken te noemen. We krijgen dus minder waar voor ons geld. Deelt de Minister deze observatie: een steeds grotere overheid, steeds meer ambtenaren, en steeds minder dienstverlening door de overheid?
Ondertussen zien we dat gemeenten onder deze Minister zijn gereduceerd tot uitvoeringsorganisaties. Het huis van Thorbecke kent nu een roltrap. De spreidingswet voor asielzoekers legt gemeenten gewoon op: meewerken, or else het mes op de keel! Het is een einde aan de gemeentelijke autonomie. In Bloemendaal zien we die kakkineuze D66'ers en VVD'ers in opstand komen tegen hun eigen idealen. Ja, vrienden, jullie hebben er zelf voor gekozen. Mijn vraag is: moeten gemeenten die autochtonen discrimineren, geld blijven krijgen uit het Gemeentefonds? Ik doel op de linkse apartheidsgemeenten als Amsterdam en Utrecht, die respectievelijk 30% en 20% van de hogere functies reserveren voor allochtonen. Het gaat daarbij ook om ras. Ooit zei Roger van Boxtel: quota zijn voor vissen. Maar die zijn er nu blijkbaar ook voor autochtonen en allochtonen.
In Zuid-Afrika kun je zien hoe die rassenwetten uitpakken. Het zijn er 125, om precies te zijn. Daar is de dienstverlening van de overheid helemaal tot stilstand gekomen en zitten de mensen bijvoorbeeld acht uur lang in het donker. De plantsoenen zijn overwoekerd en de politie functioneert niet meer. Alles is daar een grote bende, maar wel een afspiegeling van de bevolking. Dat is blijkbaar waar deze Minister naartoe wil. Donderdag pleitte ze ervoor dat de Nederlandse ambtenarij een afspiegeling moet zijn van de bevolking. Ik zou zeggen: Minister, ga deze zomer naar Zuid-Afrika en kijk daar eens hoe uw eigen idealen uitpakken. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de tweet van Minister De Jonge over de column in De Telegraaf, maar die laat ik vandaag maar even achterwege.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Dat is dan een soort cliffhanger, meneer Bosma. Er is toch een interruptie van mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik dacht: ik ga het toch even proberen. Die laatste opmerking – ik bedoel niet de opmerking over de tweet, maar die daarvoor – namelijk dat de ambtenaren een afspiegeling van de bevolking zouden moeten zijn. Waarom vindt de heer Bosma dat niet oké?
De heer Martin Bosma (PVV):
Omdat het ons om te beginnen natuurlijk doet denken aan de eerste anti-joodse maatregelen in nazi-Duitsland. De nationaalsocialisten zeiden toen al dat de ambtenarij ook een afspiegeling moet zijn. Ik doel op het Gesetz gegen die Überfüllung deutscher Schulen und Hochschulen. Dat is levensgevaarlijk. Daar begint veel ellende mee. En we moeten dat niet willen omdat we toegaan naar Zuid-Afrika, als we niet uitkijken. Daar zijn nu de meest rabiate rassenwetten uitgerold. Daarbij moet alles maar een afspiegeling zijn van de totale bevolking. Daar zijn staatjes per provincie en beroepsgroep over hoe rassen ...
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, ik wil even een persoonlijk feit maken. Ik denk dat de heer Bosma het zo niet bedoelt, maar ik wil toch duidelijk hebben dat de heer Bosma niet zegt dat het beleid van de Nederlandse regering of deze Minister nazi-Duitsland achternagaat.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, nee, nee, nee, nee.
Minister Bruins Slot:
Even voor de duidelijkheid. Ik weet dat meneer Bosma daar altijd de nuance in zoekt, maar ik dacht: ik maak hier toch even een opmerking over.
De voorzitter:
Heel goed dat u dat zegt, Minister. Meneer Bosma, u kunt hier even op reflecteren.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, ik reageer er heel graag op.
De voorzitter:
En vervolgens kunt u verder met de reactie op de vraag van mevrouw Dekker-Abdulaziz.
De heer Martin Bosma (PVV):
Want dat zeg ik zeker niet. Maar we moeten ons wel bewust zijn van de gevaren, van hoe dit soort dingen kan uitpakken. Als je als overheid mensen dus gaat indelen in dit soort rare categorieën, dan open je de doos van Pandora. We zien dat nu in Zuid-Afrika, dat 125 rassenwetten heeft, waardoor alles een afspiegeling moet zijn van de bevolking en de dienstverlening van de overheid totaal implodeert. Daarom moeten we dat absoluut niet doen.
De voorzitter:
Mevrouw Dekker, wilt u daar nog op reageren?
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik ben het er niet mee eens. Dit beleid is natuurlijk ook vanuit het idee van kansengelijkheid gecreëerd. Allereerst werd er naar de positie van vrouwen gekeken, omdat de topmanagers in eerste instantie alleen maar mannen waren. Dat wilde ik in ieder geval zeggen. Ik heb geen vragen.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Simons namens de VVD-fractie.
De heer Chris Simons (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst ook dank aan de rapporteur. Het is namelijk puik werk. Een aantal van mijn vragen kon ik daardoor gewoon doorstrepen in de voorbereiding. We zien hierbij namelijk ook heel veel raakvlakken met een aantal andere overleggen die we gehad hebben.
Toch zijn er nog een aantal punten waar ik de nadruk op wil leggen. Eén daarvan is de relatie tussen het ministerie, de overheidsorganisaties en de inwoners. BZK heeft de Informatiepunten Digitale Overheid geïnitieerd in de bibliotheken. Dat is heel goed, want er zijn meer dan 4 miljoen Nederlanders die niet mee kunnen doen. Laten we eerlijk zijn: als we naar sommige invulformulieren van instanties kijken, dan zien we dat het zelfs voor ons af en toe heel moeilijk is om die in te kunnen invullen. Maar in de nota staat heel duidelijk dat de aansluiting tussen die informatiepunten en de diverse ministeries en uitvoeringsorganisaties onder druk staat. De Rekenkamer refereert daar ook aan. Het is dus niet zeker of die aansluiting wel goed is. Misschien valt dit onder de Staatssecretaris, maar zou de Minister hierop kunnen reflecteren?
Wij zien ook dat er een aantal punten aan het schuren zijn binnen het ministerie. Mevrouw Dekker gaf dat als rapporteur ook heel duidelijk aan. We hebben uitgebreid gesproken over de ICT, dus daar zal ik verder niet op terugkomen. We zien bij BZK echter heel duidelijk een externe inhuur van 21%. Mijn vraag aan de Minister is of de kwetsbaarheid van het ministerie in beeld komt als 21% van de loonsom uit externe inhuur bestaat. Mogelijk moeten we dat doen door projecten, maar 21% is wel behoorlijk.
Dan mijn laatste opmerking. Die gaat over het Gemeentefonds. De Rekenkamer heeft fantastische constateringen over het Gemeentefonds en het Provinciefonds, maar ik zie duidelijk dat er nu onrust ontstaat bij de gemeenten. Die onrust heeft te maken met de financieringssystematiek, waar onderzoek naar wordt gedaan. Dat begrijp ik, want dat moet ook gebeuren, maar vooral de gemeenten hebben een andere begrotingssystematiek. Die begrotingssystematiek gaat hen parten spelen in de nabije toekomt. Is de Minister bereid om te kijken hoe zij gemeenten zou kunnen helpen in de nabije toekomst, bijvoorbeeld door middel van een begrotingsrichtlijn, door iets te doen aan de wendbaarheid van gemeenten zodat zij incidentele middelen tijdelijk structureel kunnen inzetten of door in overleg met de toezichthouder, de provincie, te kijken op welke manier hier de komende jaren mee omgegaan kan worden voordat de nieuwe begrotingssystematiek voor gemeenten uitgekristalliseerd is?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Simons. U heeft een interruptie van de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Die nieuwe financieringssystematiek komt natuurlijk uit het coalitieakkoord. Daarin wordt erover gesproken, maar het wordt er eigenlijk nauwelijks in toegelicht.
Nu pakt het echter zo uit dat de lagere overheden – ik heb het dan over de provincies en de gemeenten – zeggen: we gaan toe naar een tekort van 3,6 miljard. Dat is nogal wat voor heel veel van die gemeenten. Komt alles wat gebeurt niet gewoon rechtstreeks voort uit wat onder andere de VVD heeft afgesproken om dit kabinet te vormen?
De heer Chris Simons (VVD):
Via het coalitieakkoord is bereikt dat gemeenten extra geld krijgen. Dat is heel goed. Gemeenten stonden namelijk onder druk. Een aantal provincies zeiden toen dat zij het toezicht op gemeenten anders gingen inrichten of zelfs niet gingen uitvoeren. Bij de coalitie hebben de vier partijen daar actie op ondernomen. Door middel van een onderzoek gaat heel duidelijk naar de systematiek gekeken worden. Alleen, de systematiek van het Rijk bij begrotingen is anders dan die van gemeenten. Bij gemeenten loopt het extra geld er na de kabinetsperiode van vier jaar uit. In de Voorjaarsnota is daar een miljard voor gerepareerd. We moeten structureel kijken naar de gemeenten. Dat geldt zeker voor de taken die zij uitvoeren.
De voorzitter:
Eerst de heer Bosma en daarna mevrouw Dekker.
De heer Martin Bosma (PVV):
Maar waar is het nou precies misgegaan? De nieuwe financieringssystematiek die in het coalitieakkoord stond, klonk namelijk heel mooi. Die werd echter nauwelijks toegelicht. Die leek een stuk rechtvaardiger te zijn, maar die pakt nu heel negatief uit voor de gemeenten. Waar is het nou misgegaan? Was er bij het opstellen van het coalitieakkoord al de gedachte: dit betekent dat de gemeenten er flink op achteruitgaan? Of is dat onderweg ineens gebeurd? Kan de heer Simons uitleggen waar die 3,6 miljard ineens vandaan komt?
De heer Chris Simons (VVD):
Dat gat komt heel duidelijk vanuit twee punten. Ten eerste. Het wegvallen van de extra middelen na het coalitieakkoord. Die zijn er namelijk voor vier jaar in gezet. Ten tweede. De opschalingskorting geldt nog steeds. Die korting is daar een onderdeel van. Ten derde. De systematiek ging eerst trap op, trap af. Daar is nu van afgestapt. Daar hoort een andere systematiek bij. Het doel daarvan is – dat is het belangrijkste, denk ik, voor onze medeoverheden – dat we werken aan een stabiele begrotingsstructuur, bij gemeenten, maar ook bij provincies.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik had in eerste instantie een andere interruptie, maar dit triggert mij toch om de VVD een vraag te stellen. Ik hoor de heer Simons namelijk spreken over de financieringssystematiek. Wij hebben vorig jaar verschillende moties ingediend met betrekking tot het ontwikkelen van een financieringssystematiek waarbij het eigen belastinggebied ook in overweging wordt genomen; dat staat ook in het coalitieakkoord. Is de heer Simons het met mij eens dat dat belangrijk is voor een stabiele financiering van gemeenten, ook voor de lange termijn?
De heer Chris Simons (VVD):
Een eigen belastinggebied is natuurlijk altijd een mogelijkheid en ook een discussie, dus dat wordt meegenomen in de nieuwe financieringssystematiek en het onderzoek dat daarnaar plaatsvindt. Dat is verstandig. Hier moeten we wel prudent mee omgaan, want we kunnen onze inwoners niet blijven belasten met allerlei extra belastingen. We moeten ook naar onze eigen organisaties en ons eigen handelen kijken. Als er een eigen belastinggebied komt, dan moet dat ergens anders weer vanaf gehaald worden.
De voorzitter:
Duidelijk.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Tot slot. Fijn dat ik van de VVD hoor dat een eigen belastinggebied niet per se een heel slecht idee is, want daar vinden we elkaar wel. Tegelijkertijd hoeft een eigen belastinggebied natuurlijk niet lastenverhogend te zijn. Je kan denken aan leegstandbelasting. Daar hebben de inwoners niet per se last van. Ik hoop dus dat de VVD dit in de toekomst echt serieus in overweging neemt, want dit lijkt mij een uitweg.
De voorzitter:
De vraag is of u het serieus in overweging neemt, meneer Simons. «Zonder meer», wordt er gezegd. Dat werd niet in de microfoon gedaan, dus ik herhaal het nog maar eventjes. Ik geef het woord aan mevrouw Dekker-Abdulaziz voor de inbreng namens de D66-fractie.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank, voorzitter. Vandaag blikken we terug op 2022. De hoofdvraag die ik vandaag wil stellen, is er een die op al deze terreinen van toepassing is en eigenlijk op ... O, er gaat iets mis op mijn tablet. Nou ja, ik begin gewoon maar met een vraag die ik ook eerder als rapporteur heb gesteld: kunnen we eigenlijk wel goed evalueren als vooraf onduidelijk is wat de doelstellingen zijn? Dat heb ik ook als rapporteur gevraagd. Ik benoem het ook in mijn inbreng. Het ontbreekt in de begroting en het jaarverslag te vaak aan concrete doelstellingen en aan een koppeling tussen uitgaven en doelstellingen – ik weet dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken hier helaas niet alleen in staat – terwijl het wél kan. In de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vind je een overzicht met indicatoren per begrotingsartikel, inclusief streefwaarden. Er is zelfs een website waar mensen dit ook kunnen controleren. Als we zulke concrete doelstellingen met zeer specifieke streefcijfers hebben voor beleid dat aan de andere kant van de wereld wordt uitgevoerd, vaak door ngo's, dan moeten we dat toch ook kunnen voor ons eigen beleid hier in Nederland? Zijn de Ministers bereid in de volgende begroting duidelijke doelstellingen en streefcijfers op te nemen, zodat we bij het volgende jaarverslag scherper inzichtelijk hebben of we op koers liggen?
Voorzitter. Ik hoop dat de Ministers dit voor de gehele begroting zullen doorvoeren en er wellicht zelfs een rijksbrede missie van zullen maken, maar voor nu wil ik in ieder geval op een aantal terreinen een voorzet doen, allereerst op het gebied van openbaar bestuur en democratie. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het vertrouwen in verschillende instituties, waaronder de politiek, in 2022 is gedaald tot onder het precoronaniveau. Het gebrek aan vertrouwen in de instituties van onze democratische rechtsstaat heeft een directe impact op het functioneren van deze instituties. Als we serieus werk willen maken van het herstellen van vertrouwen, moeten we ook ambitieuze streefcijfers durven stellen. Is de Minister van BZK bereid in de volgende begroting een streefcijfer te formuleren voor het vertrouwen in instituties?
Voorzitter. Dan ga ik naar het Gemeentefonds. We zien in dit jaarverslag bijvoorbeeld ook weer 5 miljard erbij in het Gemeentefonds. Maar als ik met onze raadsleden en wethouders spreek over hun begroting, dan lijkt het alsof de Minister een andere taal spreekt. Daarom vraag ik aan de Minister of zij vindt dat ze voldoende op koers ligt wat betreft het doel uit de hoofdlijnenagenda om te werken aan een stabiele en toekomstbestendige financiering van de medeoverheden. Heeft zij het beeld dat gemeenten er hetzelfde naar kijken? In 2022 bracht mevrouw Lazeroms als onafhankelijk procesbegeleider haar advies uit. Heeft de Minister de aanbevelingen van mevrouw Lazeroms eigenlijk integraal overgenomen? Hoe verloopt het gezamenlijk gesprek over taken en middelen nu? Deze zorgen heb ik al eerder gedeeld en tot uiting gebracht in bijvoorbeeld moties met collega Romke de Jong. Wanneer mogen wij uitvoering van deze moties verwachten?
Tot slot, voorzitter, heb ik namens mijn collega Boulakjar nog twee punten. Ten eerste de SVOH-subsidie. Die is bedoeld om particuliere verhuurders te helpen bij verduurzaming en onderhoud. Nu blijkt uit het jaarverslag dat die pot grotendeels gevuld is gebleven omdat er voor de verhuurders geen stimulans is hier gebruik van te maken. Hoe gaat de Minister voor VRO ervoor zorgen dat deze middelen daadwerkelijk gaan bijdragen aan het verduurzamen van woningen? Moeten hiervoor niet ook duidelijk geformuleerde doelstellingen met bijbehorende bedragen geformuleerd worden?
Daarnaast blijkt uit het verslag dat maar liefst 273 miljoen euro van de middelen voor de Woningbouwimpuls niet is uitgegeven. Dit onderschrijft het punt dat ik ook als rapporteur maakte: veel kleine gemeenten hebben niet de capaciteit om hier een beroep op te doen. Zou het niet effectiever zijn om middelen uit dit soort subsidies direct aan gemeenten beschikbaar te stellen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Dekker-Abdulaziz. Ik wou toch al kijken naar de heer Simons en de heer Bosma om te zien of ze een interruptie wilden plegen. Anders zouden we al aan het einde gekomen zijn van de eerste termijn van de Kamer. Dat is ook bijna zo, maar de heer Bosma stak al zijn vinger op. Interruptie van de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Het is nog te vroeg om de eerste termijn Kamer af te ronden, meneer de voorzitter. Ik had een vrij algemene vraag. In mijn bijdrage schetste ik een beeld van een steeds groter wordende overheid. Er komen steeds meer ambtenaren. Dat groeit en groeit. Dat geldt zowel voor ambtenaren in vaste dienst als de inhuur van consultants et cetera. Maar mijn beeld is dat de dienstverlening door de overheid op heel veel terreinen achteruitholt. Dat zie je op straat, maar ook in het onderwijs. En zo zijn meer van dat soort beelden te schetsen. Het is een heel algemeen beeld, hoor, maar herkent mevrouw Dekker wat ik schets, namelijk hogere belastingen en meer ambtenaren aan de ene kant en een teruglopende dienstverlening aan de andere kant?
De voorzitter:
Duidelijke vraag.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dat laatste herken ik wel. De beleving van de dienstverlening is de laatste jaren niet goed. Mensen vinden hun weg niet door steeds ingewikkelder wordende regelingen. Wat betreft een groter wordende overheid ben ik het eens met het eerder gemaakte punt van de externe inhuur. Die vind ik niet wenselijk omdat het meer kost. Als het nodig is dat de overheid groter wordt om haar basistaken uit te voeren, dan is dat oké, maar dan moet de dienstverlening wel op orde zijn. Daar ga ik morgen vooral een punt van maken bij DiZa.
De heer Martin Bosma (PVV):
Spannend. Daar zie ik nu al naar uit! Ik zal mijn wekker zetten. Ik stelde een hele vage en brede vraag, dus daar krijg je ook een vaag en breed antwoord op. Dat snap ik wel, maar mijn indruk is dat de dienstverlening, gewoon wat de overheid produceert ... Een kwart van de 15-jarigen is gewoon functioneel analfabeet. Dat is natuurlijk een totale ramp, maar zo zie je op heel veel plaatsen dat wat de overheid produceert, dus niet waar ze over vergadert en wat ze op papier zet, maar wat eruit komt, de outcome, terugloopt. Herkent mevrouw Dekker dat beeld of is dat mijn eigen een-op-eenbeeld?
De voorzitter:
Over de outcome gaat de vraag.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik herken in ieder geval het beeld dat burgers, mensen zoals mijn ouders, de weg niet goed kunnen vinden in de dienstverlening door de overheid, voornamelijk doordat de regelingen heel erg ingewikkeld en divers zijn. We kunnen elkaar wel erin vinden dat het beter zou zijn als we ook voor dienstverlening goede streefcijfers hebben met doelstellingen, zodat we weten wat we controleren. Anders blijft het bij casuïstiek.
De voorzitter:
Ik zie geen ogen of handen meer bewegen, dus daarmee kunnen we concluderen dat we aan het einde zijn gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De Ministers hebben ongeveer twintig minuten nodig, maar dat wordt een rare tussentijd. Dus we gaan even schorsen tot 11.00 uur. Dat moet helemaal goed komen. We beginnen om 11.00 uur met de eerste termijn van het kabinet.
De vergadering wordt van 10.37 uur tot 11.02 uur geschorst.
De voorzitter:
De bewindspersonen zijn weer teruggekomen. Dat betekent dat we zijn aanbeland bij de eerste termijn van de zijde van de bewindspersonen. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Bruins Slot.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, dank u wel. Ik zal een korte algemene introductie houden. Daarna geef ik het woord aan de heer De Jonge, de Minister voor VRO, omdat hij een beperkt aantal vragen te beantwoorden heeft. Daarna pak ik de beantwoording weer terug voor de vragen van de rapporteur en de overige vragen die de leden hebben gesteld. Ik zal dan ook aangeven welke blokjes ik heb.
Voorzitter. Het is altijd belangrijk om met elkaar terug te kijken, in dit geval naar het jaar 2022. Zoals we in oktober altijd stilstaan bij de begroting, de nieuwe plannen en voornemens, is het van belang om naderhand aandacht te hebben voor de verantwoording van ons beleid. In dit kader wil ik graag onze dank en waardering uitspreken richting de Algemene Rekenkamer voor de jaarlijkse beoordeling op het gebied van de bedrijfsvoering, de financiële informatie en de totstandkoming van de beleids- en bedrijfsvoeringsinformatie.
Voorzitter. We zijn 2022 begonnen met het debat over de hoofdlijnenbrief, die in het teken stond van het verbeteren, versterken en beschermen van onze democratische rechtsstaat. Afgelopen jaar, zo laat de verantwoording zien, zijn de nodige stappen en resultaten behaald. Denk aan de verbeterde wetgeving voor de bescherming van klokkenluiders. Denk aan de actieagenda Sterk Bestuur, waarmee de positie van de decentrale overheden wordt versterkt, zodat het binnenlands bestuur ook in staat is om invulling te geven aan de grote opgaven waar onze samenleving voor staat. Maar we bouwen ook in de regiodeals voort op de gedrevenheid, daadkracht en deskundigheid van mensen in de regio zelf, om regionale uitdagingen van oplossingen te voorzien die bij de regio passen. Afgelopen jaar is bijna 300 miljoen in veertien regio's terechtgekomen. Ook heeft de grootste grondwetherziening sinds 1983 plaatsgevonden omdat de Kamer een initiatiefwet heeft aangenomen om handicap en seksuele gerichtheid aan artikel 1 van de Grondwet toe te voegen. Daarnaast is ook het eerste Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme tot stand gekomen. Dit is een kleine samenvatting van wat er in 2022 is gebeurd.
Natuurlijk is er ook veel gebeurd op het terrein van de Minister voor VRO, die ik daarom nu graag het woord wil geven voor de beantwoording van de vragen die aan hem gesteld zijn.
De voorzitter:
Minister De Jonge.
Minister De Jonge:
Een heel soepel bruggetje, mag ik wel zeggen, voorzitter. Ik spring natuurlijk meteen in de houding als «de Minister van» me daartoe instrueert. Er zijn slechts een viertal vragen – een beetje teleurstellend – op mijn domein, die ik uiteraard rap zal proberen te beantwoorden.
Allereerst de eerste vraag van de rapporteur, namelijk of het niet te veel aan meetbare doelen ontbreekt. Die observatie deel ik eigenlijk wel. Dat heeft er ook mee te maken dat het niet zo te doen gebruikelijk is in rijksbegrotingen, maar ook niet in jaarverslagen, terwijl ik juist wel gewend ben om op die manier te werken. Ik ben gewend om te werken met meetbare doelen, met monitoring en verantwoording. Dat ziet u ook in de zes programma's die samen het beleidsdomein van de volkshuisvesting bestrijken. Daar ziet u kwantificeerbare doelen met afrekenbare indicatoren en met vervolgens ook een heel programma aan monitoring en verantwoording. We hebben dat nu vormgegeven op het niveau van de beleidsprogramma's, maar we zouden dat natuurlijk net zo goed vorm kunnen geven op het niveau van de begroting.
Ik denk dat wij er verstandig aan doen u toe te zeggen dat ik onderweg naar de begroting voor 2024, die we in het najaar maken, kijk of het mogelijk is om de doelen uit de programma's zo veel mogelijk op het niveau van de begroting te tillen, opdat ook het jaarverslag weer een antwoord kan zijn op de mate waarin we die doelen hebben bereikt. Overigens niet getreurd, want we hebben per programma tweemaal per jaar een voortgangsrapportage voor de Kamer. Deze maand doe ik op alle programma's een individuele voortgangsrapportage en in november komt de Staat van de Volkshuisvesting, waarin naar hartenlust alle getalsmatige weergaven van de beleidsmatige voortgang is terug te lezen. De Kamer wordt dus wel degelijk adequaat op de hoogte gesteld, alleen zou dat natuurlijk ook in de begroting en het jaarverslag kunnen. Ik wil kijken wat ik op dat punt voor elkaar zou kunnen boksen. Het resultaat daarvan treft u aan in de begroting voor 2024.
Dan de reeks aan regelingen: de WBI, het Volkshuisvestingsfonds, de flexpoolregeling et cetera. U had eigenlijk een heel indrukwekkende bloemlezing. Ik zat eigenlijk ademloos te luisteren naar m'n eigen beleid. Ik dacht: tjongejongejonge, die gemeenten worden toch eventjes ondersteund bij hun taak; echt indrukwekkend! Maar u bedoelde er eigenlijk iets anders mee, denk ik. U bedoelde vooral te zeggen: is het niet wat veel en zou er niet iets van orde, rust en regelmaat in kunnen worden aangebracht? Nou, u gelooft vast en zeker van mij dat alle regelingen ook weer een eigen ontstaansgeschiedenis hebben en een eigen reden waarom ze zijn gestart.
Ik denk dat het niet onwaar is wat u zei. U zei dat niet als rapporteur maar namens de D66-fractie. Ik bedoel dat het echt zo is dat de onderuitputting uit bijvoorbeeld die WBI ook als achtergrond heeft, naast het feit dat soms de projecten gewoon niet goed waren, dat het wel heel veel is wat die gemeenten voor elkaar moeten boksen. Dus daarvoor heb ik de oplossing dat wij, als wij het loket opendoen voor de Woningbouwimpuls, bij de gemeenten checken of ze het aankunnen op dat moment en of ze voldoende mogelijkheid hebben om een aanvraag te kunnen doen. We helpen en ondersteunen soms ook bij die aanvraag. We stemmen het bijvoorbeeld nu af met de startbouwsubsidie zoals we die nu bekendmaken. De volgende tranche van de WBI doen we echt na afronding van die startbouwsubsidie, omdat gemeenten anders te weinig manschappen hebben. En we kijken in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid of we ook kunnen werken met een integrale SPUK, dus een integrale uitkering. Als er veel financieringsstromen landen in een en dezelfde wijk, bekijken we of we daar een integrale uitkering en dus ook een integrale aanvraag en integrale verantwoording van kunnen maken. Dat zijn we aan het ontwerpen in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Als dat heel goed werkt, zou dat wellicht ook voor een bredere toepassing geschikt kunnen zijn. Daarnaast hebben we – dat is weliswaar een van die regelingen – die flexpoolregeling, die gemeenten helpt aan extra ambtenaren op het domein van de volkshuisvesting.
Dan heb ik nog één vraag. Dat is de vraag van mevrouw Dekker over het benutten van de SVOH. Dat is een subsidie die we hebben opengesteld voor particuliere verhuurders. We hebben namelijk afspraken gemaakt met alle verhuurders. Daar waar de corporaties daar wel financiële mogelijkheden voor hebben gekregen, namelijk met de afschaffing van de verhuurderheffing, hebben de particuliere verhuurders dat eigenlijk niet, terwijl er een hoop op hen afkomt. 2029 is het jaar waarin ze daadwerkelijk geen E-, F- en G-labels meer mogen verhuren. We hebben daarnaast vanaf 2024 financiële prikkels ingebouwd waardoor je minder huur mag vragen voor E-, F- en G-labels. Dus er is verhuurders nogal wat aan gelegen, zou je denken, om ervoor te zorgen dat ze hun woningvoorraad up-to-date brengen. Om daarbij te helpen, hebben we die regeling opengezet. Ik denk dat die prikkels ertoe gaan leiden dat die regeling wel degelijk meer gebruikt gaat worden de komende periode. Dat is één. Het tweede is dat we er misschien ook nog meer bekendheid aan moeten geven. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat particuliere verhuurders niet zouden zitten te wachten op deze vorm van ondersteuning in de versnelling van de verduurzaming. Dus zo zijn we ermee aan de slag, met de prikkels aan de ene kant en de voorlichting aan de andere kant.
De voorzitter:
Mevrouw Dekker-Abdulaziz heeft een interruptie.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank aan de Minister voor de antwoorden. Die prikkels waren er natuurlijk in 2022 ook. Toen heeft men er ook geen gebruik van gemaakt. Het klinkt inderdaad wel alsof je nu wel aan de bak moet als je ze niet meer mag verhuren in 2029, maar heeft de Minister er dan een verklaring voor waarom er toch nog steeds geen gebruik van is gemaakt?
Minister De Jonge:
Nou, die prikkels zijn wel aangescherpt in het afgelopen jaar. 2029 komt uit het klimaatpakket van Rob Jetten, waar de heer Bosma zo enthousiast op reflecteerde zojuist. Dus dat is 2029. Het WWS, het woningwaarderingsstelsel, heb ik wel aangekondigd in brieven, maar gaat pas net na de zomer naar de Kamer. Dat zal pas daadwerkelijk worden geëffectueerd per januari 2024, als het de Kamers behaagt. Dus ik denk dat die prikkels nog scherpen op het netvlies van de particuliere verhuurder zullen komen te staan. Dat is één. Het tweede is dat het ook echt wel zo zou kunnen zijn dat wij meer moeten doen aan voorlichting. Dus dat gaan we ook oppakken. Beide zullen we doen.
De voorzitter:
Goed. Dat waren de antwoorden op de vier gestelde vragen, waar onder andere een toezegging in zat over de meetbare doelen in de begroting 2024. Dat kan de Kamerleden zomaar helpen om geen motie in te dienen, zo kan ik me voorstellen. Ik kijk even specifiek naar de drie Kamerleden: hebben ze op het gebied van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening nog vragen te stellen? Ik zie dat er heel veel nee wordt geschud. O, er is toch nog iets van mevrouw Dekker-Abdulaziz. En misschien komt er meer; we weten het niet. Mevrouw Dekker.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik had een vraag over de Woningbouwimpuls en de 273 miljoen die niet uitgegeven is. Misschien heb ik het antwoord gemist; het kan zijn dat het zat gegoten in een voor mij onbekende afkorting.
Minister De Jonge:
De vraag over de Woningbouwimpuls (WBI) en de 273 miljoen heb ik wat algemener beantwoord. Er was voor 2022 in totaal 300 miljoen beschikbaar. 108 miljoen is aan de WBI besteed. Het overige budget bestond uit een reservering van 60 miljoen die was opgenomen voor de Merwedekanaalzone naar aanleiding van een BO MIRT met Utrecht. Dat budget is inmiddels overgemaakt aan IenW, dat het zal besteden aan het onderzoek naar de ov-verbinding daar. Het resterende budget is onder andere besteed aan drie amendementen uit het WGO van 2022; dat was in totaal 60 miljoen. Verder is 55 miljoen besteed aan grootschalige woningbouwgebieden, onder andere in Arnhem en de Binckhorst hier in Den Haag. Voor de overige middelen geldt een eindejaarsmarge van 100%, dus die zijn doorgeschoven naar 2023. Kortom, de resterende middelen zijn besteed aan andere projecten op het gebied van woningbouw. Hiervoor geldt daarnaast het meer algemene antwoord van eerder: de grote hoeveelheid regelingen en de korte tijd die er soms voor gemeenten beschikbaar is om een aanvraag te kunnen indienen, omdat je die middelen zo snel mogelijk wilt besteden, zijn mede debet aan de onderuitputting. Daarom stemmen we dit jaar heel goed met gemeenten af wanneer ze de mensen beschikbaar hebben voor het indienen van een goede aanvraag. Zodoende timen we de volgende tranche van de WBI na de startbouwsubsidie, die op dit moment loopt.
De voorzitter:
Dank u wel. De WBI is dus de Woningbouwimpuls. Er zaten nog wel meer afkortingen in het antwoord van meneer De Jonge.
Minister De Jonge:
Excuus daarvoor.
De voorzitter:
De meeste zijn wel bekend. Dank voor uw antwoord. Verder is het nu wel klaar, denk ik.
Minister De Jonge:
De reflectie op tweets over columns doen we dan gewoon in een ander debat. Dat kan.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik app wel even!
De voorzitter:
De tweets worden buiten het debat geplaatst. Heel goed. Dan is het aan de heer De Jonge: u mag uiteraard gewoon netjes tot het einde blijven zitten, maar het is ook ...
Minister De Jonge:
Heeft u liever dat ik hier aanwezig ben of dat ik woningen ga bouwen? Het is een van die twee. Woningen bouwen? Dan gaan we dat doen. Dank u wel.
De voorzitter:
Tot ziens, Minister De Jonge. Minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken blijft uiteraard de rest van het debat aanwezig. Zij reageert op de inbreng van de rapporteur van de commissie voor Binnenlandse Zaken en op alle vragen die net aan haar gesteld zijn.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter, dank u wel. Ik zal starten met de vragen van de rapporteur. Daarna zal ik ingaan op de externe inhuur, de dienstverlening en de financieringssystematiek, in die volgorde. Ik bedacht me nog wel dat er morgen volgens mij een uitgebreid debat is over het jaarverslag van Digitale Zaken. Ik heb begrepen dat daar waarschijnlijk ook breed zal worden gesproken over de Informatiepunten Digitale Overheid. Dat is een onderwerp voor de Staatssecretaris, dus mijn vraag aan de heer Simons is of hij ermee akkoord is dat ik de vraag doorgeleid naar de Staatssecretaris. Er zitten meerdere aspecten aan dat onderwerp. Dan kan het daar in brede zin verder besproken worden. Ik vraag even of de heer Simons daarmee instemt.
De voorzitter:
Meneer Simons, bent u het daarmee eens?
De heer Chris Simons (VVD):
Akkoord.
De voorzitter:
Hij is het ermee eens.
Minister Bruins Slot:
Dank u wel.
Dan begin ik met de vragen die de rapporteur heeft gesteld. Dank aan de rapporteur voor het door haar verrichte werk. Wat betreft goede instrumenten van de Kamer is het rapporteurschap altijd van toegevoegde waarde, omdat je namens verschillende leden nog dieper in de materie kan duiken, in plaats van dat elk lid dat apart moet doen.
Waarom hebben we meerdere keren een beroep gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet? Onderschrijft u ook een terughoudende omgang met incidentele suppletoire begrotingen en de Comptabiliteitswet? Het klopt inderdaad dat er bij vijf begrotingshoofdstukken een beroep is gedaan op artikel 2.27, tweede lid Comptabiliteitswet. Dat gebeurde voor het bevorderen van de ventilatie in scholen, het bestrijden van energiearmoede via de gemeente in verband met de problematiek die ontstond als gevolg van de gestegen energieprijzen, de huisvestingsproblematiek van Oekraïense ontheemden en andere aandachtsgroepen, flexpools waarmee flexibele capaciteit regionaal ingezet kan worden voor het versnellen van woningbouw en herstructurering in verband met acute huisvestingsproblematiek, en de realisatie van flexwoningen in algemene zin. Met deze onderwerpen kon, mede gezien de urgentie als gevolg van de gestegen inflatie, de oorlog in Oekraïne en een aantal andere ontwikkelingen, niet worden gewacht met de uitvoering. Daarom heb ik besloten om toch een beroep te doen op artikel 2.27, tweede lid. Ik ben het ermee eens dat je dit echt tot een minimum moet beperken, want het heeft natuurlijk gewoon de voorkeur om het op de staande manier te doen. Ik heb voor het Gemeentefonds zelf geen beroep gedaan op artikel 2.27, tweede lid Comptabiliteitswet. Wel heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat gedaan, bijvoorbeeld als het ging om de energietoeslag voor lage inkomens. Ik onderschrijf, net als de rapporteur, dat incidentele suppletoire begrotingen en de Comptabiliteitswet terughoudend moeten worden ingezet. Ik zal komend jaar mijn best doen om het beroep daarop tot een minimum te beperken. Ik heb de bredere discussie daarover in de Kamer natuurlijk gevolgd. Het is van belang om zo veel mogelijk het staande begrotingsbeleid te volgen.
Wat is de reden van de hoge incidentele onderuitputting? Een deel van het bedrag is bij de Najaarsnota al afgeboekt. Dat ging om 300 miljoen. Dat is meegenomen naar 2023. Dat geld is niet weg. Dat geld wordt dit jaar uitgegeven. Het gaat onder andere om de personele inzet bij veiligheidsregio's voor crisisnoodopvang. Het gaat om flexwoningen. Het gaat ook om de fysieke herplaatsingsgaranties. Dat gaat om een bedrag van 120 miljoen, waar de Minister voor VRO over gaat. Dat wordt ook in 2023 uitgegeven, omdat toen het beleid nog niet gereed was. 160 miljoen is het kwijtschelden van publieke schulden. Dit zijn schulden van gedupeerden van de toeslagenaffaire bij publieke instanties. Bij gemeenten kunnen aanvragen worden ingediend om deze kwijt te schelden. In 2022 is dat dus niet voltooid. In 2023 is het geld dus doorgeschoven, zodat dat dit jaar kan gebeuren. Verder zat er bij woningbouw een onderuitputting van ongeveer 320 miljoen, maar daar is de Minister voor VRO zonet op ingegaan. De uitgaven bij de huurtoeslag vielen ook lager uit. Dit komt deels omdat er lagere voorschotten zijn verstrekt doordat in 2022 minder aanvragers instroomden voor de huurtoeslag dan verwacht en deels omdat de nabetalingen lager uitvielen. Waar het gaat om de onderuitputting zat het overgrote deel op het beleid van de Minister voor VRO.
Dan begrotingsbeheer. Dat is een terecht punt van de rapporteur: hoe voorkom je fouten? In 2022 is er een plan van aanpak opgesteld om het begrotingsbeheer te verbeteren. Om fouten in het begrotingsbeheer te voorkomen, is op belangrijke momenten van het begrotingsproces aandacht gevraagd voor het tijdig inzichtelijk maken en vastleggen van de verplichtingen. Er zijn ook extra controles op de verplichtingen geweest. Die maatregelen hebben er in ieder geval voor gezorgd dat een aantal potentiële onrechtmatigheden in 2022 niet hebben opgetreden. Het klopt echter wat de rapporteur zegt: er hebben in 2022 alsnog overschrijdingen plaatsgevonden. Dat was voornamelijk bij de uitvoeringsorganisaties. Er blijken nu voor 2023 ook aanvullende maatregelen nodig te zijn. Alles is er natuurlijk op gericht om te voorkomen dat dit punt weer terugkomt in 2023.
Voorzitter. Dan de vragen over de Algemene Rekenkamer. De AIVD heeft bij de Voorjaarsnota aanvullende middelen ontvangen. Die middelen zijn ingezet voor het herstel van de verminderde operationele slagkracht van de dienst, investeringen in de gerichte innovatie naar een slagvaardige, datagedreven en technische toekomstbestendige dienst, het structureel uitbreiden van inlichtingenposities en investeringen in economische veiligheid. Het geheime jaarverslag geeft meer inzicht in de thematische realisatie van de middelen. Dat wordt op een andere plek besproken, in een andere commissie, die daar jaarlijks weer openbaar verslag van uitbrengt.
Voorzitter. Dan de uitvoering en goede uitvoerbaarheid. Bij het wetsvoorstel is doorlopende aandacht geweest voor de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel voor de diensten. Er zijn verschillende uitvoeringstoetsen uitgevoerd. Daarbij zijn ook de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden, de CTIVD en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betrokken geweest. De uitkomsten van de uitvoeringstoetsen zijn betrokken bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. We hebben ook nadrukkelijk aandacht besteed aan het IT-gebied en de bedrijfsvoering. Om die reden is er gekozen om niet kortstondig een nieuw IT-project op te stellen voor de implementatie van de tijdelijke wet, als die aangenomen wordt door de Kamer, maar dat aan te laten sluiten bij lopende IT-projecten. De behandeling vindt natuurlijk komende periode plaats. Dat geeft ons tijd om ervoor te zorgen dat we het bij de standaard IT kunnen laten aansluiten. We zullen na een jaar natuurlijk een inwerkingtredingstoets uitvoeren.
We hebben ook aandacht gehad voor regeldruk. Het advies daarover is op 13 april uitgebracht. Het Adviescollege toetsing regeldruk – ik moest even nadenken over de naam die het tegenwoordig heeft – heeft daarover ook advies uitgebracht. Het college heeft aangegeven dat de regeldrukparagraaf in de memorie van toelichting voor hen in ieder geval geen aanleiding gaf tot het plaatsen van opmerkingen.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz vroeg in haar functie van rapporteur: wat zijn de doelen van het programma Open op orde? Kan de Minister er ook voor zorgen dat die concreter worden gemaakt? Voor de verbetering van de informatiehuishouding, waar de Staatssecretaris over gaat, is het van belang om dat meetbaarder te maken en meer uit te splitsen. Dat wil ik gaan doen in het meerjarenplan voor openbaarheid en informatiehuishouding. De Kamer krijgt dat voor het nieuwe parlementaire jaar toegestuurd. In brede zin zullen we in de volgende begroting natuurlijk ook aandacht besteden aan zo concreet mogelijke doelen en resultaten. De Minister voor VRO heeft net al aangegeven dat hij op een aantal punten de programma's gaat gebruiken om die doelen in de begroting terug te laten komen.
Voorzitter. Dan kom ik op het punt van de externe inhuur. Ik begrijp het punt van de heer Simons over het externe-inhuurpercentage. Meerdere Kamerleden hadden het er vorige week ook over, maar toen ging het in bredere zin over de Rijksoverheid en nu gaat het natuurlijk specifiek over Binnenlandse Zaken. Als je als ministerie inderdaad alleen maar vertrouwt op externe inhuur, kan dat je kwetsbaar maken. Het is dus van belang dat je het gericht inzet. Je ziet in het inhuurpercentage een lichte daling ten opzichte van 2021, maar het is inderdaad gewoon nog steeds echt hoog. Het grootste deel van de externe inhuur betreft de advisering op het gebied van ICT. Dat is eigenlijk gewoon het grootste onderdeel. We sturen in de kern in het departement zelf per budgethouder op de uitvoeringsorganisatie. We monitoren de externe inhuur ook gedurende het jaar in de P&C-cyclus. Er geldt een principe van comply or explain op basis van de Roemernorm. Je moet altijd precies uitleggen wat de reden is dat je het doet.
Je ziet vooral dat er druk ligt op de uitvoeringsorganisaties, omdat daar relatief veel externe inhuur zit. Je merkt het op het gebied van ICT door de arbeidsmarktomstandigheden; als extern ingehuurde ICT'er kan je gewoon een goede boterham verdienen. De benodigde specialistische kennis voor bepaalde projecten maakt ook dat we die moeten inhuren. En je merkt het op andere terreinen, zoals Open op orde, waarin we zo'n informatiehuishouding bouwen; dat is iets anders dan het onderhouden daarvan. Je merkt het ook op het terrein van de Minister voor VRO als het gaat om de woningbouwmaatregelen. Daar zit veel specialistische kennis bij die gewoon niet standaard in de organisatie aanwezig is en die daarom extern wordt ingehuurd.
We verwachten wel dat die inhuur het komende jaar hoog zal blijven, omdat de arbeidsmarktproblematiek gewoon maakt dat het lastig is om mensen op vaste basis binnen te krijgen. Er wordt natuurlijk wel alles aan gedaan om het principe van comply or explain strikt toe te passen en om ervoor te zorgen dat we met aantrekkelijk werkgeverschap mensen binnenhalen, want het is natuurlijk het mooiste als je die mensen gewoon in de organisatie hebt zitten. De inzet is dus wel om een afvlakking van de stijging te bereiken, maar ik zie het niet binnen een jaar teruggaan naar 10%.
De voorzitter:
Op dit punt, de externe inhuur, heeft mevrouw Dekker-Abdulaziz nog een vraag.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik heb dat punt zelf niet gemaakt, maar ik was het wel eens met de heer Simons. De meeste kennis wordt ingehuurd voor IT. Ziet de Minister ook dat het veel beter zou zijn om die kennis echt in huis te hebben en daar voor de lange termijn zodanig in te investeren dat je op termijn wel terug kunt? Want het is niet zo dat het weggaat, dat je het niet meer nodig hebt.
Minister Bruins Slot:
Een van de manieren waarop we dat proberen te doen, is met een apart traineeship voor IT'ers, in de verwachting dat ze, als ze jong binnenkomen, gegrepen raken door het werk en de kansen en uitdagingen die er liggen, zodat we ze binnen kunnen houden. We proberen er dus meer aan de voorkant voor te zorgen dat we talentvolle ICT'ers binnenhalen, die we dan ook gelijk mooie opdrachten kunnen geven.
De voorzitter:
Dat ging over het rijks-IT-programma, hoor ik naast me, maar de microfoon stond niet aan. De heer Bosma heeft op dit punt ook een interruptie.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik prijs het optimisme van de Minister dat al die IT'ers die via een traineeship binnenkomen, op het departement blijven hangen. We zien, ook in alle stukken die we voor vandaag hebben gelezen, hoezeer IT en alles wat ermee samenhangt een rol spelen in beleid. We zien ook de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de toenemende krapte en de steeds hogere eisen die die mensen kunnen stellen. Dan valt er toch niet anders te vrezen dan dat dit de komende jaren alleen nog maar zal toenemen?
Minister Bruins Slot:
Dat is niet de bedoeling, maar we hebben natuurlijk niet voor niets een Staatssecretaris voor Digitalisering en Koninkrijksrelaties, die heel nadrukkelijk werk maakt van het opbouwen van meer digitaliseringskennis binnen de overheidsorganisaties. We hebben nog een hele weg te gaan, maar het is ook weer niet zo dat IT'ers niet bij de Rijksoverheid willen werken, want de uitdagingen waar de overheid mee te maken heeft en de zaken waarvoor zij zich inzet, zijn heel anders dan die bij andere organisaties of ondernemingen, waarin je vooral bezig bent met winsten en markten. Bij de overheid kun je je inzetten voor de samenleving. Je ziet dat mensen dat trekt. Maar de verwachting is inderdaad niet dat we over drie jaar zeggen: we hoeven geen IT'ers meer in te huren. Dat ben ik met de heer Bosma eens. Dat is zeker niet mijn verwachting.
De voorzitter:
Er zijn verder geen vervolgvragen. Vervolgt u uw betoog, Minister.
Minister Bruins Slot:
Wat betreft dienstverlening zie ik dat er aan de ene kant, ook als je kijkt naar de Staat van de Uitvoering, grote tevredenheid is, bijvoorbeeld over het CBR en bepaalde uitvoeringsorganisaties. Het zijn relatief goede cijfers, om het zo maar te zeggen. Maar bij complexe dienstverlening, waarbij heel veel regelingen bij elkaar komen, ontstaan er vaak uitdagingen en problemen. Dat is een van de redenen waarom de Staat van de Uitvoering over die uitvoeringsorganisaties de afgelopen periode is uitgekomen. Een drietal punten wordt nadrukkelijk aangegeven. Je moet meer doen aan gegevensuitwisseling, je moet kijken naar een vereenvoudigingsopgave en je moet van tijdens en na de rit sturen naar meer aan de voorkant sturen om de uitvoering meer centraal te stellen. Met de Minister voor APP ben ik op dit moment ook bezig met de kabinetsreactie. Ik wil proberen om die voor de zomer naar de Kamer te sturen om ervoor te zorgen dat dienstverlening, die zeker complex is, ook beter uitgevoerd kan worden. Maar overall gaat er ook gewoon heel veel goed op dat vlak.
De heer Bosma maakte vorig week ook het punt waar alle gemeenten hun geld nu eigenlijk aan uitgeven. De heer Bosma geeft heel nadrukkelijk aan dat het op een aantal punten naar iets anders zou moeten gaan en dat hij zich zorgen maakt over de manier waarop het gebeurt. Het Gemeentefonds is zo ingericht dat de middelen over de gemeenten worden verdeeld en dat daar geen voorwaarden aan gesteld worden. Het heet ook een «algemene uitkering». Het is echt aan het bestuur van een gemeente hoe dat geld wordt uitgegeven en hoe verantwoording wordt afgelegd aan de gemeenteraad. Er zijn soms wel wettelijke mogelijkheden. Wat betreft gehandicapten is er op grond van de Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte zeer zeker de mogelijkheid om voorkeursbeleid te voeren en zo structurele achterstanden weg te werken. Dat is vooral zo om ervoor te zorgen dat mensen gelijkwaardig behandeld kunnen worden. Dat is bijvoorbeeld ook het geval op het gebied van geslacht en ras, zeg ik tegen de heer Bosma. Artikel 2, lid 3 van de Algemene wet gelijke behandeling maakt dat ook mogelijk. Dat is een wet die natuurlijk breed door deze Kamer ondersteund wordt als een wet die van belang is om uit te voeren.
Voorzitter. Dan de nieuwe financieringssystematiek. Het was een mooie brug van terugkijken op het jaar 2022 naar vooruitkijken naar 2026. In het coalitieakkoord heeft het kabinet de nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden aangekondigd met als doel een stabielere financiering en meer autonomie van medeoverheden. Bij de Miljoenennota 2023, dus vorig jaar, heeft het kabinet aanvullend eenmalig 1 miljard voor gemeenten en 0,1 miljoen euro voor provincies beschikbaar gesteld ...
De voorzitter:
Ik denk dat het iets meer was dan 0,1 miljoen euro.
Minister Bruins Slot:
Ja. Het was 1 miljard voor gemeenten en 0,1 miljard voor provincies, inderdaad. U bent nog steeds scherp, voorzitter. Heel goed! Heel goed!
De heer Martin Bosma (PVV):
Complimenten, voorzitter!
De voorzitter:
Ja ja. Het is een testje.
Minister Bruins Slot:
Vooruitlopend op de nieuwe financieringssystematiek is in de huidige Voorjaarsnota opgenomen dat die 1 miljard voor de gemeenten en 0,1 miljard voor de provincies vanaf 2027 structureel beschikbaar worden. Maar er is ook een belangrijke andere stap gezet. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds worden vanaf 2027 geïndexeerd op basis van het bruto binnenlands product. Dat stijgt al jaren achter elkaar. Daar komt een gemiddelde van, waardoor gemeenten en provincies door de jaren heen precies weten hoeveel geld ze van tevoren krijgen, dus wat er extra komt en zij kunnen uitgeven. Het is bij een baten- en lastenstelsel, dat de gemeenten hebben, heel prettig om dat voor meerdere jaren, van tevoren en eerder te weten dan in de huidige systematiek. Daarin weten ze vaak pas een paar maanden van tevoren of ze minder geld krijgen of dat ze er meer geld bij krijgen. De Raad van State geeft in zijn advies ook aan dat er hiermee een stabiele, solide en duurzame financiële basis wordt geboden. Tegelijkertijd klopt het ook dat er van 2025 op 2026 een daling van de omvang van het Gemeentefonds is van circa 3 miljard. Dat is mede het gevolg van het feit dat dit kabinet voor de jaren 2022–2025 gewoon echt een heel riant accres heeft. Vanwege het beleid van dit kabinet krijgen gemeenten er over de jaren 8 tot 9 miljard bij. Dat is kabinetsgericht beleid. Het is natuurlijk nog niet bekend welk kabinet hierna komt. Dan moet dat kabinet weer beslissingen nemen over wat hun beleid wel of niet verandert in het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Daar heeft het mee te maken. Maar ik ben het eens met de leden dat taken, middelen en uitvoeringskracht met elkaar in balans zijn. Bij mij is nadrukkelijk ook bekend – ik heb daar ook gesprekken over – dat gemeenten echt zeggen dat ze hier gewoon een groot probleem mee hebben. Daarom is het belangrijk dat ik niet alleen praat met de Staatssecretaris van Financiën, maar ook met de medefondsbeheerders en de andere bewindspersonen van het kabinet, want dit gaat verder dan alleen mijn verantwoordelijkheid. We moeten echt het gesprek aangaan met de gemeenten en de provincies over taken, middelen en uitvoerbaarheid, om te zien wat er mogelijk en realistisch is.
De voorzitter:
Toch wel. Ik wou zeggen: dit is toch best wel een groot ding, waar wat hiaten in zitten. Dat was een duidelijke uitleg, Minister, maar de heer Simons heeft er wel een vraag over.
De heer Chris Simons (VVD):
Het was inderdaad een duidelijke uitleg, maar mijn vragen gingen specifiek over de systematiek. Hoe kunnen gemeenten worden geholpen voordat die wordt ingevoerd? Ik bedoel dat niet financieel. Ik bedoel hoe we gemeenten handvaten kunnen geven om «het ravijn», zoals zij het noemen – dat vind ik wel heel zwaar – een dal te laten zijn, zodat zij in ieder geval van de accountant ook goedkeurende verklaringen krijgen.
De voorzitter:
Een zachtelandingvraag, eigenlijk.
Minister Bruins Slot:
Ik vind het ook heel belangrijk om in deze periode en in het najaar dat gesprek met hen te voeren over de taken, middelen en uitvoeringskracht die met elkaar in balans zijn. Het verschil in perspectief is hier gewoon heel erg groot. Vanaf 2027 moeten gemeenten en provincies hun werk verder gewoon goed kunnen doen. Als dat meer vraagt dan we nu financieel kunnen bieden, moeten we goed met elkaar bespreken wat er dan verder nodig kan zijn. Het is van belang om dat gesprek te voeren, niet alleen met mij als medefondsbeheerder en Staatssecretaris Van Rij. Ik vind dat dat echt om een breder gesprek vraagt.
De voorzitter:
Ook op dit punt, mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank aan de Minister voor haar beantwoording. Ik had ook een vraag gesteld over hoe de huidige gesprekken verlopen. Wij hebben dit gesprek vaker gehad, ook in 2022. Toen beloofde de Minister dat ze in gesprek zou gaan met de gemeentes en anderen. Hoe verloopt dat gesprek, ook in verhouding tot de adviezen van de procesbegeleider?
De voorzitter:
Dank u wel. Minister, hoe verloopt het gesprek?
Minister Bruins Slot:
Daar zitten natuurlijk twee kanten aan. Aan de ene kant heeft de voorzitter van de VNG, in de gesprekken die ik de afgelopen periode met Staatssecretaris Van Rij heb gevoerd, heel helder en duidelijk aangegeven dat datgene wat nu in de Voorjaarsnota is neergelegd, voor hem onvoldoende financiering is. Tegelijkertijd hebben we als kabinet een brede afweging moeten maken in de Voorjaarsnota. Eigenlijk hebben we voor het eerst weer flink moeten bezuinigen op alles, behalve op Defensie, dat op het toneel blijft staan. Daarbij hebben we gekozen – dat is ook noodzakelijk – om wel te investeren in de gemeenten. Dat was dus een bewuste keuze van het kabinet. Dat betekent dat ik naar de zomer toe en na de zomer direct verder gesprekken moet voeren met gemeenten en provincies om te bezien wat er verder nodig is om ervoor te zorgen dat de taken, middelen en uitvoeringskracht met elkaar in balans zijn als dit het uitgangspunt van het kabinet is. Dit zit op dit moment in ieder geval in de Voorjaarsnota. Daarnaast gaan we nu de indexeringssystematiek op dat punt verder uitwerken. We hebben gemeenten en provincies daar verder over geïnformeerd in de meicirculaire. We zullen dat in brede zin op een aantal andere terreinen natuurlijk nog verder invullen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank voor de antwoorden. Voor de zomer gaat men weer verder in gesprek. Dat is dus nog drie of vier weken. We horen heel graag, wellicht in de zomer al, wat de uitkomsten zijn van het gesprek. Ik heb vorig jaar samen met mijn collega Romke de Jong twee moties ingediend. Die zijn ook aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering daarvan? Ik neem even een voorschot op het gesprek.
De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. De vraag is hoe het staat met de moties die zijn ingediend en aangenomen.
Minister Bruins Slot:
Dat gaat over de wettelijke verankering van de nieuwe financieringssystematiek. Die zal natuurlijk in de begrotingswet moeten worden gedaan. In de Voorjaarsnota is nu beschreven hoe dat is.
Verder heeft mevrouw Dekker-Abdulaziz nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de uitwerking van het belastinggebied. Daarover willen we het gesprek voeren met de VNG, om een aantal onderzoeken te doen naar de mogelijkheden op bepaalde vlakken. De VNG zegt daarbij wel tegen het kabinet: weet wel dat wij niet zitten te wachten op een lastenverhoging, gezien de huidige omstandigheden waarmee gemeenten te maken krijgen. Daar zit een precaire balans. Daarom vinden we het nadrukkelijk van belang om eerst samen met de VNG dat onderzoek te doen en om daarin goed samen op te trekken. Als daarover meer duidelijkheid is, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.
De voorzitter:
Dank u wel. Is dit voldoende op dit punt, mevrouw Dekker? Ja. Dan de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
De gemeenten, maar ook de provincies en de waterschappen, schermen nogal met grote bedragen, bijvoorbeeld dat ze in 2026 3,5 miljard minder te besteden hebben dan in 2025. Nou worden we natuurlijk aan allerlei kanten belobbyd en krijgen we van alles in onze inbox, maar is dat een cijfer dat de Minister herkent? Is het echt zo erg? Het klinkt nogal dramatisch.
Minister Bruins Slot:
Zoals ik net al aangaf, is het doortrekken van de 1 miljard vanaf 2027 de structurele investering die het kabinet doet. Omdat dit kabinet veel incidenteel geld aan de gemeenten doet toekomen in de jaren 2022–2025, wat te maken heeft met het Klimaatfonds en het stikstoffonds, zie je in 2026 inderdaad een daling van 3 miljard ten opzichte van 2025. Dat is het gevolg van het feit dat we, als kabinet, in deze jaren veel geld uitgeven aan de kabinetsplannen die we hebben. We hebben daarmee geen structurele gelden uitgegeven. Dat is het verschil in perspectief. We moeten hierover wel nadrukkelijk met elkaar het gesprek voeren, want gemeenten moeten hun geld goed besteden. Wat betreft bezuinigingen hebben we als kabinet een aantal keuzes in deze Voorjaarsnota moeten maken. We hebben er specifiek voor gekozen om wel extra te investeren in gemeenten, maar daar zit gewoon een gat in. Dat klopt; van 2025 tot 2026. We moeten dus ook voor de zomer dat gesprek verder voeren over die taken, middelen en de uitvoerbaarheid daarvan.
Voorzitter. Ik kom bij de streefcijfers voor vertrouwen. Het is heel goed dat mevrouw Dekker nadrukkelijk het belang van een betrouwbare overheid vooropstelt. Als je betrouwbaar bent, zorgt dat volgens mij ook voor vertrouwen van mensen. Dat is niet iets dat alleen maar voor één vlak van overheidsbeleid geldt. Volgens mij is het bij alles wat de overheid doet van belang om duidelijk te maken wat je gaat doen en niet meer te beloven dan je waar kan maken. Op het moment dat er iets misloopt, wil je dat mensen erop kunnen vertrouwen dat je je fouten herstelt en daar open over zijn. Het lijkt mij best ingewikkeld om daar een KPI op te zetten. Tegelijkertijd wil ik wel zeggen dat het vertrouwen in de politie en de rechtspraak nog steeds hoog is. Ik vind het van belang om te benadrukken dat vooral het vertrouwen in de regering en de Kamer laag is.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Om nou daarmee af te sluiten. Je hoopt op een mooie afsluiting, maar «het vertrouwen in het kabinet en de Kamer is laag». Daar moeten we het dan mee doen. Maar daar laten we het niet bij, want mevrouw Dekker heeft hier toch een vraag over. Mevrouw Dekker.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Ik ga proberen om het toch wat mooier te maken. Want ik hou wel van cijfers. Ik snap ook wel dat hierop een KPI zetten best ingewikkeld is. Tegelijkertijd is het zo dat het bij het CBS wel altijd lukt om vertrouwen in instituties cijfermatig te brengen. Die zijn helemaal van de cijfers natuurlijk. Wil de Minister toch nog een poging doen om het te proberen? Als het niet lukt, dan ontvangen we graag een kladje daarover. Maar misschien lukt het toch wel om iets tastbaarder te kunnen testen.
Minister Bruins Slot:
Dat is er wel. Een van de laatste rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau over sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen beschrijft dat de Minister van Binnenlandse Zaken over drie lijnen werkt aan een betrouwbare overheid. Zij concluderen zelf over het werken aan die betrouwbare overheid dat je meer vertrouwen krijgt als de Minister het goed doet. Zo staat het er niet letterlijk, maar zo heb ik het wel gelezen. Dat doe ik langs de lijnen die ik als Minister heb, namelijk goede wetgeving, waarbij je zaken kunt repareren op het moment dat het niet goed gaat. Ik noem de wijzigingen van de Algemene wet bestuursrecht, maar ook de zaken die we doen op het gebied van het in beeld brengen van hardvochtigheden. Daarnaast noem ik nadrukkelijk het beleid op het gebied van de hardheidsclausules.
Het tweede vlak is de directe betrokkenheid van mensen bij de politiek. Zij noemen daarbij nadrukkelijk het wetsvoorstel over het uitdaagrecht dat de Kamer nog moet behandelen en het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Leijten over het correctief referendum. Zij noemen ook het voorbeeld van de voornemens die ik heb, samen met de Kamer en Minister Jetten, voor een burgerforum. Ik heb daarover ook net een brief gekregen van de Kamer.
De derde lijn is het versterken van de instituties en de waarborgen. Daarbij noemen ze ook het continue werk aan de herziening van de Grondwet en andere zaken. Het Sociaal en Cultureel Planbureau geeft daarmee in zijn analyse het volgende aan. Als wij hieraan werken en als we ervoor zorgen dat dit op een goede manier gaat, dan is hun veronderstelling – zeg ik zorgvuldig: niet feit, maar veronderstelling – dat we daarmee een goede bijdrage kunnen leveren aan een betrouwbare overheid. Dat moet een positief effect hebben op mijn terrein, op het gebied van vertrouwen van mensen.
De voorzitter:
Heel goed. Dank u wel. Dan is hiermee een einde gekomen aan de eerste termijn van het kabinet. Dank aan Minister Bruins Slot. Dan gaan we direct door naar de tweede termijn van de Kamer. Het woord is aan mevrouw Dekker-Abdulaziz.
Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan beide Ministers voor de beantwoording van mijn vragen als rapporteur en mijn vragen namens D66. Ik heb volgens mij op alles een antwoord gekregen. Ik hoop tot slot dat het vertrouwen in de overheid stijgt als we deze drie lijnen van de Minister doorzetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Bosma namens de PVV-fractie.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dank aan de Minister voor de antwoorden. Eén ding wil ik toch wel even markeren. Zij spreekt zich duidelijk uit voor voorkeursbeleid voor, en nu komt ie en dan citeer ik de Minister letterlijk, geslacht en ras. Het woord «ras» is dus nu gevallen. Dat is echt iets dat gemarkeerd moet worden. Daarmee wordt heel veel duidelijk. Het gaat niet om afkomst, het gaat niet om migratieachtergrond, het gaat niet om autochtoon, het gaat niet om allochtonen. Het gaat om voorkeursbeleid op basis van onder andere ras. Dat is ronduit schokkend.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot de heer Simons namens de VVD-fractie.
De heer Chris Simons (VVD):
Voorzitter. Dank u wel voor de beantwoording. Het was helder en duidelijk. We hopen in een goede samenwerking met de Minister te komen tot een betere, goed uitvoerende overheid. Als we daarbij kunnen helpen, doen we dat altijd constructief.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk de Minister even aan. Het gaat in principe om punten die gemarkeerd zijn of complimenten die u gekregen heeft. Die zou ik altijd in ontvangst nemen, als ik u was. Maar ik geef u uiteraard het woord, voor uw tweede termijn.
Minister Bruins Slot:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng en ook voor de suggesties om er verder werk van te maken en samen te bouwen aan een sterke en ook goed beschermde, democratische rechtsstaat.
Wellicht is het goed om tegen de heer Bosma te zeggen: «ras» is gewoon de wettelijke term. Er zijn af en toe oproepen om die term te veranderen. Ik weet niet of de heer Bosma daar zelf voorstander van is, maar die term is in het kader van wetgeving onderwerp van discussie en onderzoek. Ik moet dus gewoon de wettelijke term daarvoor gebruiken. Het gaat eigenlijk om culturele minderheidsgroepen en de achterstanden die je daarbij wil wegwerken. De Algemene wet gelijke behandeling geldt voor iedereen die benadeeld wordt. Die staat het toe om voorkeursbeleid te voeren. Dat kan gaan om handicap, dat kan gaan om geslacht en dergelijke. In de omineuze woorden van de heer Bosma wil ik wel even de balans terugbrengen, namelijk dat dit gewoon de wettelijke term is. En ik wil opmerken dat dit de uitwerking is van de Algemene wet gelijke behandeling. Die term is inderdaad onderwerp van discussie en onderzoek. Er wordt gekeken of het wellicht tot ander woordgebruik moet leiden, vanwege de discussies daarover. Sommige mensen herkennen zich er ook niet in.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Bosma wil hierop reageren.
De heer Martin Bosma (PVV):
De term is misschien onderwerp van discussie, maar die is wel onderwerp van het beleid en hetgeen de Minister letterlijk zegt. Mij lopen de koude rillingen over de rug als ik dit soort dingen hoor. Er werd gezegd: iedereen die benadeeld wordt. Worden dan mensen van een bepaald ras in Nederland structureel benadeeld? Welke realiteit heeft de Minister? Worden mensen van een bepaald ras structureel benadeeld in Nederland? Dat vind ik nogal wat.
De voorzitter:
De Minister heeft er net ook al wat over gezegd, maar ik kan mij voorstellen ...
Minister Bruins Slot:
De basis ligt in de Algemene wet gelijke behandeling. Die wet geldt al vele, vele jaren. Het gaat hierbij om mensen die een achtergestelde positie hebben. Die wet geldt sinds 1994; toen is die wet aangenomen. Hij viert dus bijna zijn 30-jarig jubileum. De heer Bosma zegt dat hij geschokt is omdat hier iets nieuws wordt gezegd. Nee, dit is een wet die al 30 jaar geldt.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen de tweede termijn van de Minister. Het enige wat nog rest, is het voorlezen van de toezeggingen. Dat ga ik nu doen.
Ik begin met een toezegging die Minister De Jonge heeft gedaan. Hij kan zich hier nu niet meer tegen uitspreken. Dan had hij maar moeten blijven!
– De Minister voor VRO zal bij de begroting voor 2024 de meetbare doelen uit de zes beleidsprogramma's opnemen.
De Minister van BZK heeft dat ook gehoord en de Kamerleden knikken, dus dit gaat gewoon gebeuren.
– De Minister van BZK zal in het meerjarenplan openbaarheid en informatiehuishouding, te ontvangen voor het nieuwe parlementaire jaar, meetbare doelen opnemen voor het programma Open op orde.
Klopt dat ook? Ja? Iedereen knikt.
Daarmee zijn we ruim voor de eindtijd die op het programma stond, tot een afronding gekomen. Je weet nooit hoe het met een WGO loopt. Allereerst dank aan de ambtenaren voor alle voorbereiding. Dank aan de Ministers. En uiteraard ook dank aan de Kamerleden voor hun inbreng. Tot een volgend debat.
Sluiting 11.51 uur.