De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2022 wijzigingen aan te brengen in:
de begrotingsstaat van de Koning (I).
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister-President, Minister van Algemene ZakenM. Rutte
Gelet op de omvang van de begroting worden alle mutaties toegelicht.
Toelichting
In de ontwerpbegroting van de Koning 2022 is rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2022 gebaseerd op een technische indexering op grond van de contractloonstijging, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2021. De feitelijke realisatie van het inkomen (de A-component) wordt gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Daarin is ook de uitwerking van de cao voor de sector Rijk verwerkt, die doorwerkt naar de personele uitgaven in de B-component. De hogere realisatie is vrijwel geheel het gevolg van een hogere consumentenprijsindex (CPI) van het CBS die doorwerkt naar de materiële uitgaven in de B-component.
Toelichting
Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties is er geen bijstelling op artikel 2. De suppletoire begrotingsmutaties zijn in de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 toegelicht.
Toelichting
Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties is bij de Rijksvoorlichtingsdienst sprake van een geringe onderuitputting van € 39 duizend en bij het Kabinet van de Koning van een geringe onderuitputting van € 21 duizend.