Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2023
In de beantwoording van de vragen over de 1e suppletoire begroting 2023 OCW1, zoals vastgesteld op 26 juni jl., is abusievelijk een fout geslopen. In het antwoord op vraag 2 is per abuis de verwachte inflatie over het jaar 2023 opgenomen (4,3%2). Daar had het percentage over 2022 moeten staan. Hierbij ontvangt u het gecorrigeerde antwoord op vraag 2.
Vraag 2
Wat blijft er per saldo over van de verbetering van de salarisverbetering van vorig jaar voor leerkrachten op basisscholen (ongeveer 10%) en docenten in het voortgezet onderwijs (een kleine 5%) na de inflatie van de afgelopen tijd?
Antwoord
Het verschil tussen de nominale procentuele loonstijging en de inflatie is de zogeheten reële stijging van het loon. In Nederland was de gemiddelde (contract) loonstijging in 2022 zo’n 3,0%. De inflatie in 2022 was (naar huidige cijfers) zo’n 10% op basis van het CPI3. De reële stijging van het loon in 2022 was daardoor in Nederland zo’n – 7%. In het primair en voortgezet onderwijs is in 2022 een loonstijging van 4,75% afgesproken. In het po is naast deze salarisverbetering de totale beloning sinds 2022 ook gestegen door het dichten van de loonkloof met het voortgezet onderwijs, voor leraren gemiddeld met zo’n 10%. De reële loonstijging voor leraren in het po in 2022 was dus circa +5% en in het vo – 5%.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf