Voorgesteld 6 juli 2023
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de tegenvaller op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten gevolge van een hogere instroom van vluchtelingen tot gevolg heeft dat er mogelijkerwijs gekeken moet worden naar het korten op bestaande programma's;
constaterende dat de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft toegezegd dat zij de Tweede Kamer op Prinsjesdag laat weten waar en hoe – per subartikelonderdeel van de begroting – ze dit wil doen;
overwegende dat nog onduidelijk is of en op welke schaal hier sprake van is, indachtig de door de Kamer aangenomen motie op stuk nr. 20 (36 350) bij de Voorjaarsnota;
van mening dat het van groot belang is dat de budgetten voor directe ontwikkelingshulp en noodhulp zo min mogelijk worden aangetast;
verzoekt de regering om bij het maken van keuzes, ook als het afbreken van lopende programma's onvermijdelijk is, directe ontwikkelingshulp en noodhulp te prioriteren boven programma's en projecten waarvan de opbrengsten indirect terugvloeien naar het (Nederlands) bedrijfsleven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hammelburg
Van der Graaf