Vastgesteld 8 juni 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het jaarverslag van 17 mei 2023 inzake het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2022 (Kamerstuk 36 360 VI, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kat
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Hoe is het geld voor de politie verdeeld over Nederlandse regio’s?
Antwoord:
Budgetten voor operationele kosten, teamkosten, capaciteit bevorderende maatregelen en operationele inzetkosten (zoals kosten voor overwerk) worden toegekend aan de eenheden. In het jaarverslag politie 2022 is de besteding van het budget per eenheid in een tabel inzichtelijk gemaakt, die ook in de bijlage is opgenomen. De tabel laat de verdeling zien van de toegekende budgetten aan de eenheden en een omrekening van het centrale personeelsbudget naar besteding per eenheid.
Vraag (2):
Hoeveel personen in de asielketen die geen recht hebben op verblijf, blijven toch in Nederland en hoeveel personen vertrekken?
Antwoord:
De overheid heeft geen zicht op alle vreemdelingen die zich zonder verblijfsvergunning in Nederland bevinden. Dit is inherent aan illegaal verblijf. Het WODC publiceert periodiek over een schatting van het aantal illegalen in Nederland. Op basis van de cijfers zijn in 2022 circa 19.220 vreemdelingen vertrokken, waarvan 2.930 gedwongen, 8.300 zelfstandig en 7.990 zelfstandig zonder toezicht. Voor wat betreft die laatste categorie (zonder toezicht) is er een goede indicatie dat een aanzienlijk deel van deze categorie NL uiteindelijk daadwerkelijk verlaat.1
Vraag (3):
Hoeveel drugsdumpingen zijn geregistreerd in 2022 en wat waren de totale kosten voor het opruimen?
Antwoord:
– In 2022 zijn door de politie 153 locaties met gedumpt synthetisch drugsafval geregistreerd.
– Het gaat hierbij om achtergelaten verpakkingen, jerrycans en allerlei soorten vaten met chemisch drugsafval, of de resten hiervan.
– Lozingen van drugsafval in het riool of het oppervlaktewater zijn niet meegenomen in deze cijfers. Het drugsafval dat op deze wijze wordt geloosd, wordt niet geregistreerd.
– Een deel van het drugsafval dat wordt gedumpt, laat de politie op eigen kosten verwijderen door gespecialiseerde bedrijven. Deze kosten worden gemaakt door lokale eenheden en worden niet op nationaal niveau bijgehouden.
– Een ander deel wordt op kosten van medeoverheden of particuliere terreineigenaren verwijderd.
– Hiervoor bestaat een subsidieregeling.2
– Voor 2022 zijn 68 subsidies ter hoogte van in totaal ruim 1,2 miljoen euro verleend.
– Aangezien medeoverheden tot een bedrag van 50.000 euro de helft van de projectkosten voor hun rekening nemen ligt het totaalbedrag aan opruimkosten hoger.
Vraag (4):
Hoeveel wietkwekerijen zijn opgerold in 2022?
Antwoord:
Er zijn in 2022 1.604 hennepkwekerijen opgerold. Naast hennepkwekerijen werd er in 2022 tevens een aanzienlijk aantal stekkerijen, drogerijen en growshops ontmanteld. In totaal werden 61 stekkerijen ontruimd. Daarnaast werden er verdeeld over het land 33 drogerijen ontdekt. Het aantal gesloten growshops staat in 2022 op 8.
Vraag (5):
Hoeveel kilo cocaïne is in 2022 onderschept in de Nederlandse havens? Wat is ongeveer het onderscheppingspercentage geweest en hoe wordt dit onderbouwd?
Antwoord:
Douane en de andere partners uit de Hit And Run Cargo-teams (HARC) hebben gezamenlijk in 2022 46.789 kilo cocaïne onderschept in Rotterdam, 4.157 kilo cocaïne in Vlissingen en 1.522 kilo cocaïne in het Noordzeekanaalgebied. We kunnen niet met zekerheid zeggen welk percentage hiermee is onderschept, omdat we niet weten wat we niet zien. Wel is vorig jaar een zelfstandig onderzoek uitgevoerd door DenkWerk («Drugs de Baas»)3, dat het onderscheppingspercentage in de havens van Rotterdam en Antwerpen gezamenlijk op 50 tot 60 procent heeft geschat voor het jaar 2021. Wij zien in de toegepaste methodiek geen lacunes.
Vraag (6):
Hoeveel kilo cocaïne is in 2022 onderschept in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Wat is ongeveer het onderscheppingspercentage geweest en hoe wordt dit onderbouwd?
Antwoord:
In het Caribisch deel van het Koninkrijk is er in 2022 door de Kustwacht 22.274 kilogram cocaïne onderschept. De daadwerkelijke hoeveelheid die onderschept is, ligt echter hoger. De autonome landen binnen het Koninkrijk hebben namelijk eigen lokale politiekorpsen en douanediensten die ook cocaïnevondsten doen. Doordat dit een autonome aangelegenheid van deze landen is, is er op dit moment bij ons geen informatie beschikbaar over de vondsten van andere diensten dan de Kustwacht. Een onderscheppingspercentage is niet te geven, aangezien dit zou veronderstellen dat bekend is hoeveel cocaïne er binnen het Caribisch deel van het Koninkrijk in totaal in omloop is.
Vraag (7):
Hoeveel uithalers zijn er in 2022 geregistreerd en wat was ongeveer de gemiddelde leeftijd van de uithalers?
Antwoord:
In 2022 registreerde het Openbaar Ministerie 259 personen die verdacht worden van het onbevoegd aanwezig zijn in havens (art. 138aa Wetboek van Strafrecht), waarvan de overgrote meerderheid in Rotterdam. De gemiddelde leeftijd van deze personen was 24 jaar.
Vraag (8):
Hoeveel coffeeshops zijn in 2022 gesloten en waren de redenen voor sluiting?
Antwoord:
Ontwikkelingen rondom lokaal coffeeshopbeleid, waaronder het aantal (gesloten) coffeeshops in Nederland en de redenen hiervoor, worden tweejaarlijks in kaart gebracht. De gegevens voor het jaar 2022 zijn nog niet beschikbaar. Deze zomer wordt het onderzoek »Coffeeshop in Nederland, meting 2022», dat in opdracht van het WODC door Breuer&Intraval wordt uitgevoerd, verwacht. Dit rapport wordt aan de Kamer aangeboden.
Vraag (9):
Wat is het totaal bedrag dat in 2022 is uitgegeven aan ondermijnende drugscriminaliteit? Is er op bepaalde posten sprake van onderuitputting?
Antwoord:
– Voor de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit was in 2022 592 miljoen euro beschikbaar. Het bedrag is verdeeld naar uitvoeringspartners, waaronder de politie, het openbaar ministerie, de Rechtspraak, het gevangeniswezen, de KMar, de Belastingdienst/FIOD, de douane, gemeenten en de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s).
– In bijlage 2B, horend bij de Najaarsbrief georganiseerde, ondermijnende criminaliteit, wordt een financieel overzicht gegeven van de bestedingen van de programmatische aanpak met een totaal van 549,5 mln. euro in 2022.
– Het bedrag van € 592 mln. zoals opgenomen in het Jaarverslag 2022 omvat ook € 42,5 mln. aan overige middelen die niet direct vallen onder de programmatische aanpak, zoals:
• bekostiging van de Financial Intelligence Unit (FIU) en organisatie DG Ondermijning, zijnde apparaatskosten;
• bijdrage aan implementatie en beheer van het UBO register en verwijsportaal bankgegevens;
• bijdrage aan provinciefonds voor dekking onkosten voor opruimen van drugsafval.
Tevens is er sprake van een onderbesteding van 10 mln. euro, zoals aangegeven in de Najaarsnota 2022, welke wordt veroorzaakt door een lagere uitbreiding van de formatie in verband met de krappe arbeidsmarkt.
Vraag (10):
Wat is het totaalbedrag dat is uitgegeven aan drugspreventie? Is hier sprake geweest van onderuitputting?
Antwoord:
Drugspreventie is een gedeelde verantwoordelijkheid op meerdere bestuurslagen en ligt primair bij het Ministerie van VWS. In 2022 is er vanuit VWS € 6,6 miljoen uitgegeven aan drugspreventie en algemene middelenpreventie waar drugsgebruik een onderdeel van uitmaakt. De VWS-uitgaven zijn volledig besteed, maar zijn een klein onderdeel van wat er in totaal landelijk (ook lokaal en regionaal) wordt uitgegeven aan drugspreventie. Vanuit JenV is ook aandacht voor het reduceren van drugsgebruik en is in 2022 een bedrag van 500.000 euro beschikbaar gesteld aan interventies en onderzoek, zoals ondersteuning van het oost-Brabantse regioproject SKIP en medefinanciering van de Nationale Drugs Monitor. Dit is niet volledig besteed. Daarnaast hebben de gemeentes een belangrijke taak in het uitvoeren van preventie, zoals vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Verslavingskunde Nederland, de brancheorganisatie, heeft op verzoek van VWS een ruwe schatting gemaakt hoeveel geld er landelijk aan lokale preventie wordt uitgegeven en komt uit op een bedrag € 15 miljoen. Dit bedrag omvat echter ook alcoholpreventie.
Vraag (11):
Kunt een overzicht bieden hoe de 60 miljoen euro is uitgegeven, die middels het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) in 2022 beschikbaar is gesteld voor versterking van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en voor vergroting van de weerbaarheid tegen dreigingen aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)?
Antwoord:
De middelen uit het Coalitieakkoord zijn conform de bestedingsplannen overgeboekt naar de 9 betrokken departementen. In de bijlage staat de verdeling van de 60 miljoen euro over de onderwerpen en de departementen. Conform de begrotingsvoorschriften leggen de desbetreffende Ministers in de jaarverantwoording verantwoording af over de realisatie. Er is bij het ministerie JenV geen integraal overzicht beschikbaar over de realisatie 2022. De Rekenkamer concludeert in het Verantwoordingsonderzoek JenV 2022 dat de realisatie is achter gebleven. De betrokken departementen geven aan dat niet alle opengestelde vacatures konden worden ingevuld, onder andere door de krappe arbeidsmarkt. Ook het aantrekken van extra IT-expertise is lastig gebleken.
Vraag (12):
Wat betekent de loon-prijsbijstelling voor de loonruimte van de politie?
Antwoord:
Op basis van het referentiemodel wordt bepaald hoeveel het kabinet kan bijdragen aan de loonruimte van overheidswerkgevers. De loonbijstelling bestaat uit een bijdrage voor contractloonstijging, premiemutaties sociale lasten en incidentele loonontwikkeling. Uitgangspunt van de referentiesystematiek is om de loonkostenontwikkeling in de overheidssectoren aan te laten sluiten bij de loonkostenontwikkeling in de marktsector. De loonbijstelling wordt ingezet voor de in de cao afgesproken loonontwikkeling.
De prijsbijstelling is bedoeld voor compensatie van gestegen prijzen materieel en staat los van de loonruimte.
Vraag (13):
Wat hebben de investeringen in het tegengaan van georganiseerde criminaliteit concreet opgeleverd?
Antwoord:
Op 22 mei jl. is aan de Kamer de Halfjaarbrief verstuurd, waarin wordt beschreven hoe de aanpak zich verder ontwikkelt langs de vier hoofdlijnen: voorkomen, verstoren, bestraffen en beschermen.
Enkele voorbeelden van resultaten die recent zijn geboekt:
– Als gevolg van de nieuwe maatregel kostenverhaal, die vorig jaar in werking is getreden, kan het OM de kosten die de opsporingsdiensten maken bij het opruimen van drugslabs verhalen op de dader.
– Vijftien gemeenten zijn in 2022 begonnen met de aanpak Preventie met Gezag. Dit zijn Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Heerlen, Leeuwarden, Lelystad, Nieuwegein, Rotterdam, Schiedam, Tilburg, Utrecht en Zaanstad.
– Om de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen tegen te gaan is een wetsvoorstel opgesteld, dat in 2022 bij de Tweede Kamer is ingediend.
– In 2022 is gestart met een structurele versterking van de aanpak van georganiseerde criminaliteit op de vijf mainports. Daarnaast is er eenmalig € 13 mln. beschikbaar gesteld voor de logistieke knooppunten (waaronder de haven van Rotterdam). Met deze middelen zijn (incidentele) maatregelen getroffen, zoals extra camera’s, fysieke barrières en verdere invoering van biometrische toegangscontrole.
– Vanaf 1 januari 2022 kunnen uithalers door de zogeheten Uithalerswet een maximum gevangenisstraf van twee jaar krijgen. In 2022 zijn meer dan 250 uithalers strafrechtelijk vervolgd.
Vraag (14):
Hoe verloopt het Project Online Content Moderatie tot nu toe? Is daar een tussentijdse evaluatie op te geven?
Antwoord:
Vanuit het Project Online Content Moderatie zijn de eerste stappen gezet richting de realisatie van de genoemde doelstellingen. Zo worden ten aanzien van de publiek-private samenwerking momenteel een structuur ingericht en uitgangspunten voor de samenwerking vastgelegd. Voor de laagdrempelige meldvoorziening is een pilot in ontwikkeling waarvan de uitkomsten als input zullen dienen voor de definitieve meldvoorziening. En in het kader van de lokale aanpak wordt invulling gegeven aan de instrumenten voor lokale bestuurders. Zie het antwoord op vraag 15 voor de status van het «advies over een voorziening om online content ontoegankelijk te maken op verzoek van het lokale bestuur».
Vraag (15):
Op welke termijn verwacht u het advies over een voorziening om online content ontoegankelijk te maken op verzoek van het lokale bestuur door het Project Online Content Moderatie?
Antwoord:
Vanuit het Project Online Content Moderatie wordt geïnventariseerd of burgemeesters behoefte hebben aan een voorziening die hen ondersteunt bij het indienen van verwijderverzoeken, zogenoemde notice-and-take-downverzoeken, bij de internetsector. Via deze procedure zouden socialemediaplatformen door gemeenten verzocht kunnen worden om onrechtmatig geachte uitingen van het platform te verwijderen of te blokkeren. De inventarisatie is in de zomer van 2023 klaar.
Vraag (16):
In hoeverre gaat de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC) zich in 2023 en 2024 bezighouden met het verstoren van criminele verdienmodellen, onder andere in samenwerking met het Openbaar Ministerie (OM)?
Antwoord:
NSOC is momenteel bezig met de uitvoering van een actieplan. Twee onderwerpen binnen dit actieplan hebben zien op het verstoren van criminele verdienmodellen. Namelijk: Trade Based Money Laundering en de aanpak van financiële dienstverleners. Alle samenwerkingspartners van NSOC werken aan de uitvoering van dit actieplan, zo ook het Openbaar Ministerie. Het actieplan heeft een looptijd van september 2022 tot en met maart 2024 en zal worden geëvalueerd. Zoals toegezegd in de Halfjaarbrief aanpak georganiseerde en ondermijnende criminaliteit zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten en de verdere koers van het samenwerkingsverband na maart 2024.
Vraag (17):
Hoeveel fte mist op dit moment nog bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) om het nieuwe Stelsel Bewaken en Beveiligen operationeel te krijgen en hoe worden zo efficiënt mogelijk werknemers geworven?
Antwoord:
Zoals gemeld in de kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid van 1 maart jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 395) zal het nieuwe stelsel beveiliging van personen bestaan uit 1 gezag en twee uitvoeringsorganisaties, de politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar). De al bestaande capaciteit in het «oude» stelsel wordt ook in het nieuwe stelsel ingezet. Ook wordt er, zoals in de kabinetsreactie vermeld, nieuwe capaciteit ingericht. Dit vanwege de grote druk op het stelsel. Dit gaat bij de politie om een nieuw organisatieonderdeel primair voor persoonsbegeleiding en bij de KMar om een contingent persoonsbeveiliging binnenland. Hiertoe is op dit moment structureel € 50 mln. aan de KMar beschikbaar gesteld. De KMar verwacht dat zij over voldoende fte zal kunnen beschikken om aan de opdracht die is gesteld bij dit bedrag te voldoen. Momenteel is lichting 2 voor dit nieuwe onderdeel van de KMar gestart met de opleiding. In totaal zijn er 6 opleidingslichtingen voorzien waardoor er in totaal 5 TBP’en kunnen worden beveiligd door ca. 150 fte operationeel personeel.
Als het gaat om de werving van werknemers voor het contingent persoonsbeveiliging binnenland wordt er zowel intern KMar als intern Defensie gezocht. Voor het vullen van de opleidingen met geschikt personeel zoekt de KMar nadrukkelijk samenwerking met de andere defensieonderdelen.
Vraag (18):
Hoeveel wijkagenten met focusgebied jeugd zijn er op dit moment werkzaam bij de politie?
Antwoord:
De wijkagent vervult een signalerende en adresserende rol in de verbinding met de wijk en wordt daarbij vanuit het basisteam door andere disciplines ondersteund. Samen leveren zij een belangrijke bijdrage aan het wijkgerichte werken, zowel in de fysieke als online wereld. Eind 2022 waren er 3.537 fte wijkagenten. Sommige wijkagenten hebben een taakaccent jeugd. Op nationaal niveau is niet geregistreerd hoeveel dit er zijn. Naast wijkagenten onderhouden ook andere politiemensen met een taakaccent jeugd contact met bijvoorbeeld scholen en jongeren, dat laatste zowel fysiek in de wijk als online.
Vraag (19):
Wat is de status van de heropbouw van het team Werken Onder Dekmantel?
Antwoord:
In de zomer van 2022 heeft de korpschef in samenspraak met de politiechef van de Landelijke Eenheid besloten het huidige team Werken Onder Dekmantel op een verantwoorde, gecontroleerde manier geleidelijk af te bouwen en tegelijkertijd een nieuw ontwerp voor werken onder dekmantel op te starten.
Op 1 januari 2025 moet er een nieuw, operationeel inzetbaar team zijn. Een belangrijk onderdeel van het ontwerp voor dit team is de politie-brede visie op heimelijke opsporen. Hoewel het nieuwe ontwerp nog moet worden geschreven, zijn in de afgelopen periode al verbeteringen binnen en buiten de afdeling Afgeschermde Operaties doorgevoerd. Ook zijn het Regiepunt Heimelijke Inwinning en een ethische toetsingscommissie ingericht. Het Regiepunt zorgt voor centrale toetsing van de in te zetten heimelijke operaties voor de gehele politie. De ethische commissie toetst voorgenomen heimelijke operaties vanuit werkgeversverantwoordelijkheidheid van de politie op ethische aspecten en op personeelswelzijn.
De commissie Waarborgen Werken Onder Dekmantel (WWOD, onder voorzitterschap van mevrouw mr. W. Sorgdrager) levert voor het einde van dit jaar haar eindrapportage op. Dit eindrapport zal onder andere aanbevelingen bevatten over in te bouwen waarborgen voor het werken onder dekmantel.
Vraag (20):
Kunt u een overzicht bieden van de preventieve interventies met betrekking tot radicalisering die in 2022 vanuit de versterkingsgelden zijn gefinancierd?
Antwoord:
Sinds 2015 wordt er jaarlijks 11 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de preventie en aanpak van radicalisering. In 2022 is ongeveer 3.5 miljoen euro landelijk verdeeld onder enkele organisaties die middels een lokale, nationale of internationale inzet bijdragen aan de preventie van radicalisering. Ruim twee miljoen van deze landelijke gelden gaat middels een subsidie naar Stichting Fier, ten behoeve van het Landelijk Steunpunt Extremisme. Dit is een organisatie die hulpverlening en advies biedt bij de omgang met personen die geradicaliseerd zijn en hun omgeving. Fonds ZOZ ontvangt 700.000 euro aan subsidie om in te zetten op projecten die zich richten op het verminderen van extremisme, polarisatie en radicalisering. Daarnaast ontvangt het Ministerie van Buitenlandse Zaken 300.000 euro om invulling te geven aan de uitwisseling van goede praktijken met derde landen op het gebied van preventieve maatregelen, en worden de lokale capaciteiten versterkt in het voor het Koninkrijk strategische regio´s, zodat buitenlandse bronnen van radicalisering kunnen worden aangepakt en terrorisme aan de bron wordt voorkomen en bestreden.
De lokale versterkingsgelden (in 2022 ongeveer 7.5 miljoen euro) zijn ter ondersteuning van lokale activiteiten die gericht zijn op het bestrijden en verzwakken van extremistische bewegingen in Nederland, het voorkomen van nieuwe aanwas en het tegengaan van radicalisering. Van deze lokale versterkingsgelden wordt ruim 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het trainen van professionals door het Rijksopleidingsinstituut voor tegengaan Radicalisering (ROR). Daarmee dragen deze gelden in zijn geheel bij aan de lokale preventieve aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme. Enkele voorbeelden van specifieke interventies uit 2022 zijn de inhuur van specialistische expertise op het gebied van duiding, de uitvoering van de persoonsgerichte aanpak, het trainen van eerstelijns professionals, preventieprojecten gericht op identiteitsontwikkeling, familieondersteuning, het vergroten van signaleringsnetwerken, het vergroten van de weerbaarheid van vatbare jongeren. De verantwoording van de besteding van de gelden vindt jaarlijks plaats via de methodiek Sisa: single information, single audit, van het Ministerie van het Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Vraag (21):
Hoe gaat de publiek-privaat samenwerking, die is voortgekomen uit het eindrapport Cyclotron, voor het sneller delen, analyseren en distribueren van informatie, vormgegeven worden en wanneer?
Antwoord:
In de afgelopen periode zijn de eerste stappen gezet in de realisatie van dit platform. In verschillende pilots wordt er in klein publiek-privaat verband informatie en kennis uitgewisseld. Ook is een juridische werkgroep opgericht, bestaande uit publieke en private juristen, die in kaart brengt wat er mogelijk is binnen de huidige wettelijke kaders en wat op de lange termijn wettelijk nodig is om dit platform te effectueren.
Op dit moment wordt verder onderzocht wat nodig is om daadwerkelijk te komen tot een dergelijk samenwerkingsplatform. Daartoe is in april 2023 een programmamanager aangesteld die een programmaplan en een routekaart zal opstellen voor de realisatie van het platform.
Bij de voortgangsrapportage van Nederlandse Cybersecuritystrategie die u in het najaar ontvangt, zult u ook verder worden geïnformeerd over de voortgang van het Programma Cyclotron.
Vraag (22):
Is er op dit moment voldoende capaciteit op de terroristenafdelingen, zowel op het gebied van personele bezetting als op het gebied van de praktische organisatie?
Antwoord:
Er is op dit moment voldoende capaciteit op de terroristenafdelingen (TA). Van de beschikbare 80 plaatsen zijn er 47 bezet. Er is momenteel sprake van een lichte personele onderbezetting. Deze personele onderbezetting levert geen organisatorische problemen op. Op de TA kan het volledige dagprogramma voor deze doelgroep worden aangeboden.
Vraag (23):
Wanneer kan de Kamer de evaluatie van de werking en effecten van de drie Afdelingen Intensief Toezicht (AIT) verwachten?
Antwoord:
Uiterlijk vierde kwartaal 2023
Vraag (24):
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de knelpunten die worden opgelost met de wijziging van de Wet Politiegegevens die in voorbereiding is?
Antwoord:
Momenteel wordt gewerkt aan de aanpassingen van de meest prangende knelpunten uit de Wet politiegegevens. Deze aanpassingen zitten nu in de beleidsfase. De beleidsfase is bijna afgerond, daarna zal de wetgevingsfase ingaan. Het streven is de aanpassingsvoorstellen begin 2024 aan de Kamer voor te leggen.
Vraag (25):
Kunt u een overzicht geven van de achterstanden in de rechtspraak uitgesplitst per rechtsgebied? Zijn de corona-achterstanden inmiddels volledig weggewerkt?
Antwoord:
De inzet op het wegwerken van achterstanden in de gerechten heeft tot gevolg gehad dat er in 2022 veel oudere zaken zijn opgepakt en afgehandeld. In haar Jaarverslag over 2022 geeft de Rechtspraak aan dat de productiviteit weer langzaam is gestegen ten opzichte van de periode voor de coronacrisis. De werkvoorraad bij de rechtbanken en gerechtshoven is in 2022 ten opzichte van 2021 gemiddeld gelijk gebleven. In sommige rechtsgebieden zijn grote achterstanden weggewerkt, maar in andere rechtsgebieden is de voorraad juist toegenomen. In haar Jaarverslag 2022 publiceerde de Rechtspraak de in de bijlage opgenomen tabel.
Vraag (26):
Welk percentage van het totaal afgedane zaken in 2022 (ongeveer 1,4 miljoen) is online gepubliceerd?
Antwoord:
Wat betreft het aantal gepubliceerde zaken is deze vraag niet te beantwoorden door een percentage aan te geven op basis van het aantal in 2022 door rechters afgedane zaken en het aantal online gepubliceerde uitspraken. In aanmerking moet worden genomen, dat een gerechtelijke procedure betrekking kan hebben op meerdere – soms zelfs honderden – zaken over één en hetzelfde onderwerp. Om redenen van efficiëntie worden die zaken dan door de rechter samengevoegd en vindt afdoening plaats in één uitspraak. Een deel van de online gepubliceerde rechterlijke uitspraken heeft dus betrekking op meer dan één afgedane zaak. Wel kan het verloop van gepubliceerde uitspraken in aantallen worden uitgedrukt. In haar Jaarverslag 2022 publiceerde de Rechtspraak het in de bjilage bijgevoegd overzicht van gepubliceerde uitspraken:
Vraag (27):
Kunt u inzicht geven in de beleidsmaatregelen en de richtlijnen omtrent het toepassen van de zelfraadzaamheidstoets in de periode voor de toeslagenaffaire wanneer ouders rechtsbijstand nodig hadden bij het in bezwaar gaan tegen de belastingdienst?
Antwoord:
– In de Wet op de Rechtsbijstand (hierna: Wrb) is het begrip «zelfredzaamheid» niet genoemd. Uit artikel 12 lid 2 sub g en artikel 28 aanhef en lid 1 sub d Wrb volgt echter dat geen recht op een toevoeging bestaat in de situatie dat een zaak eenvoudig, dat wil zeggen door de aanvrager zelf of met bijstand van een instantie, afgedaan kan worden.
– Vervolgens bepaalt artikel 8 lid 1 sub e van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria dat voor bezwaren tegen besluiten van de Belastingdienst geen toevoegingen verstrekt worden wanneer het bezwaar uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard.
– De Raad voor Rechtsbijstand (hierna: RvR) heeft werkinstructies opgesteld waarin wordt geregeld hoe deze wettelijke criteria in de praktijk worden toegepast. Werkinstructie W013 wordt gebruikt voor geschillen die voortvloeien uit een besluit van de Belastingdienst over huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag. De wederpartij in deze zaken is altijd de Belastingdienst.4
– Uit de werkinstructie volgt:«Voor het aanvragen van een toeslag of bezwaar tegen een beslissing op het verzoek verstrek je geen toevoeging, rechtzoekende kan dit zelf (artikel 8 lid 1 sub b Brt, artikel 12 lid 2 sub g Wrb). Dit geldt ook voor bezwaar tegen een beslissing van een bestuursorgaan waar rechtzoekende niet om heeft verzocht (ambtshalve beslissing). De toevoegingsaanvraag wijs je af met tekstcode 130 (zelfredzaamheid). Als de advocaat bij de aanvraag gemotiveerd aangeeft dat de zaak zodanig feitelijk en/of juridisch complex is dat bijstand van een advocaat noodzakelijk is kun je bij hoge uitzondering een toevoeging verstrekken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een geschil over kinderopvangtoeslag waarbij het gastouderbureau/ bemiddelingsbureau een wanordelijke boekhouding heeft gevoerd.»
– Het WODC doet onderzoek naar onder andere de zelfredzaamheidstoets. Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. De Minister voor Rechtsbescherming zal het rapport, indien inderdaad gereed, met de volgende voortgangsrapportage rechtsbijstand, die nog voor het zomerreces wordt verzonden, naar uw Kamer sturen.
Vraag (28):
Wanneer is de zelfredzaamheidstoets vastgelegd en waar is dit vastgelegd?
Antwoord:
Reeds onder de Wet rechtsbijstand on- en minvermogenden (Wrom) van 1 januari 1958 bestond de mogelijkheid (artikel 17 Wrom) om (procedurele) rechtsbijstand te beperken tot het informeren van de rechtzoekende door het bureau van consultatie zodat de rechtzoekende zelf de procedure verder kon voeren. In de Wet tijdelijke voorzieningen rechtsbijstand van 1983 is in artikel 8 van de Wrom neergelegd dat er per algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld betreffende de gevallen waarin uitsluitend rechtsbijstand van adviserende aard door het bureau [rechtshulp] kan worden verleend. Die AMvB is echter niet vastgesteld. De toenmalige Minister heeft in reactie op een onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de Rechtshulp geconcludeerd dat de materie vraagt om maatwerk en zich niet leent voor het vastleggen in algemene regels. Hij liet het graag over aan de praktijk die het beter kon inschatten. In de praktijk werd de invulling van dergelijke regels, die onder meer zien op het zelf behartigen van het belang van de zaak, overgelaten aan de Bureaus Rechtshulp die daarvoor de Leidraad bij het toevoegen in civiele en strafrechtelijke zaken hadden ontwikkeld. Veel voorbeelden uit die leidraad zijn later overgenomen in het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria. Uiteindelijk is het dus bij inwerkingtreding van de Wet op de rechtsbijstand in 1993 wel neergelegd in een AMvB. De achterliggende gedachte hierbij was, mede in het licht van voornoemd onderzoek van de Algemene Rekenkamer, dat meer éénduidigheid en (kosten)beheersbaarheid noodzakelijk was.
Vraag (29):
Hoeveel mensen werden in deze periode door niet zelfredzaam geacht waardoor zij wél recht kregen op rechtsbijstand?
Antwoord:
Dergelijke data zijn niet dan wel zeer moeilijk in de systemen van de Raad voor Rechtsbijstand vindbaar. Er wordt niet geregistreerd welke rechtzoekenden niet zelfredzaam zijn.
Vraag (30):
Wat was de precieze rationalisatie achter de lezing van deze zelfredzaamheidstoets in dit kader?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 27 en 29.
Vraag (31):
Waarom is deze zelfredzaamheidstoets ingevoerd?
Antwoord:
Het uitgangspunt bij de zelfredzaamheidstoets is dat gesubsidieerde rechtsbijstand alleen verleend wordt in die gevallen waar dat echt nodig is. Uit de wetsgeschiedenis bij het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria volgt dat op bestuursrechtelijk terrein een aantal zeer verschillende zaken van toevoeging is uitgesloten. Het betreft hier zaken die normaliter zonder rechtsbijstand afgehandeld kunnen worden. Als algemene regel geldt dat het indienen van een aanvraag bij een bestuursorgaan een zaak is voor de rechtzoekende en het desbetreffende bestuursorgaan, aldus de toelichting. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het aanvragen van een vergunning, van ontheffing of vrijstelling, of bij het aanvragen van een uitkering. Ook bij de belastingaangifte is de overheid de burger behulpzaam. Daarnaast zijn in veel gemeenten informatie- en adviesfuncties ingericht, in het bijzonder de sociaal raadslieden en het algemeen maatschappelijk werk. De sociaal raadslieden zijn behulpzaam bij de belastingaangifte en kwijtschelding van schulden. Uitzonderingen op deze regel waren tot 2000 niet mogelijk. In de praktijk bleek destijds echter dat in incidentele gevallen daaraan wel behoefte is. Een bestuursrechtelijke zaak kan zo complex zijn dat gekwalificeerde rechtsbijstand noodzakelijk is. Een terrein waar dit zich met name voor kan doen zijn de aanvragen om toelating tot Nederland op grond van de Vreemdelingenwet, aldus de toelichting. Daarom werd in het tweede lid bepaald dat in bestuursrechtelijke zaken wel een toevoeging kan worden verstrekt, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
Vraag (32):
De regering geeft aan dat er overeenstemming is tussen politie, KMar, Bijzondere opsporingsdienst (BOD) en rijksrecherche over welke knelpunten aangepakt gaan worden wat betreft gegevensdeling voor het politie- en justitiedomein, nu er te weinig financiële middelen beschikbaar zijn voor een nieuwe gegevenswet, wat houdt die overeenstemming precies in?
Antwoord:
Wegens andere keuzes in het besteden van beschikbare financiële middelen en de benodigde inzet van alle strafrechtketenpartners voor de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, is ervoor gekozen een nieuwe integrale gegevenswet nu geen doorgang te laten vinden.5 Het belang om politiewerk effectief te kunnen uitvoeren met voldoende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer blijft echter bestaan. De Wet politiegegevens is toe aan modernisering en de aansluiting tussen de wet en de praktijk is voor verbetering vatbaar.
Daarom is ervoor gekozen om de meest prangende knelpunten in de Wet politiegegevens te inventariseren en te verbeteren, voor zover dat past binnen de bestaande kaders. De politie, Koninklijke Marechaussee, bijzondere opsporingsdiensten en Rijksrecherche zijn uitgenodigd om de knelpunten aan te geven die zij in hun huidige uitvoeringspraktijk ervaren. De behoefte aan wijzigingen aan de Wet politiegegevens die uit de gevoelde knelpunten voortvloeien worden afgezet tegen de financiële middelen. Ook in de beleidsfase zijn bovengenoemde partijen nauw betrokken bij de aanpassingen van de Wet politiegegevens. Zoals toegelicht in het antwoord in vraag 24, is het streven uw Kamer begin 2024 te informeren over de precieze aanpassingsvoorstellen.
Vraag (33):
Kunt u een overzicht bieden van de huidige formatie en de huidige bezetting van zedenrechercheurs?
Antwoord:
Op peildatum 31 december 2022 was de formatie voor zedenrechercheurs 668,5 fte en was de bezetting 667,8 fte. Zoals MJenV heeft toegezegd in het commissiedebat politie van 19 april jl., zal er in het eerstvolgende halfjaarbericht politie nader worden ingegaan op de stand van zaken van de capaciteit van de zedenrecherche.
Vraag (34):
Op welke manier heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid uitvoering gegeven aan het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme?
Antwoord:
Verschillende onderdelen van het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme vallen specifiek onder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zoals wetsvoorstellen of beleidsvoorstellen rakend aan de strafrechtketen. Bij een aantal andere onderdelen is het Ministerie van Justitie en Veiligheid betrokken samen met een of meerdere andere departementen.
Enkele voorbeelden zijn dat dit jaar een breed onderzoek wordt uitgerold naar discriminatie en racisme bij de politie en dat dit jaar wordt ingezet op een betere naamsbekendheid van het Meldpunt Internetdiscriminatie.
Op dit moment wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen genoemd in het Nationaal Programma. De maatregelen zijn belegd bij de verantwoordelijke organisatieonderdelen. In het najaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van het Nationaal Programma 2022.
Vraag (35):
Wat heeft het aanstellen van een coördinator nationale aanpak overlast binnen de asielketen opgeleverd en wat zijn de resultaten?
Antwoord:
De opdracht van de Coördinator Nationale Aanpak Overlast (CNAO) betreft het ontwikkelen en uitvoeren van een aanpak gericht op het tegengaan van overlast en criminaliteit van asielzoekers en daarbij de aansluiting van de strafrechtketen in de aanpak van overlastgevende en criminele asielzoekers te versterken. Hier wordt langs drie sporen invulling aan gegeven.
Ten eerste werkt de Coördinator nauw samen met de landelijke VRIS-officier (vreemdelingen in de strafrechtketen) van het Openbaar Ministerie voor het verbeteren van de aanpak van strafbare feiten. Ten tweede wordt in nauwe samenwerking met de migratieketen gewerkt aan de pilot versneld beslissen criminele asielzoekers (pilot procesoptimalisatie) in Ter Apel. De pilot heeft als doel om snel en slagvaardig procedures van overlastgevende asielzoekers af te doen. Tot slot is ingezet op preventie door aanstelling van het mobiel toezichtsteam (Team Interventies Speciale Doelgroepen). Per november 2022 is dit team in Ter Apel opgericht dat met nieuwe vormen van toezicht in de openbare ruimte werkt teneinde overlast van asielzoekers te beperken. Parallel daaraan worden sinds maart 2023 vier toezichthouders ingezet in de gemeente Cranendonck. Dit alles vindt in nauwe samenspraak met de ketenmariniers plaats.
Vraag (36):
Welke stappen zijn er concreet gezet met landen hun inwoners niet terugnemen als deze migranten geen recht hebben op verblijf in Nederland?
Antwoord:
Het kabinet zet in op migratiepartnerschappen met de belangrijkste landen van herkomst en transit. Voor het kabinet geldt dat deze migratiepartnerschappen essentieel zijn om irreguliere migratie te beperken en terugkeer te bevorderen. Dit gebeurt zowel bilateraal als via Europese Commissie en met gelijkgestemde EU lidstaten. Daarbij vindt het kabinet het van belang dat er gebruik gemaakt wordt van een whole-of-government en een whole-of-Commission benadering, waarbij de verschillende instrumenten die nationaal dan wel in EU-verband beschikbaar zijn worden ingezet, denk aan handel, visa en ontwikkelingssamenwerking – om zodoende terugkeer te bevorderen en irreguliere migratie tegen te gaan. Voorbeeld hiervan is het positieve dialoog en samenwerking met Marokko, waaronder op terugkeer sinds 2022.
Daarnaast is Nederland in Benelux-verband en ook de Commissie bezig om met derde landen terugkeer en overname-overeenkomsten af te sluiten.
Vraag (37):
Welke voortgang is geboekt met de in 2022 opgezette pilots omtrent het aanpakken van overlastgevers in opvanglocaties?
Antwoord:
Het COA heeft twee pilots opgezet die zien op de aanpak van overlast op COA-locaties. Beide pilots zijn goed ontvangen en worden eind 2023 geëvalueerd.
De pilot (potentiele) overlastgever vroegtijdig in beeld ziet op het begeleiden en activeren van bewoners die (potentieel) overlastgevend gedrag vertonen. Hierdoor kan in een vroeg stadium een persoonsgerichte aanpak opgesteld worden waarbij specifiek aandacht is voor bejegening en activering. Naast deze individuele aanpak worden er op de pilotlocaties initiatieven ontplooid rondom de aanpak van specifieke thema’s. Vanuit de locaties die meedoen aan de pilot wordt aangegeven dat het hier rustiger is dan voorheen.
De pilot Ambulant Ondersteunings Team heeft als doel collega’s op de locaties te ontlasten, helpen en ondersteunen in perioden dat er veel incidenten zijn of wanneer er een incident met zeer hoge impact heeft voorgedaan. Locatiemanagers zijn zeer positief over de inzet van het team, zoals de overdracht van kennis naar hun medewerkers over hoe om te gaan met problematisch gedrag.
Vraag (38):
Waarom is de opvang duurder (structureel 45 miljoen euro), terwijl de opvang soberder is ingericht?
Antwoord:
De opvang in 2022 is duurder door de hoge instroom van asielzoekers en beperkt beschikbare capaciteit in reguliere opvangplekken, waardoor dure (crisis)noodopvang nodig was.
De 45 miljoen euro (structureel) heeft niet direct betrekking op de kosten van opvang, maar op de aanpak van overlast en criminaliteit door asielzoekers. De 45 mln. wordt ingezet op 15 mln. aanpak van overlast, 15 mln. voor de inzet bespoedigen van terugkeer van overlastgevers en 15 mln. voor een procesbeschikbaarheidslocatie waar mensen verblijven met uitzicht op terugkeer.
Vraag (39):
Kan de Minister preciseren met welke landen het kabinet een migratiepartnerschap heeft afgesloten?
Antwoord:
Het kabinet probeert met de belangrijkste herkomst- en transitlanden de migratiesamenwerking te intensiveren om irreguliere migratie te beperken en terugkeer te bevorderen. Het kabinet wil daartoe migratiepartnerschappen aangaan op gelijkwaardige basis. Voorbeelden van migratiepartnerschappen die Nederland momenteel met derde landen heeft lopen zijn Marokko, Egypte en Niger. Zulke partnerschappen zijn een continu diplomatiek proces gericht op samenwerking.
Vraag (40):
Zijn de politie en het OM op dit moment voldoende uitgerust, in termen van technologie, middelen en capaciteit, om de doelstellingen op het gebied van cybercime – high tech crime onderzoeken voor 2023 wel te behalen? Zo nee, wat is er nodig?
Antwoord:
In de Veiligheidsagenda 2023–2026 (Kamerstuk 28 684, nr. 717), die door de korpschef en de voorzitter van het college van procureurs-generaal is onderschreven, zijn realistische afspraken gemaakt over het aantal cybercrime – high tech crime-onderzoeken. De ambities uit de Veiligheidsagenda 2023–2026 worden op dit moment haalbaar geacht. Het coalitieakkoord heeft onder meer investeringen in het OM mogelijk gemaakt van 4 miljoen euro in 2022 oplopend naar 12 miljoen euro structureel vanaf 2024. Deze investering helpt om de ambities voor het OM uit de Veiligheidsagenda waar te maken. De resultaten uit de Veiligheidsagenda zullen periodiek worden gemonitord.
Vraag (41):
Hoeveel zaken met betrekking tot mensenhandel zijn geseponeerd door capaciteitsgebrek bij het OM en in hoeveel gevallen heeft dat gevolgen gehad voor verblijfsrecht van slachtoffers?
Antwoord:
Het OM herkent zich niet in het geschetste beeld dat mensenhandel zaken worden geseponeerd wegens capaciteitsgebrek en ziet dit niet terug in de resultaten.
Vraag (42):
Op welke manieren heeft de doeltreffendheid van de rechtspraak nog meer geleden de afgelopen al dan niet benoemd in het jaarverslag?
Antwoord:
Voor een doeltreffende rechtspleging zijn vele randvoorwaarden van belang. In de in het Jaarverslag genoemde beleidsdoorlichting is onder ander geconstateerd dat verbeteringen denkbaar zijn wat betreft de toegankelijkheid van rechtspraak, regie om de uitloop van zittingen te voorkomen, ongewenste wisseling van rechters en het gebrek aan uniformiteit in rechterlijk optreden, kortere doorlooptijden, tijdige aanvang van zittingen en realistische en flexibele planning. Ook wordt aandacht gevraagd voor de noodzaak aan digitalisering. In de ogen van de Rechtspraak vormde de oude bekostigingssystematiek een knelpunt omdat deze zou bijdragen aan personele en financiële krapte en toegenomen doorlooptijden. Binnenkort doen wij u een uitvorige Kabinetsreactie toekomen over de bevindingen uit de beleidsdoorlichting van artikel 32 van de Begroting.
Vraag (43):
Welk bedrag aan dwangsommen moest de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betalen wegens overschrijding van de beslistermijn waardoor mensen langer moesten wachten op een beslissing over hun aanvraag?
Antwoord:
De IND heeft in 2022 € 3,4 miljoen aan dwangsommen betaald wegens overschrijding van de beslistermijn.
Vraag (44):
Hoe hoog is het geschatte totaalbedrag wat gemeenten te veel aan voorschot ontvangen hebben voor de opvang van Oekraïense ontheemden en hoe wordt er toezicht gehouden op het terugvorderen bij de afrekening met betreffende gemeenten?
Antwoord:
Ten aanzien van de bekostigingsregeling opvang van ontheemden Oekraïne verantwoorden alle gemeenten uiterlijk 15 juli 2023 over hun totale werkelijke beschikbare plekken en (eventueel) werkelijke kosten aan de hand van Single information Single audit (SiSa) en een controleverklaring van de externe accountant. De gemeenten ontvangen vervolgens een vaststellingsbeschikking waarin is opgenomen of ze een nabetaling ontvangen en/of moeten terugbetalen. Pas als dit proces is afgerond is er zicht op hoe de werkelijke kosten zich verhouden tot de voorschotten. Het juist, volledig en tijdig afrekenen van voorschotten en eventueel terugvorderen/nabetalen en de monitoring van dit proces is belegd bij de Nationale Opvang Organisatie (NOO). De Directie Financieel Economische Zaken van het Ministerie houdt hier toezicht op.
Vraag (45):
Valt onder grenzen en veiligheid (6 miljoen euro) ook de inzet Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) aan de grens?
Antwoord:
Nee, de bijzondere bijdrage Grenzen en Veiligheid aan de politie is bedoeld om in ketenverband bij te dragen aan de verbetering van het beheer van de Europese buitengrenzen en de Nederlandse grens, door implementatie van het programma Grenzen en Veiligheid, de toepassing van moderne technologie en gebruik van slimme oplossingen.
Deze moeten er toe leiden dat Nederland tijdig voldoet aan de Europese Verordeningen voor slimme grenzen. Dit gebeurt onder andere door aanpassing van diverse systemen en door voorbereidingen te treffen voor het informeren en opleiden van medewerkers. Er zijn ook middelen beschikbaar voor de benodigde capaciteit bij Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM), Bureau Sirene en voor de Zeehavenpolitie.
Vraag (46):
Hoe vaak worden politiefunctionarissen naar crisisgebieden gestuurd? En waar naartoe?
Antwoord:
Nederland zendt politiefunctionarissen uit naar (civiele) internationale missies in Oost-Europa, de Westelijke Balkan, Noord-Afrika, de Sahel en het Midden-Oosten. Uitzending van politiepersoneel naar een internationale missie vindt onder meer plaats onder de vlag van de Europese Unie, de Verenigde Naties of de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).
Op peildatum 24 mei 2023 zijn 22 politiefunctionarissen uitgezonden naar missies in Armenië, Georgië, Irak, Kosovo, Mali, Noord-Macedonië, Oekraïne, de Palestijnse Gebieden, Somalië. Ook zullen op korte termijn politiefunctionarissen worden uitgezonden in de EU-missies in Libië en Moldavië.
Uw Kamer wordt over de mandaten voor uitzending (van politiepersoneel) geïnformeerd via artikel 100-brieven, zoals de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2023 (Kamerstuk 27 925, nr. 919), jaarlijkse voortgangsrapportages, zoals de voortgangsrapportage overige missiebijdragen (Kamerstuk 29 521, nr. 460) en de voortgangsrapportage brede veiligheidsinzet in Irak (2023Z08619) en verslagen van de Raad Buitenlandse Zaken.
Vraag (47):
Waar zijn de middelen naar aanleiding van de motie van het lid Hermans bedoeld voor de bestrijding van discriminatie in 2022 aan besteed?
Antwoord:
Naar aanleiding van de motie Hermans (uit de Algemene Politieke Beschouwingen 2021) is meerjarig 2 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de aanpak van geweld tegen LHBTI+ -personen6
De politie heeft met deze gelden verschillende initiatieven opgezet die in lijn zijn met het realisatie plan Politie voor Iedereen en die voort (gaan) vloeien op (de evaluatie van) het actieplan geweld LHBTI+.
De gelden worden onder andere besteed aan verschillende typen onderzoeken7 gerelateerd aan (geweld tegen) de LHBTQI+-gemeenschap. Er wordt onder andere een overzichtsonderzoek uitgevoerd door Movisie over LHBTI+-gerelateerd geweld; een onderzoek, eveneens door Movisie, naar de beelden van de LHBTI+-gemeenschap over de rol en de functie van de politie als het gaat om de bescherming van en omgang met deze gemeenschap; een onderzoek naar cybercrime/online criminaliteit gericht op het geweld tegen LHBTI+-burgers bij datingsites; en een verkenning naar de betere verankering van het landelijke telefoonnummer van Roze in Blauw.
De gelden komen ook ten goede aan de verdere professionalisering het brede Netwerk Divers Vakmanschap, waar het netwerk Roze in Blauw onder valt, door middel van de opzet van een landelijke faciliteiten regeling.
In het eerste halfjaarbericht 2023 wordt uw Kamer uitgebreider geïnformeerd over de besteding.
Vraag (48):
Welke projecten zijn gepauzeerd door Corona en is later besloten niet meer op te starten of uit toe voeren, en hoeveel budget is hiermee gemoeid?
Antwoord:
De coronapandemie heeft ertoe geleid dat er substantieel minder projectaanvragen voor scholings-, arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsprojecten bij Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie (SAOP) zijn ingediend. Er kan geen opsomming worden gegeven van de concrete projecten die de indieningsfase bij SAOP niet hebben gehaald. Echter, in totaal is voor het jaar 2022 voor circa € 800.000 minder subsidie aangevraagd door SAOP bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Vraag (49):
Wanneer wordt de beleidsreactie inzake het eindrapport van de Commissie Wet wapens en munitie naar de Kamer gestuurd?
Antwoord:
De beleidsreactie op het eindrapport van de commissie Wet wapens en munitie wordt voor het komende zomerreces naar de Kamer gestuurd.
Vraag (50):
Hoe vaak is in 2022 gebruik gemaakt van de klachtenbalie waar sekswerkers ondersteuning kunnen krijgen bij het indienen van klachten bij instanties?
Antwoord:
De klachtenbalie is vanaf begin 2022 operationeel. De klachtenbalie heeft gemiddeld 500 bezoekers per maand en gemiddeld komt er 1 klacht per week binnen. De klachten komen via de klachtenbalie binnen en via hulpverleners. De meeste vragen en klachten gaan over gemeenten, politie en banken.
Vraag (51):
Hoe vaak is in 2022 gebruik gemaakt van de DUUP-regeling en hoe vaak zijn sekswerkers daadwerkelijk geholpen met de uitstapprogramma's?
Antwoord:
Er zijn geen cijfers bekend over het jaar 2022. Uit het evaluatieonderzoek «regeling uitstapprogramma’s prostituees» uit 2019 blijkt dat van de 650 instromers er 300 daadwerkelijk duurzaam zijn uitgestapt. Het WODC start, in opdracht van JenV, in het najaar van 2023 een evaluatieonderzoek naar de decentralisatie-uitkering uitstapprogramma’s prostituees (DUUP). Hierbij wordt ook onderzocht hoe vaak sekswerkers zijn geholpen met de uitstapprogramma’s.
Vraag (52):
In hoeverre zijn sekswerkers bewust van de mogelijkheden van het platform Ugly Mugs om elkaar te waarschuwen voor gewelddadige klanten?
Antwoord:
Ugly Mugs is goed vindbaar voor sekswerkers. Er zijn ongeveer 15.000 waarschuwingen verstuurd. Wekelijks worden op het platform meerdere meldingen van geweld gedaan door sekswerkers. Elke week melden zich nieuwe sekswerkers aan om lid te worden van Ugly Mugs. Uit het gebruikerstevredenheid onderzoek blijkt dat sekswerkers positief zijn over het platform.
Vraag (53):
Staat het platform Ugly Mugs in contact met handhavingsdiensten om meldingen van gewelddadige klanten door te geleiden naar de politie?
Antwoord:
Ja, Ugly Mugs werkt samen met verschillende politie eenheden in Nederland en met de landelijke coördinator AVIM. Soa Aids Nederland onderzoekt samen met de politie op welke manier zij elkaar (verder) kunnen versterken.
Vraag (54):
Hoeveel rechters zijn benodigd op de BES-eilanden, uitgesplitst per eiland? Hoeveel zijn er op dit moment werkzaam, uitgesplitst per eiland?
Antwoord:
Wij hebben ingestemd met de begroting zoals het gemeentschappelijk hof die heeft opgesteld en die in termen van capaciteit gestoeld is op zaakshoeveelheid uit de voorgaande jaren. Op dit moment is één rechter werkzaam op Bonaire en na de zomer wordt een tweede rechter op Bonaire aangesteld. Indien er capaciteiteitsproblemen zijn op Bonaire, dan worden rechters uit Curaçao naar Bonaire ingevlogen. Op St.Eustatius en Saba zijn er geen rechters gestationeerd, vanwege de kleinschaligheid van deze twee eilanden. Deze eilanden worden bediend vanuit St.Maarten waarbij de rechters voor een zaak invliegen.
Vraag (55):
Hoe wordt de 3 miljoen euro die is uitgetrokken voor de bestrijding van ondermijning in Caribisch Nederland specifiek uitgegeven?
Antwoord:
De middelen zijn beschikbaar gesteld voor de werving van extra capaciteit voor het Parket PG en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en OM Aruba voor de ondermijningsaanpak in de Cariben.
Vraag (56):
In hoeveel zaken moest in 2022 een vergoeding worden uitgekeerd voor onrechtmatige detentie?
Antwoord:
Navraag bij de Raad voor de rechtspraak leert dat er in 2022 9.102 schadevergoedingen op grond van artikel 533 Sv voor onrechtmatige hechtenis zijn uitgekeerd.
Vraag (57):
Is de verwachting dat de opbrengsten van crimineel vermogen in 2023 alsnog zullen stijgen nu het uitblijven van een grote schikking de oorzaak is dat de opbrengsten in 2022 ruim 278 miljoen euro lager is uitgevallen ten opzichte van de begroting?
Antwoord:
In de begroting van Justitie en Veiligheid worden voor de incasso meerjarige ramingen opgenomen. De ramingen weerspiegelen verwachte opbrengsten, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen. De ramingen zijn dus geen doelstelling. De raming voor 2023 betreft 384 miljoen euro.
Vraag (58):
Kunt u toelichten waarom er ruim 2000 minder adviezen zijn gegeven door reclasseringsorganisaties dan geraamd?
Antwoord:
In het Prognosemodel Justitiële Ketens wordt er voorafgaand aan het subsidiejaar een inschatting gemaakt door de reclassering en het ministerie over de benodigde adviescapaciteit. Gedurende het jaar vragen het OM, rechtbanken en DJI adviezen aan bij de reclassering op basis van inhoudelijke criteria. De inschatting vooraf komt niet altijd overeen met de feitelijk benodigde adviezen. De raming was 47.119, realisatie was 45.632 (<4%).
Vraag (59):
Kunt u nader toelichten waarom er onder «Overige Bijdrage medeoverheden» ruim 26 miljoen euro minder is uitgegeven dan begroot? Heeft dit gehele bedrag betrekking op de kosten van het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR)?
Antwoord:
De realisatie in 2022 is 26 miljoen euro lager dan begroot. Dit heeft geen betrekking op het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering.
Een bedrag van 1.0 miljoen euro is bij de suppletoire begrotingen 2022 overgeboekt naar andere ministeries voor de uitvoering van beleid en er is voor een bedrag van 15 miljoen euro herschikt naar andere artikelonderdelen binnen Justitie en Veiligheid. Een bedrag van 10 miljoen euro is niet uitgegeven omdat voorziene uitgaven voor bewaken en beveiligen betaald worden in 2023 (1.6 miljoen euro) en financiering van activiteiten op gebied van veiligheid is gedaan middels subsidies in plaats van een bijdrage (1.2 miljoen euro). Daarnaast is 2.0 miljoen euro terugontvangen van Nationaal Cyber Security Centrum daar de voorziene uitbreiding van het personeelsbestand langzamer gaat dan gehoopt als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt. Tenslotte is de doorontwikkeling van het Passenger Name Record-instrument vertraagd (5.2 miljoen euro) als gevolg van de implicaties van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 juni 20228 en beschikbare capaciteit (5.2 miljoen euro).
Vraag (60):
Door gemeenten is 41 miljoen euro aangevraagd voor de regeling controle en handhaving van de coronatoegangsbewijzen (CTB), hoeveel is hiervan daadwerkelijk opgemaakt aan het daarvoor bestemde doel? Waar werd het geld voor ingezet? Welke handhavingsmiddelen (extra FTE’s etc?)?
Antwoord:
Op dit moment vindt de verantwoordingsronde plaats over deze regeling. De gemeenten hebben tot 15 juli 2023 de tijd om hun gegevens hierover aan te leveren bij het CBS. Daarna vindt de verwerking van deze gegevens plaats door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het is daarom nu nog niet mogelijk om aan te geven hoeveel van de door de gemeenten aangevraagde 41 miljoen daadwerkelijk is besteed.
Het geld is ingezet als bijdrage in de kosten die door gemeenten gemaakt zijn om te ondersteunen bij voorzieningen of activiteiten die op grond van de Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19 verplicht waren om de coronatoegangsbewijzen (CTB) te controleren, (onder omstandigheden) de toegang te ontzeggen of deze controle te bevorderen. De regeling liet gemeenten vrij hoe dit in te vullen. Voorbeelden waarop gemeenten dit geld ingezet hebben zijn: kosten die gemaakt zijn bij de inzet van aanvullende medewerkers in een horecagelegenheid om de CTB te controleren en het toekennen van een onkostenvergoeding aan vrijwilligers die de CTB hebben gecontroleerd voor bijvoorbeeld een sportvereniging.
Vraag (61):
Hoeveel asieladvocaten zijn er in Nederland? Heeft u een lijst met de namen van deze asieladvocaten? Welke nevenfuncties bekleden zij?
Antwoord:
In 2022 waren er 418 actieve asieladvocaten in Nederland. Het aantal actieve asieladvocaten komt niet overeen met het aantal asieladvocaten dat is ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: RvR), omdat niet elke advocaat die bij de RvR ingeschreven staat elke maand of elk jaar een toevoeging aanvraagt.
Vanwege privacy redenen geeft de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) geen namen van advocaten vrij. Tevens worden er geen gegevens bijgehouden over welke nevenfuncties advocaten bekleden gezien dit niet relevant is voor de werking van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb).
Vraag (62):
Hoeveel zaken behandelen asieladvocaten gemiddeld per jaar?
Antwoord:
In 2022 zijn er aan 418 asieladvocaten 36.669 toevoegingen voor asiel afgegeven. Dat zijn er afgerond 88 per advocaat. In in de bjilage opgenomen tabel geeft het aantal afgegeven toevoegingen voor asielzaken in de afgelopen jaren weer:
Vraag (63):
Hoeveel verdient een asieladvocaat per zaak?
Antwoord:
Het verschilt per zaak hoeveel een asieladvocaat verdient. Binnen asielzaken zijn er verschillende vergoedingen mogelijk op basis van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr). De vergoeding die een advocaat ontvangt, hangt af van de specifieke zaak en de gevolgde procedure.
Vraag (64):
Hoeveel asielzoekers zijn er per jaar binnengekomen sinds de inwerkingtreding van het VN-Vluchtelingenverdrag 1951?
Antwoord:
Het CBS beschikt vanaf 1975 over gegevens over het aantal (eerste) asielverzoeken dat in Nederland is ingediend. In de periode 1975 tot en met 2022 zijn 822.1809 eerste asielverzoeken ingediend, waarvan een grafiek in de bijlage is opgenomen.
Vraag (65):
Wat is het aandeel jonge mannen (tussen de 18 en 35 jaar), in de Nederlandse asielinstroom? Hoe verhoudt zich dat tot de rest van de Europese Unie?
Antwoord:
Het aandeel jonge mannen in de Nederlandse asielinstroom (1e aanvragen) over 2022 bedroeg 40%. In de Europese Unie is het aandeel jonge mannen in het totaal aantal 1e asielaanvragen 43% over 2022.10
Vraag (66):
Wat is het percentage asielzoekers uit veilige landen? Hoeveel van hen is in aanraking gekomen met justitie/politie?
Antwoord:
In 2021 zijn 1.080, ofwel 4% van de eerste asielaanvragen, ingestroomd in spoor 2. In 2022 zijn 1.000 ofwel 2% van de eerste asielaanvragen, ingestroomd in spoor 2. Asielaanvragen van asielzoekers uit een veilig land van herkomst of die al in een andere EU-lidstaat bescherming genieten worden in beginsel afgedaan in spoor 2. Algerije was tot halverwege 2021 een veilig land van herkomst.
In 2021 zijn er 3.990 verdenkingen van misdrijven geregistreerd van vreemdelingen woonachtig op COA-locaties. In totaal waren er 1.795 unieke verdachten. In de top-15 nationaliteiten van 2021 kwamen 4 nationaliteiten voor die destijds hoorden bij een veilig land van herkomst (Algerije tot half 2021). Cijfers over 2022 zijn nog niet beschikbaar. Het volgende incidenten- en misdrijvenoverzicht zal naar verwachting voor het zomerreces met uw Kamer worden gedeeld. In dit overzicht worden de cijfers voor 2022 opgenomen.
Bronnen:
• IND, De IND in 2022
• WODC-rapport «Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017–2021 (Kamersutk 19 637, nr. 2903)
Vraag (67):
Hoeveel gezinsleden hebben asielzoekers vorig jaar gemiddeld later overkomen in het kader van nareis en hoeveel in de reguliere procedures voor gezinsvorming en gezinshereniging? Hoe verhouden deze aantallen zich tot andere EU-landen, in het bijzonder Denemarken?
Antwoord:
In 2022 zijn door een houder van een verblijfstatus asiel gemiddeld 1,4 nareisaanvragen ingediend. Het gaat hier om het aantal ingediende nareisaanvragen en dus niet om het aantal ingewilligde aanvragen.11
Voor een nareisaanvraag geldt dat deze door de asielzoeker moet worden ingediend binnen drie maanden na verlening van diens verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarna komt het recht op nareis te vervallen.
Wel kan de toegelaten asielzoeker later nog een reguliere procedure voor gezinshereniging of gezinsvorming starten. Dit kan ook na enige jaren nog plaatsvinden nadat een asielzoeker een status voor onbepaalde tijd heeft gekregen of de Nederlandse nationaliteit. Vanwege de complexiteit kunnen hierover op dit moment geen betrouwbare cijfers worden geleverd. Wel kan een gemiddelde geleverd worden voor alle niet-Nederlandse referenten, ongeacht het verblijfsdoel: dit is gemiddeld 1,69 per referent. Zie hiervoor ook vraag 68.
De gevraagde gegevens over nareis en reguliere gezinsmigratie in andere EU-lidstaten zijn niet beschikbaar bij Eurostat. Bovendien zouden deze gegevens onderling niet goed vergelijkbaar zijn omdat iedere lidstaat op eigen wijze invulling geeft aan het nareis- en reguliere gezinsmigratiebeleid.
Bron: IND: jaarstand 2022
Vraag (68):
Hoeveel partners en/of gezinsleden laat een in Nederland verblijvende vreemdeling gedurende zijn leven gemiddeld naar Nederland komen?
Antwoord:
Niet Nederlandse referenten hebben in de periode januari 2016 tot en met december 2021 op basis van een verblijfsaanvraag gemiddeld 1,6912 partners c.q. gezinsleden naar Nederland laten komen in het kader van reguliere gezinshereniging/gezinsvorming dan wel artikel 8 EVRM (familie- en gezinsleven).
Bron: IND, Metis (peildatum januari 2023).
Vraag (69):
Hoeveel vreemdelingen zijn er door middel van gezinsmigratie de afgelopen 5 jaar naar Nederland gekomen, uitgesplitst in nareis en regulier? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de totale immigratie?
Antwoord:
In de periode van 2018 tot en met 2022 zijn 165.660 aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid in eerste aanleg ingewilligd. Gezinsmigratie ziet op de overkomst van gezinsleden die willen verblijven bij een Nederlander of een rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling die bijvoorbeeld in Nederland als kennismigrant werkt. Daarnaast zijn in de periode van 2018 tot en met 2022 32.580 verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd op grond van nareis ingewilligd. Nareis ziet op de mogelijkheid voor vergunninghouders asiel om binnen drie maanden na verlening van hun vergunning een verzoek in te dienen voor gezinshereniging. Migranten die op grond daarvan Nederland inreizen worden nareizigers genoemd. Zij vallen onder de categorie asielmigratie, net als asielzoekers en hervestigde vluchtelingen. Voor reguliere migranten en voor vergunninghouders asiel die langer dan drie maanden na verlenging een verzoek indienen voor gezinshereniging, geldt het reguliere beleid voor gezinshereniging.
De totale immigratie in de periode 2018 tot en met 2022 bedroeg 1.387.530 personen13. Het aandeel reguliere gezinsmigratie afgezet tegen de totale immigratie bedroeg in de periode 2018 tot en met 2022 12 procent en het aandeel nareis is 2 procent ten opzichte van de totale immigratie.
Bron: IND, jaarstanden
CBS: totale immigratie
Vraag (70):
Kunt u een overzicht geven van alle asielzoekerscentra in Nederland, inclusief alle noodopvanglocaties, en hoeveel asielzoekers er op dit moment in alle COA-locaties verblijven en hun geslacht, leeftijd en land van herkomst?
Antwoord:
Op 26 mei 2023 zijn er 253 opvanglocaties in Nederland. Op deze locaties verblijven ca. 51.640 personen14. Van dit aantal is 73% man en 27% vrouw. 11.370 personen in de opvang zijn onder de 18 jaar. De meeste personen in de opvang zijn afkomstig uit Syrië, namelijk 20.400.
Vraag (71):
Hoeveel asielverzoeken heeft Nederland de afgelopen 13 jaar ingewilligd? Kunt u daarbij onderscheid maken tussen eerste aanvragen en nareis?
Antwoord:
In de periode 2010 tot en met 2022 hebben totaal circa 128.22515 asielzoekers een inwilligende beschikking op een eerste asielaanvraag gekregen. Het aantal nareizigers vanaf 201516 is totaal ca.75.700.
Vraag (72):
Hoeveel asielzoekers hebben er sinds 2010 een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel daarvan zijn nareizigers?
Antwoord:
In de periode 2010 tot en met 2022 hebben totaal circa 128.22517 asielzoekers een inwilligende beschikking op een eerste asielaanvraag gekregen. Het aantal nareizigers vanaf 201518 is in totaal ca.75.700.
Vraag (73):
Wat is het gemiddelde inwilligingspercentage in de Europese Unie de afgelopen 13 jaar?
Antwoord:
De database van het Europese statistiekbureau Eurostat bevat gegevens over inwilligingen van asielverzoeken vanaf 2012. Voor de Europese Unie was in de periode 2012–2022 het gemiddelde inwilligingspercentage 46%19. De gegevens zien op het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie), maar exclusief Dublin-afdoeningen.
Vraag (74):
Wat is het totaal aantal vreemdelingen dat op basis van een verblijfsvergunning asiel in Nederland verblijft, uitgesplitst in verblijfsvergunningen voor bepaalde en onbepaalde tijd?
Antwoord:
Op 1 oktober 2022 waren er 123.840 vreemdelingen die bij de IND geregistreerd staan met een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel. Daarvan stonden 100.030 vreemdelingen geregistreerd met een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en 23.810 vreemdelingen met een verblijfstitel voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Bron: IND, Metis
Vraag (75):
Hoeveel laissez passers zijn er vorig jaar tot en met heden verstrekt door Marokko?
Antwoord:
Tot en met 31 maart 2023 zijn er 50 LP’s afgegeven.
Vraag (76):
Hoe vaak worden tijdelijke asielvergunningen niet verlengd of omgezet in vergunningen voor onbepaalde tijd?
Antwoord:
Van de 20.800 afgehandelde aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd c.q. voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in 2022 door de IND zijn beoordeeld, zijn er 120 afgewezen en 1.180 niet inhoudelijk afgedaan (bijvoorbeeld verkeerd of te vroeg ingediend, dubbele aanvraag). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat vreemdelingen die in het bezit zijn van een asielvergunning voor bepaalde tijd in sommige gevallen om hen moverende redenen geen aanvraag doen voor verlenging of omzetting naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, bijvoorbeeld omdat zij reeds genaturaliseerd zijn of niet meer in Nederland woonachtig zijn. Deze zaken zijn niet in voornoemde aantallen opgenomen.
Vraag (77):
Hoeveel vreemdelingen zijn dit jaar aantoonbaar teruggekeerd, uitgesplitst in zelfstandig en gedwongen vertrek? Hoeveel vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken? Kunnen deze aantallen worden afgezet tegen de terugkeercijfers van 2010 tot en met 2021?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is om vreemdelingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten vertrekken. In 2023, tot en met april, zijn ongeveer 8.390 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken. Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Daarvan zijn ongeveer 4.560 vreemdelingen zelfstandig vertrokken en ongeveer 1.460 vreemdelingen gedwongen. Ca. 2.370 vreemdelingen zijn zelfstandig zonder toezicht vertrokken.20 Zie de bijlage voor de tabel.
Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+, cijfers afgerond op tientallen
Vraag (78):
Hoeveel landen weigeren het toelaten van onderdanen in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid? Welke landen zijn dat?
Antwoord:
Er is één land dat de toelating van onderdanen weigert in het kader van het terugkeer- en uitzettingsbeleid en dat is Iran.
Vraag (79):
Hoeveel extra terugkeer is er gerealiseerd in 2022 ten opzichte van eerdere jaren?
Antwoord:
In 2022 zijn in totaal ongeveer 19.220 vreemdelingen die niet in Nederland mochten blijven vertrokken.1 Dit zijn niet alleen afgewezen asielzoekers maar ook mensen van wie de vergunning is ingetrokken of niet meer geldig is en vreemdelingen die nooit een verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Dit zijn circa 740 vertrekregistraties meer dan in 2021 en circa 430 vertrekregistraties meer dan in 2020. In 2019 lag het aantal vertrekregistraties hoger, met 25.640 in totaal. Dit zijn er circa 6.420 meer dan in 2022. Dit verschil is grotendeels te verklaren doordat de DT&V te maken heeft met een lagere instroom na 2019. Dit doordat er vanwege een hoger aandeel kansrijke asielaanvragen in de asielinstroom het aantal afwijzingen bij de IND over de afgelopen jaren lager lag.
Zie ook het antwoord op vraag 77 voor een totaal overzicht van het aantal terugkeer van 2010 t/m 2022. Verder maakt het Ministerie van Justitie en Veiligheid per land de maandelijkse cijfers openbaar wat betreft het aantal terugkeer. Deze cijfers zijn gepubliceerd vanaf 2016 en zijn tevens voorzien van een nadere duiding.
Zie voor het aantal terugkeer:
https://data.overheid.nl/dataset/immigratie-vertrek-ketenbreed
Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid, KMI+ (Ketenbreed Vertrek), cijfers afgerond op tientallen
1 Het gaat hierbij om de categorieën aantoonbaar vertrek (zelfstanding vertrek en gedwongen vertrek) en niet aantoonbaar vertrek (zelfstandig vertrek zonder toezicht) binnen Ketenbreed Vertrek.
Vraag (80):
Welke voortgang is in 2022 gemaakt op het monitoren en naleven van mensenrechten aan de grenzen bij de inzet van Frontex?
Antwoord:
De waarborging en bescherming van ieders fundamentele rechten is onvoorwaardelijk onderdeel van alle activiteiten die worden uitgevoerd door Frontex. Dit is stevig verankerd in de Europese Grens- en Kustwachtverordening (hierna: EGKW Vo), onder andere via de rol van de grondrechtenfunctionaris.
De grondrechtenfunctionaris monitort de uitvoering van de grondrechtenstrategie door Frontex en rapporteert periodiek aan de Raad van Bestuur over de naleving van fundamentele rechten aan de buitengrenzen, of er meldingen zijn gedaan in het kader van het klachtenmechanisme en doet – indien noodzakelijk – aanbevelingen en geeft informatie over de opvolging hiervan. Ook brengt de grondrechtenfunctionaris een openbaar jaarverslag uit over zijn activiteiten en over de mate waarin Frontex de grondrechten eerbiedigt bij al zijn activiteiten.
Het jaarverslag voor 2022 is op moment van schrijven nog niet gepubliceerd. Om goed onderbouwde uitspraken te doen over de voortgang wacht het kabinet het jaarverslag voor 2022 af. Daarom kan het kabinet op dit moment nog geen definitieve uitspraken doen over de voortgang die in 2022 is gemaakt.
Op 1 maart 2023 is er een nieuwe uitvoerend directeur van Frontex gestart. Hij heeft in onder andere het Europees parlement aangegeven dat de inzet van Frontex hand in hand moet gaan met het waarborgen van de fundamentele rechten. Het kabinet onderschrijft dit en hoopt van harte dat deze positieve lijn zich zal doorzetten en werkt daarin graag samen met de nieuwe uitvoerend directeur. Ook zal het daar in de Raad van Bestuur en in andere Europese gremia aandacht voor vragen. Verder kijkt het kabinet uit naar de evaluatie van de huidige EGKW Vo die de Europese Commissie uiterlijk op 5 december 2023 uitbrengt. De evaluatie omvat een specifieke analyse van de wijze waarop het Handvest van de Grondrechten van de EU wordt nageleefd. In de jaarlijkse brief aan uw Kamer over de inzet van Nederland in Frontex zal het kabinet uitgebreider ingaan op zijn prioriteiten ten aanzien van de evaluatie.
Vraag (81):
Het jaarverslag verhaalt over het preventief aanpakken van overlast in opvanglocaties om overlast te verminderen, kunt u de verminderde overlast verder toelichten en onderbouwen met cijfers?
Antwoord:
Overlast door asielzoekers zet het veiligheidsgevoel van bewoners en ondernemers in de samenleving onder druk, en doen afbreuk aan de bereidheid om vluchtelingen op te vangen. Dit is absoluut onaanvaardbaar. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 26 augustus 2022 heeft het Kabinet daarom 45 miljoen euro structureel beschikbaar gesteld voor de aanpak van overlast. Dit wordt via twee sporen geïnvesteerd, namelijk op de harde en de preventieve aanpak. Zo wordt in nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie, de Ketenmariniers en de Coördinator Nationale Aanpak Overlast de aandacht voor de strafrechtelijke aanpak van overlast en criminaliteit door asielzoekers bevordert. Ook worden asielzoekers die strafbare feiten plegen door de pilot procesoptimalisatie zowel strafrechtelijk als vreemdelingrechtelijk aangepakt. Deze pilot is gestart in Ter Apel, zodat aanvragen van deze doelgroep zo snel mogelijk worden behandeld en bij afwijzing spoedig wordt gestart met terugkeer. Het OM zet voorts in op de Zorgvuldig Snel Maatwerk (ZSM)-aanpak, waardoor voor verdachten duidelijk zal zijn dat het plegen van misdrijven direct strafrechtelijke gevolgen heeft (lik-op-stuk). Voor overlast in het vervoer wordt door de ministeries van JenV en IenW in gezamenlijkheid met COA, Politie, OM en vervoerders gewerkt aan een integraal plan van aanpak. Ook is sinds november 2022 in onder meer Ter Apel en Cranendonck gestart met een nieuwe vorm van toezicht in de publieke ruimte, in het kader van een preventieve aanpak van overlast door asielzoekers.
Voor een overzicht van voortgang van de aanpak van overlastgevend en crimineel gedrag door asielzoekers wordt verwezen naar de Kamerbrief van 9 mei jl.
De pilots preventieve aanpak van het COA zijn erop gericht (potentiële) overlastgevers op COA-locaties tijdig in beeld te brengen. Op deze manier kan vroegtijdig worden ingezet op begeleiding om te voorkomen dat negatief gedrag escaleert. Hierbij kan worden gedacht aan het aanbieden van activiteiten en begeleidingsgesprekken.
Cijfermatig is er in 2020 en 2021 geen duidelijke trend te zien in het aantal incidenten per bewoner, het beeld blijft relatief stabiel. Op dit moment is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) bezig met het een onderzoek naar het aantal incidenten met agressie en geweld in 2022. Naar verwachting is dit onderzoek in juni afgerond, waarna het aan de kamer zal worden aangeboden. Op dit moment is het dus nog te vroeg om hier conclusies aan te verbinden.
Vraag (82):
Welke stappen worden er gezet om terugkeerafspraken met herkomstlanden buiten Europa mogelijk te maken?
Antwoord:
Effectieve terugkeer van vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven is een prioriteit voor dit kabinet. Medewerking vanuit de landen van herkomst is daarbij één van de voorwaarden voor succesvolle terugkeer. Daar wordt op alle niveaus en vanuit verschillende organisaties een bijdrage aan geleverd.
Om de migratiesamenwerking met belangrijke herkomst- en transitlanden te verbeteren, zet het kabinet in het bijzonder in op migratiepartnerschappen.
Hierin is terugkeer een onderdeel van de dialoog en samenwerking. Deze migratiepartnerschappen zijn essentieel om irreguliere migratie te beperken en terugkeer te bevorderen. Dit gebeurt zowel bilateraal als in Europees verband en met gelijkgestemde EU lidstaten. Verder is Nederland in Benelux-verband evenals de Commissie bezig om met derde landen terugkeer en overname-overeenkomsten af te sluiten.
Vraag (83):
Welk effect heeft het uitgeven van ODA-gelden aan asielopvang op het effectief aanpakken van de grondoorzaken van migratie en het ondersteunen van opvang in de regio?
Antwoord:
De middelen vanuit ODA kunnen worden ingezet voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit Development Assistance Committee (DAC)-landen, gedurende de periode dat de asielprocedure loopt en er nog geen definitieve afwijzing is. De middelen die worden bijgedragen vanuit ODA aan asielopvang kunnen niet nogmaals worden ingezet voor andere doeleinden.
De toerekening van uitgaven voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen is de Nederlandse invulling van de internationale afspraak van de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) dat DAC-lidstaten de kosten voor de eerstejaars opvang van vluchtelingen in eigen land kunnen rapporteren als Official Development Assistance (ODA).
Vraag (84):
Waarom heeft het kabinet voor slechts 30.000 asielaanvragen in 2022 begroot, terwijl ieder jaar sinds 2016, behalve 2020, de asielinstroom hoger was?
Antwoord:
De prognose voor de asielinstroom over 2022 (zie ook 3.6 Artikel 37. Migratie in de Begroting 2022) is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP) van februari 2021. Daarbij zijn de inzichten, aannames en onzekerheden van toepassing zoals die op dat moment gehanteerd werden. Bij het opstellen van de prognose destijds was de impact van COVID-19 en de inreisbeperkingen die op dat moment nog aanwezig waren nog een belangrijke factor in het bepalen van de verwachting omtrent de hoogte van de asielinstroom.
De MPP wordt twee keer per jaar herijkt en wordt bij de reguliere momenten in de Rijksbegrotingscyclus betrokken (Najaarsnota / Voorjaarsnota). In deze herijking vindt (waar nodig) een bijstelling plaats op basis van de inzichten, aannames en onzekerheden die op dat moment van toepassing zijn.
Vraag (85):
Waarom is er in 2022 slechts begroot voor een gemiddelde bezetting van 19.510 asielopvangplekken?
Antwoord:
De grondslag voor de begrote gemiddelde bezetting in 2022 is het medio scenario van de MPP 2021–1 die in februari 2021 is opgesteld. Hiervoor zijn de gegevens in november van het voorgaande jaar verzameld, waarbij toen ook de onzekerheid van de coronacrisis aan de orde was. Dit betekent dat sprake is van een periode van bijna 2,5 jaar tussen de prognose op basis van de MPP, verwerking in de Ontwerpbegroting en realisatie van uitgaven op basis van de werkelijke bezetting. Ontwikkelingen die spelen in de periode tussen MPP vaststelling (februari 2021) en presentatie van de Ontwerpbegroting worden dan niet meer meegenomen. Dit wordt conform de ritmiek van de begrotingscyclus herijkt en wanneer noodzakelijk bijgesteld bij besluitvorming over voorjaars- en najaarsnota.
Vraag (86):
Hoeveel van de extra kosten voor asielopvang zijn toe te schrijven aan duurdere nood- en crisisnoodopvang? Wat valt er te zeggen over de (extra) kosten voor opvang op het moment dat deze met reguliere opvang was ingevuld, ook in het licht van de door de Algemene Rekenkamer eerder geschetste verschillen in kosten tussen de verschillende opvangvormen (in het rapport «Focus op Opvangcapaciteit asielzoekers»)?
Antwoord:
De kosten van (crisis)noodopvang zijn hoger dan reguliere opvang. Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer gaat het om een tarief van € 150 – € 200 euro per dag voor een (crisis)noodopvangplek. Dit is echter gebaseerd op een beperkt deel van de declaraties die zijn ingediend door gemeenten. Op dit moment is het beeld dat de spreiding van de kosten nog verder uit elkaar ligt, namelijk tussen de € 80 – € 330 per dag per plek. De kosten van (crisis)noodopvang zijn van diverse factoren afhankelijk en worden bepaald door de locatie en de wijze waarop opvang ter plekke wordt ingevuld. Definitief inzicht in de kosten van (crisis)noodopvang van 2022 volgt in september 2023 als alle declaraties door gemeenten zijn ingediend.
Vraag (87):
Waarom heeft u ervoor gekozen om de y-as van de grafiek «Gemiddelde bezetting in de opvang van 2015 t/m 2022» niet op 0 te laten beginnen?
Antwoord:
De gemiddelde bezetting in de jaren 2015 t/m 2022 is niet lager dan 20.000 opvangplekken. Door op de y-as de schaal van 20.000 tot 50.000 te hanteren, wordt het verloop van de bezetting door de jaren beter geaccentueerd weergegeven. Het tegenovergestelde is het geval als de schaal op de y-as van 0 tot 100.000 loopt.
Vraag (88):
Hoeveel kosten waren er in 2022 gemoeid met door de IND ingesteld hoger beroep?
Antwoord:
De kosten voor door IND ingesteld hoger beroep zijn op deze termijn niet goed in beeld te brengen, daarvoor is een verdiepingsslag nodig. De totale uitgaven aan beroep en hoger beroep waren in 2022 € 31,8 miljoen. Van dit bedrag was € 13,0 miljoen voor beroep en hoger beroep asiel (16.000 dossiers) en € 18,8 miljoen voor regulier en naturalisatie (18.000 dossier). De afgelopen jaren is het aantal dossier met beroep of hoger beroep relatief stabiel. Met name in 2019 was er een hoog aantal (hoger) beroepen voor zowel asiel (28.000) als regulier en naturalisatie (23.300). De totale uitgave hiervoor lagen op € 40,9 mln.
Het antwoord op deze vraag is berekend op basis van de kostprijzen voor een aantal specifieke producten van de IND en niet op basis van een integrale kostprijs. Dit betekent dat er nog andere kosten worden gemaakt ten aanzien van hoger beroepen die op deze termijn niet nader konden worden onderbouwd.
Vraag (89):
Gegeven de positieve ontwikkelingen rondom COVID-19, vormt de PCR vereiste in 2023 nog een belemmering voor een gedwongen terugkeer naar het land van herkomst? Welke landen betreft dit?
Antwoord:
Op peildatum 26 mei 2023 waren er 23 landen van herkomst die een negatieve uitslag van een PCR-test als inreisvoorwaarde stellen. Het gaat hierbij om de volgende landen: Angola, Bangladesh, Bolivia, Brazilië, Burkina Faso, Congo DR (Kinshasa), Djibouti, Filipijnen, Ghana, Guinee-Bissau, Haïti, Iran, Kameroen, Libië, Mali, Myanmar (Birma), Nepal, Nicaragua, Syrië, Tadzjikistan, Togo, Tsjaad, Zimbabwe.
Deze landenlijst is samengesteld op basis van de informatie, zoals weergegeven in de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (zie: https://www.nederlandwereldwijd.nl/reisadvies).
Het aantal landen dat een PCR-test als inreisvoorwaarde stelt is altijd een momentopname. Dit aantal kan, afhankelijk van de ontwikkeling van het corona-virus, toe- of afnemen.
Vraag (90):
Vanuit welke landen komt de onverwachte hogere instroom van Alleenstaande minderjarige vreemdelingen?
Antwoord:
De hogere instroom van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) in 2022 is met name toe te schrijven aan de toename van het aantal asielaanvragen van amv uit Syrië, Eritrea, Somalië, Jemen en Afghanistan. Daarbij is het aantal asielaanvragen van Syrische amv in 2022 meer dan verdubbeld ten opzichte van 2021: van 1.080 naar 2.430. 58% van de totale amv instroom in 2022 betreft Syrische amv.
Vraag (91):
Welke projecten gericht op het vertrek van vreemdelingen worden gesubsidieerd middels een incidentele pilot? In hoeverre leiden deze effectief tot terugkeer?
Antwoord:
De DT&V subsidieert momenteel geen incidentele pilotprojecten om terugkeer van vreemdelingen te bevorderen. Het is mogelijk dat op lokaal niveau, bijvoorbeeld in samenwerking met gemeenten, pilotprojecten zijn met een focus op terugkeer van vreemdelingen waar de rijksoverheid niet bij betrokken is.
Vraag (92):
Kunt u het verloop van externe inhuur bij de ketenpartners in 2022 uiteenzetten, inclusief de kosten hiervoor?
Antwoord:
Het verloop van externe inhuur bij ketenpartners is in de tabel in de bijlage weergegeven. Deze organisaties zijn opgenomen omdat deze in ons financiële systeem zijn opgenomen en de cijfers op deze wijze gepresenteerd kunnen worden. Aanvullend staat in de bijage een overzicht over de jaren 2021 en 2022 per ketenpartner met een verdeling over inkoopcategorieën, te weten:
– Juridisch advies,
– Accountancy, financiën en administratieve organisatie,
– Advisering opdrachtgevers over automatiseringsvraagstukken,
– Organisatie- en formatieadvies,
– Interim-management,
– Beleidsadvies,
– Communicatieadvies,
– Uitzendkrachten.
Vraag (93):
Kan een nadere toelichting worden gegeven bij het feit dat het bedrag aan Europol/Eurojust met 11,3 miljoen euro is verlaagd wegens ingewikkelde besluitvorming en door capaciteitsproblematiek?
Antwoord:
De uitgaven van het HGIS-budget voor de huisvestingskosten Europol/Eurojust (huur plus verhoging als gevolg van investeringen) zijn in 2022 lager uitgevallen. Dit is het gevolg van vertraging bij een groot aantal huisvestingsprojecten, als gevolg van ingewikkelde besluitvorming binnen de projecten en capaciteitsproblematiek bij de uitvoering ervan. De projecten zijn daardoor getemporiseerd en de uitgaven volgen derhalve in 2023 en latere jaren.
Vraag (94):
Hoe is in 2022 concreet gestuurd op het nakomen van de normen voor doorlooptijden die de Rechtspraak in 2020 heeft ontwikkeld?
Antwoord:
Binnen het programma Tijdige rechtspraak 2020–2023 werkt de Rechtspraak aan een aanpak om het afhandelen van zaken binnen de doorlooptijdstandaarden waar te kunnen maken. De Rechtspraak werkt hierbij aan het doorvoeren van duurzame organisatieverbeteringen. Dit ziet enerzijds op het afhandelen van zaken binnen de doorlooptijdstandaard en anderzijds op het vergroten van de voorspelbaarheid richting rechtzoekenden. Denk hierbij aan het aanpassen van processen en werkwijzen, het verbeteren van het rooster- en planproces en het ontwikkelen van sturingsinformatie. Deze verbeteringen zullen naar verwachting op langere termijn effect sorteren.
Vraag (95):
Hoe zijn de middelen van de Motie-Hermans in 2022 exact besteed?
Antwoord:
Van de Hermansmiddelen is conform de bijage € 138 mln. uitgegeven (waarvan € 13 mln. naar het gemeentefonds). € 52 mln. is niet in 2022 tot besteding gekomen. Van het niet uitgegeven bedrag is € 38,5 mln overgemaakt naar de Politie ten behoeve van de versterking opsporing en de basisvoorzieningen IV. De Commissie Schneiders kwam in de zomer van 2022 met haar aanbevelingen aangaande de Landelijke Eenheid van de Politie. In afstemming met JenV is in de maanden daarna gewerkt aan het transiteplan om de landelijke eenheid te splitsen en de overige aanbevelingen van de Commissie op te pakken. Het koste enige tijd om ambities van de politie in te passen in het beschikbare financiële kaders. Doordat de uitwerking van en besluitvorming over het transitieplan enige tijd heeft geduurd, waren de incidentele kosten in 2022 beperkt. In het bestedingsplan voor deze incidentele kosten is vastgelegd dat de in 2022 niet-bestede middelen beschikbaar blijven voor de kosten van de transitie LE.
Bij de onderbesteding in 2022 op het onderdeel voortgaande vernieuwing IV speelt de krapte op de arbeidsmarkt een grote rol. Hierdoor konden de activiteiten niet volledig conform bestedingsplan worden uitgevoerd. De middelen blijven wel bij de politie beschikbaar voor dit doel.
De overige € 22,5 mln is niet besteed op de JenV begroting en maakt onderdeel uit van de eindejaarsmarge. De eindejaarsmarge is het gedeelte van het budget wat niet besteed is en wat in het volgende begrotingsjaar aan de begroting wordt toegevoegd.
Vraag (96):
Is het de inzet van het kabinet om het percentage van 18 procent aan externe inhuur bij de IND te verkleinen, om zo met meer vaste arbeidskrachten de tekorten bij de asielaanvragen tegen te gaan?
Antwoord:
De inzet van het kabinet is er op gericht om uitvoeringsorganisaties de benodigde ruimte te geven om de maatschappelijke opgave(n) goed uit te voeren. Hier hoort ook bij dat zij de ruimte krijgen om op personeel gebied keuzes te maken die het best passen bij actuele ontwikkelingen en de voorliggende maatschappelijke opgave van de organisatie. De IND maakt op veel verschillende plekken gebruik van extern personeel, bijvoorbeeld omdat vast personeel moeilijk vindbaar is, extern personeel beter bij specifieke werkzaamheden past, of omdat externen ingezet worden om snel op te kunnen schalen. De in het jaarverslag genoemde externe fte’s betreffen dus niet alleen inzet op de afdoening van asielaanvragen. Voor 2023 en de daaropvolgende jaren voert de IND, net als in 2022, blijvend het gesprek over wat er nodig is gezien de voorliggende maatschappelijke opgave. Gewenste stabiliteit maar ook noodzakelijke wendbaarheid van de IND zijn onderdeel van deze gesprekken.
Vraag (97):
Wat is er in het kader van het toepassen van de zelfredzaamheidstoets veranderd in de periode «na de toeslagenaffaire»? Wanneer precies en waar en hoe is dit vastgelegd?
Antwoord:
Voor zaken waar een rechtzoekende tussen wal en schip dreigt te vallen is de tijdelijke Regeling Adviestoevoeging Zelfredzaamheid ingesteld per 1 juli 2021. Met de regeling worden rechtzoekenden die onder de Wet op de rechtsbijstand vallen en die anderszins niet of niet goed geholpen (kunnen) worden, zo snel mogelijk wel van rechtshulp voorzien. Bijvoorbeeld in een zaak die op het eerste oog te eenvoudig lijkt om in aanmerking te komen voor een toevoeging. De evaluatie van de regeling wordt dit najaar verwacht. Daarnaast doet het WODC onderzoek naar onder andere de zelfredzaamheidstoets. Het onderzoek bevindt zich in de afrondende fase, de Minister voor Rechtsbescherming zal het rapport, indien inderdaad gereed, met de volgende voortgangsrapportage rechtsbijstand voor het zomerreces naar uw Kamer sturen.
Vraag (98):
Kan per project dat in 2022 door de Justitiële ICT organisatie niet binnen budget en/of de planning is opgeleverd worden aangegeven waarom dat niet is gebeurd?
Antwoord:
De gevraagde gegevens zijn voor de Justitiële ICT Organisatie (JIO) niet per direct leverbaar. Bezien wordt of een dergelijk overzicht op termijn kan worden gedeeld met uw Kamer.
Vraag (99):
Wanneer gaat het wetsvoorstel dat een einde maakt aan de executieverjaring van artikel 76 Wetboek van Strafrecht in consultatie?
Antwoord:
Over de afschaffing van de tenuitvoerleggingstermijnen vindt momenteel nog beleidsvorming plaats. Beoogd is deze dit najaar te voltooien. Daarbij wordt in het bijzonder gekeken naar de effectiviteit en proportionaliteit van het voorstel.
Vraag (100):
Wanneer wordt het wetsvoorstel bestuurlijke aanpak kinderpornografisch materiaal naar de Kamer gestuurd?
Antwoord:
Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in juni ingediend bij de Tweede Kamer.
Vraag (101):
Kan bij het overzicht van de in 2022 tot stand gekomen wetten bij de wetten die nog niet in werking zijn getreden, per wet worden aangegeven waarom inwerkingtreding nog niet is gebeurd en per wanneer inwerkingtreding wordt voorzien?
Antwoord:
– De Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie (Stb. 2022, nr. 491) is per 1 januari 2023 in werking getreden, bij inwerkingtredingsbesluit van 5 december 2022 (Stb. 2022, nr. 492).
– De Wet tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem (Stb. 2022, nr. 490) is per 1 maart 2023 in werking getreden, bij inwerkingtredingsbesluit van 10 februari 2023 (Stb. 2023, nr. 61).
– De wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de herpositionering van het overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels met gevolgen voor rechten en plichten van individuele rechterlijke ambtenaren treedt op 1 juli 2023 in werking.
– De Wet kwaliteit incassodienstverlening zal zo spoedig mogelijk in werking treden zodra het ontwerpbesluit houdende nadere eisen met betrekking tot de kwaliteit van incassodienstverlening, de hoogte van het tarief van de registratie, alsmede een aanpassing van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit kwaliteit incassodienstverlening) gepubliceerd is in het Staatsblad. Dit ontwerpbesluit ligt thans bij de Afdeling Advisering van de Raad van State voor advies.
Vraag (102):
In welke mate worden signalen van de werkvloer meegenomen in de keuzes die gemaakt worden in de maatregelen om met de onderbezetting om te gaan?
Antwoord:
Bij de toepassing van maatregelen om de werkdruk in de gebiedsgebonden politie te verlichten ligt het zwaartepunt in de eenheden, waar nodig in overleg met gezagen, bonden en medezeggenschap. Zo kan maatwerk geleverd worden. Dat is nodig omdat de situatie en de behoeften per eenheid en daarbinnen per team kunnen verschillen. Overigens ligt de oorsprong van het palet aan maatregelen waaruit gekozen kan worden ook decentraal; ze zijn grotendeels opgesteld op basis van plannen en voorstellen vanuit de eenheden zelf.
Signalen van de werkvloer worden meegenomen in de zin dat het teamgesprek van groot belang is bij het tot stand brengen van de jaarplannen en de manier waarop daar invulling aan wordt gegeven. In het kader van de professionalisering van het capaciteitsmanagement wordt gestimuleerd dat medewerkers met oog voor het werk en voor elkaar eigenaarschap voelen voor de totstandkoming van het rooster. In de teams waar het Anders Roosteren wordt toegepast wordt daarin ondersteund met een digitale tool.
Vraag (103):
Wanneer is de pilot inzet drones afgerond en kunnen drones volledig operationeel ingezet worden?
Antwoord:
De politie heeft sinds 2015 in het kader van verschillende proeftuinen met drones gevlogen. Deze proeftuinen zijn succesvol afgerond. In 2021 heeft de politie besloten dat het vliegen met drones wordt voortgezet en dat er een centrale luchtvaartorganisatie voor onbemand vliegen zal worden ingericht. Onderdeel van dat besluit was dat elke eenheid van politie een eigen droneteam inricht. Op dit moment beschikken alle regionale eenheden over een droneteam en wordt er operationeel gevlogen.
De in de jaarverantwoording beschreven pilot Automatisch Vliegen is een nieuwe vorm voor de inzet van drones waarbij een drone (zonder tussenkomst van een operator op de grond) automatisch opstijgt, een route aflegt en weer terugkeert. De luchtvaartwetgeving staat automatisch vliegen voorlopig nog niet toe, maar de politie wil er wel ervaring mee op doen. Ze doen dat daarom in een afgesloten omgeving (op de voormalige luchtmachtbasis in Twente). Er is Europese luchtvaartwetgeving in ontwikkeling die automatisch vliegen mogelijk maakt. De operationele inzet van automatisch vliegende drones is pas mogelijk als dat wetgevingstraject is afgerond. Naar verwachting is dat in de periode 2030–2035.
Het voorbeeld dat in de jaarverantwoording wordt aangehaald uit de eenheid Zeeland-West-Brabant staat los van de pilot Automatisch Vliegen en betrof een reguliere operationele inzet van een drone binnen de bestaande technologische mogelijkheden en juridische kaders.
Vraag (104):
Wat is de status van de chatbot voor FAQ’s, aangiftes, meldingen en overige onderwerpen?
Antwoord:
In het eerste kwartaal van 2023 is het doen van meldingen via chatbot WOUT live gegaan en bestaat de Virtueel Assistent WOUT 1 jaar. Met ingang van april 2023 zijn alle 10 Regionale servicecentra van de politie aangesloten en is het aantal conversaties met WOUT sinds januari gestabiliseerd met 6.200 à 6.900 per week, dus ruim 300.000 per jaar. De chatbot WOUT blijft in ontwikkeling en naar verwachting worden de in de toekomst functionaliteiten uitgebreid.
Vraag (105):
Welke keuze ligt eraan ten grondslag dat cybercrime niet als High Impact Crime wordt beschouwd?
Antwoord:
Momenteel is de politie nog in gesprek met onder andere het Openbaar Ministerie om te bepalen of cybercrime kan vallen onder de High Impact Crime. Het besluit hierover is nog niet genomen. De lopende discussie betekent natuurlijk niet dat cybercrime geen grote impact kan hebben op de samenleving en de slachtoffers van cybercrime.
Vraag (106):
Loopt de politie tegen uitdagingen aan bij de inzet van digitale instrumenten in het kader van mensenhandel?
Antwoord:
Over de (on)mogelijkheden rond de inzet van het lokprofiel en de webcrawler voor mensenhandel is de Kamer geïnformeerd middels de brieven opsporing en vervolging mensenhandel 2020 en 2021. De webcrawler wordt op dit moment al ingezet. Politie en OM verkennen aan de hand van concrete casuïstiek stap voor stap wat de reikwijdte is van de huidige juridische kaders. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering zal de inzet van de webcrawler verduidelijken.
Daarnaast rondt de politie binnenkort de eerste fase van de verkenning naar de digitale opsporingsstrategie gericht op seksuele misdrijven en mensenhandel af, waarin is gekeken naar de wijze waarop politie nu de proactieve online opsporing op zeden en mensenhandel uitvoert, inclusief de inzet van de webcrawler en het lokprofiel. De verwachting is dat uit deze eerste fase van de verkenning naar de digitale opsporingsstrategie mensenhandel blijkt of en tegen welke uitdagingen de politie aanloopt.
Vraag (107):
Wat is de status van de taskforce Onze hulpverleners Veilig? En wordt hierin ook in de behoefte voorzien van de psychologische en morele impact waar politie mee te maken krijgt bij geweld jegens hen?
Antwoord:
De Taskforce Onze hulpverleners veilig (hierna: taskforce) heeft als taak om bij te dragen aan een zinvolle aanvullende aanpak van agressie en geweld tegen hulpverleners (specifiek de politie, de brandweer en de boa’s). Dit doet zij door knelpunten te signaleren, innovatieve maatregelen te formuleren, het periodiek monitoren van de aanpak van de gesignaleerde knelpunten, het wegnemen van obstakels in de uitvoering en het formuleren van aanvullende maatregelen. Veilig werkgeverschap is een belangrijke hefboom voor het organiseren van meer veiligheid voor de politiemensen. Dit onderwerp is daarom in september vorig jaar geprioriteerd door de taskforce. In dat kader kijkt de taskforce ook naar hoe invulling wordt gegeven aan het zorgkader voor de betrokken agenten en hun thuisfront. De politie is in dit kader vanuit HRM vertegenwoordigd in de stuur- en projectgroep van de herziening van de richtlijn Psychosociale ondersteuning geüniformeerden. Deze richtlijn heeft als doel om geüniformeerden optimale psychosociale ondersteuning te garanderen, zodat stressgerelateerde gezondheidsklachten en werkuitval bij geüniformeerde hulpverleners na rampen en schokkende gebeurtenissen zo veel als mogelijk worden voorkomen. Op basis van deze richtlijn zijn de Teams Collegiale Ondersteuning bij de politie ingericht. Deze richtlijn wordt nu in opdracht van de taskforce uitgebreid en herzien met aanvullende thema’s van veilig werkgeverschap. De geplande oplevering is het voorjaar in 2024.
Vraag (108):
Hebben de uitdagingen bij inkooptrajecten, er wordt gesproken over continuïteitsrisico’s, gevolgen voor de uitvoering van de veiligheidstaak?
Antwoord:
De genoemde uitdagingen hebben geen gevolgen gehad voor de uitvoering van de veiligheidstaak. Teneinde bijvoorbeeld (eventuele) verstoringen in de toeleveringsleveringsketen van voertuigen op te vangen, worden voertuigen die vervangen worden niet direct afgestoten. Daarnaast wordt voor een aantal productgroepen bezien of de ijzeren voorraden opgehoogd moeten worden. Voor een aantal strategische producten binnen de categorie «uitrusting» heeft dit reeds plaatsgevonden.
Tabel vraag 1
Tabel vraag 11
Bedragen * € 1.000 |
|
---|---|
Reeks Coalitie Akkoord Inlichtingendiensten en NCTV |
€ 60.000 |
Verdeling CA middelen Inlichtingendiensten en NCTV |
|
Overboeking MIVD (naar Defensie) |
€ 17.200 |
Overboeking AIVD (naar BZK) |
€ 18.520 |
Totaal diensten |
€ 35.720 |
Overboeking Economische Veiligheid (naar OCW) |
€ 1.717 |
Overboeking Economische Veiligheid (naar EZK) |
€ 427 |
Overboeking Economische Veiligheid (naar BZ) |
€ 257 |
Totaal EV |
€ 2.401 |
Overboeking Vitaal (naar EZK) |
€ 2.000 |
Overboeking Vitaal (naar IenW) |
€ 2.000 |
Overboeking Vitaal (naar VWS) |
€ 1.000 |
Overboeking Vitaal (naar BZK) |
€ 500 |
Overboeking Vitaal (naar OCW) |
€ 500 |
Overboeking Vitaal (naar LNV) |
€ 500 |
JenV Vitaal |
€ 300 |
Totaal Vitaal |
€ 6.800 |
Overboeking Cybersecurity (naar EZK) |
€ 2.130 |
Overboeking Cybersecurity (naar IenW) |
€ 500 |
Overboeking Cybersecurity (naar BZK) |
€ 2.130 |
Overboeking Cybersecurity (naar OCW) |
€ 500 |
Overboeking Cybersecurity (naar BZ) |
€ 500 |
Overboeking Cybersecurity (naar VWS) |
€ 500 |
JenV Cyber |
€ 2.130 |
Totaal Cyber |
€ 8.390 |
Totaal NCSC |
€ 6.770 |
Tabel vraag 25
Werk- voorraad eind 2021 |
Instroom zaken 2022 |
Uitstroom zaken 2022 |
Technische aanpassing |
Werk- voorraad eind 2022 |
Ontwikkeling werkvoorraad 2022 t.o.v. 2021 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbanken |
301 |
1.347 |
1.325 |
23 |
300 |
0% |
Kanton |
126 |
880 |
851 |
7 |
147 |
17% |
Civiel handel |
35 |
50 |
55 |
1 |
30 |
– 14% |
Civiel familie |
30 |
173 |
175 |
0 |
28 |
– 7% |
Straf |
48 |
153 |
153 |
14 |
34 |
– 29% |
Bestuur |
24 |
32 |
34 |
0 |
23 |
– 4% |
Vreemdelingenkamer |
9 |
30 |
28 |
0 |
11 |
22% |
Belasting |
30 |
28 |
29 |
0 |
29 |
– 3% |
Gerechtshoven |
38 |
46 |
43 |
0 |
40 |
5% |
Civiel handel |
7 |
6 |
6 |
0 |
6 |
– 14% |
Civiel familie |
3 |
5 |
5 |
0 |
3 |
0% |
Straf |
22 |
26 |
26 |
0 |
21 |
– 5% |
Belasting |
6 |
9 |
6 |
0 |
9 |
50% |
Bijzonder college |
7 |
4 |
5 |
0 |
6 |
– 14% |
Centrale Raad van Beroep |
7 |
4 |
5 |
0 |
6 |
– 14% |
Totaal |
346 |
1.397 |
1.374 |
23 |
346 |
0% |
NB: Aantallen zijn in duizendtallen en sluiten aan bij de brongegevens, waardoor afrondingsverschillen kunnen voorkomen.
Tabel vraag 26
Jaar |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
---|---|---|---|---|---|
aantal |
29.900 |
31.100 |
38.000 |
45.100 |
49.800 |
Tabel vraag 62
Soort toevoeging |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
---|---|---|---|---|---|---|
Asiel |
31.376 |
33.184 |
35.574 |
30.179 |
28.574 |
36.669 |
Tabel vraag 64
Tabel vraag 77
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantoonbaar vertrek |
11.880 |
10.890 |
10.170 |
8.530 |
8.520 |
9.060 |
12.910 |
8.820 |
9.400 |
11.670 |
9.020 |
9.820 |
11.230 |
Waaronder zelfstandig |
3.770 |
4.180 |
4.130 |
3.670 |
4.130 |
4.650 |
6.510 |
2.830 |
3.500 |
5.100 |
5.140 |
4.710 |
8.300* |
Waaronder gedwongen |
8.110 |
6.710 |
6.040 |
4.860 |
4.390 |
4.410 |
6.410 |
5.990 |
5.900 |
6.570 |
3.880 |
5.110 |
2.930* |
Zelfstandig vertrek zonder toezicht |
11.150 |
10.650 |
10.700 |
7.310 |
7.480 |
7.550 |
11.980 |
12.020 |
12.080 |
13.970 |
9.770 |
8.660 |
7.990 |
Totaal vertrek |
23.030 |
21.540 |
20.870 |
15.840 |
16.000 |
16.610 |
24.890 |
20.840 |
21.480 |
25.640 |
18.790 |
18.480 |
19.220 |
Tabel vraag 92
onderdeel (bedragen * € 1.000) |
2021 |
2022 |
---|---|---|
Dienst Justitiele Inrichtingen |
138.443 |
115.309 |
Dienst Justis |
4.989 |
5.716 |
Immigratie en Naturalisatiedienst |
84.389 |
82.705 |
Nederlands Forensisch Instituut |
6.554 |
10.807 |
Centraal Justitieel Incassobureau |
37.487 |
39.402 |
Raad voor de Kinderbescherming |
3.408 |
6.739 |
Openbaar Ministerie |
49.274 |
55.327 |
Justitiele informatiedienst |
13.084 |
15.780 |
Justitiele ICT-organisatie * |
31.569 |
|
337.628 |
363.354 |
Tabel vraag 95
Onderwerp (bedragen * 1 mln) |
budget |
realisatie |
---|---|---|
aanpak discriminatie/lhbti-geweld |
2 |
2 |
aanpak online seksuele misdrijven |
2 |
2 |
boa's |
8 |
5 |
buma |
10 |
10 |
eokm |
2 |
2 |
goed werkgeverschap – ptss |
19 |
19 |
iv ondersteuning |
2 |
2 |
versterking opsporing/landelijke eenheid |
20 |
3 |
voortgaande vernieuwing basisvoorzieningen |
77 |
58 |
wet straffen en beschermen |
13 |
4 |
zedenwetgeving |
2 |
1 |
politieonderwijs |
20 |
19 |
overboeking boa's kwaliteitsimpuls (naar gemeentefonds) |
13 |
13 |
keteneffecten OM, ZM en BOA´s (vrijval op het artikel 92) |
11 |
0 |
Totaal |
200 |
139 |