Vastgesteld 9 juni 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 mei 2023 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief van 6 juni 2023 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Hoeveel extra uitzendkrachten waren er nodig voor uitvoering van het noodspoor, waarom waren extra mensen nodig en wat is de budgettaire overschrijding?
Antwoord op vraag 1
Bij kamerbrief van 16 september 20221 is uw Kamer geïnformeerd over het niet tijdig niet kunnen uitvoeren van de accijnsrichtlijn en de voorgestelde maatregelen. Voor het vervoer van goederen waarover (nog) geen accijns is voldaan is een papieren noodprocedure opgesteld. Het gaat daarbij om ongeveer 3000 documenten per dag, die met het vorige systeem digitaal werden verwerkt. De Douane dient deze documenten handmatig af te handelen, wat leidt tot langere doorlooptijd en meer capaciteit. Geprognosticeerd is dat er in totaal 125 fte aan uitzendkrachten nodig zou zijn voor de afhandeling van deze papieren noodprocedure. De kosten van de inhuur van deze 125 fte zijn ca. 6 mln. euro. Hiervoor is in 2023 voldoende budgettaire dekking binnen de FIN-begroting beschikbaar. De verplichting voor het uitzendkrachtencontract is echter al in 2022 aangegaan in plaats van, zoals eerder verwacht, pas in 2023. Dit heeft geleid tot een overschrijding in de slotwet 2022 van de verplichtingen (niet op de kasuitgaven die hieruit later zullen voortvloeien). Voor de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de accijnsrichtlijn verwijs ik uw Kamer naar de andere brieven die naar uw Kamer zijn gestuurd2.
Vraag 2
Wat is het verschil tussen de lagere personele en materiële uitgaven onder de verplichtingen en de uitgaven op artikel 1 Belastingen en artikel 8 kerndepartement en waarom verschillen de bedragen, en kunnen deze worden opgeteld of overlappen deze bedragen?
Antwoord op vraag 2
De bedragen hebben betrekking op verschillende organisatieonderdelen van het Ministerie van Financiën. De lagere personele en materiële uitgaven onder de verplichtingen en de uitgaven op artikel 1 Belastingen hebben betrekking op de apparaatsbudgetten van de Belastingdienst. De personele en materiële uitgaven die op artikel 8 Apparaat kerndepartement worden verantwoord, hebben betrekking op het beleidsdepartement van Financiën. Deze bedragen overlappen niet en kunnen desgewenst worden opgeteld.
Vraag 3
Hebben de lagere personele uitgaven ook te maken met het niet behalen van de benodigde capaciteit?
Antwoord op vraag 3
Het slotwetverschil op de personele uitgaven van artikel 1 Belastingen komt onder meer doordat de personele uitgaven voortkomend uit de nieuwe cao in 2022 lager uitvielen dan eerder begroot. Met het budgettaire gevolgen van het achterblijven van de bezetting bij de formatie is al eerder in 2022 in de (suppletoire) rekening gehouden in de Financiënbegroting. Dit verklaart dus niet het verschil zoals opgenomen in de Slotwet.
Vraag 4
Was het in het kader van de overschrijdingen op externe inhuur niet mogelijk externen in vaste dienst aan te trekken of op andere wijze de kosten te beperken? Waarom is niet op een andere manier personeel aangetrokken voor het noodspoor accijns?
Antwoord op vraag 4
Het gaat om tijdelijk benodigde extra capaciteit. Nadat de aanpassingen aan het systeem zijn voltooid, is er geen papieren noodstroom meer nodig en worden de documenten digitaal verwerkt. Vanaf dat moment is er geen behoefte meer aan extra capaciteit. Vanwege de korte doorlooptijd is het niet doelmatig om personeel in vaste dienst aan te trekken. Er is geprobeerd via Switch (leerwerktraject binnen de Belastingdienst) medewerkers in te huren. Dat is niet gelukt. Ook is er nagedacht over het inhuren van arbeidsparticipanten. Dat bleek echter niet passend en zou te lang duren om hen te werven en op te leiden. Uiteindelijk zijn uitzendkrachten ingehuurd.
Vraag 5
Waarom waren de bijdragen aan medeoverheden en schadevergoedingen inzake de hersteloperatie toeslagen te hoog ingeschat en waren deze budgetten dan niet nodig?
Antwoord op vraag 5
Bijdrage aan medeoverheden
Dit betreft bijdrages aan gemeenten via de Specifieke Uitkering (SPUK) voor Toeslagenherstel. Gemeenten hebben in 2022 minder verantwoord middels de Single information Single audit (SiSa) dan vooraf werd ingeschat. De niet-benutte middelen zijn naar verwachting weldegelijk meerjarig benodigd en zijn, na afboeking bij Slotwet 2022, dit voorjaar middels de 1e suppletoire begroting 2023 opnieuw (meerjarig) beschikbaar gesteld.
(Schade)vergoeding
De realisatie bleef hoofdzakelijk achter op de begroting vanwege de volgende drie redenen:
1. Een deel van de compensatiebetalingen van december 2022 vinden in 2023 plaats vanwege het afsluiten van het boekjaar;
2. Bij het kwijtschelden van private schulden is sprake van een langere doorlooptijd dan eerder verwacht;
3. En was in 2022 sprake van minder in gebreke stellen (IGS) en Beroep Niet Tijdig dan verwacht.
Voor alle drie geldt dat de niet-benutte middelen naar verwachting weldegelijk meerjarig benodigd zijn en dat deze, na afboeking bij Slotwet 2022, dit voorjaar middels de 1e suppletoire begroting 2023 opnieuw (meerjarig) beschikbaar gesteld zijn.
Vraag 6
Om hoeveel fte gaat de onderschrijding van 12,6 miljoen euro op eigen personeel en om hoeveel fte gaat de overschrijding van 14,5 miljoen euro op inhuur externen onder personele uitgaven bij «verplichtingen», en om hoeveel fte gaat de onderschrijding van 13 miljoen euro op eigen personeel en om hoeveel fte gaat de overschrijding van 8,2 miljoen euro op inhuur externen onder personele uitgaven bij «uitgaven»?
Antwoord op vraag 6
De lagere personele uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door het verloop (in- en uitstroom) van personeel, waardoor de betreffende functies tijdelijk vacant zijn.
De hiermee samenhangende ambtelijke onderbezetting (eigen personeel) wordt zo veel als mogelijk opgevangen door de inzet van externen (inhuur externen). De verplichtingen kunnen van jaar tot jaar afwijken van de uitgaven, omdat een verplichting voor externe inhuurcontracten vaak in één keer meerjarig wordt aangegaan, terwijl de hieruit voortvloeiende kasuitgaven in toekomstige jaren plaatsvinden.
Indien de per saldo slotwetmutatie op personele uitgaven (eigen personeel en inhuur externen; per saldo circa € 4,8 mln. onderuitputting) in fte uitgedrukt zou worden, komt dit indicatief overeen met circa 50 fte.