Vastgesteld 26 juni 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 2 juni 2023 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 23 juni 2023 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Wn
1
Vraag:
Hoeveel nieuwe sociale huurwoningen worden er in 2023 naar verwachting opgeleverd?
Antwoord:
Hoeveel nieuwe sociale huurwoningen in 2023 naar verwachting worden opgeleverd kan nog niet in beeld gebracht worden. BZK werkt samen met de IPO en VNG aan de ontwikkeling van de Interbestuurlijke Monitor Woningbouw om de informatievoorziening op dit gebied te verbeteren. Ook ben is de Minister voor VRO voornemens vierjaarsprognoses nieuwbouw te laten opstellen die een beter zicht geven op de te verwachten nieuwbouwontwikkelingen.
In de afspraken met de woondealregio is vastgelegd dat in de periode 2022 t/m 2030 circa 280.000 sociale huurwoningen gerealiseerd gaan worden. Daarvan zal het overgrote deel zoals vastgelegd in de Landelijke Prestatieafspraken een corporatiewoning zijn (250.000 t/m 2030).
Wn
2
Vraag:
Hoeveel sociale huurwoningen worden er in 2023 naar verwachting gesloopt, geliberaliseerd en/of verkocht?
Antwoord:
Bij de geformuleerde opgave om van de 900.000 woningen 250.000 sociale huurwoningen te realiseren is rekening gehouden met verwachte onttrekkingen aan de sociale huurvoorraad door sloop, liberalisatie en verkoop. Dit gebeurt modelmatig op basis van trends en ingezette beleidsaanpassingen. Volgens het kwalitatieve woningmarktscenario model Socrates van ABF-Research worden in de periode tot en met 2030 gemiddeld per jaar circa 9.600 sociale huurwoningen aan de voorraad onttrokken. Daarnaast worden circa 9.300 sociale huurwoningen gemiddeld per jaar verkocht of ze verschuiven naar het geliberaliseerde segment.
Wn
3
Vraag:
Kan (per stad) aangegeven worden hoeveel expats er in de vier grote steden en Eindhoven wonen en hoe zich dit de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld?
Antwoord:
Het CBS heeft geen actuele cijfers over hoeveel expats in de vier grote steden en Eindhoven wonen. Het laatste CBS-onderzoek naar expats en de verdeling daarvan over Nederland komt uit 2015 en is gemaakt op basis van cijfers uit 2011. Actuelere cijfers zijn niet beschikbaar. Er is bovendien geen eenduidige definitie van een expat. Wel houdt het CBS bij hoeveel kennismigranten naar Nederland komen van buiten de Europese Unie. Door ontbreken van cijfers over kennismigranten uit de EU is dit cijfer een onderschatting van het werkelijke aantal expats. Het is niet bekend is hoeveel kennismigranten in de G4 en Eindhoven wonen.
Wn
4
Vraag:
Kan een overzicht gegeven worden van wat het Rijk en gemeenten doen om het voor expats aantrekkelijk te maken om naar Nederland te komen?
Antwoord:
Voor hoogopgeleide expats is er vanuit het Rijk de zogenaamde «dertigprocentsregeling» ook wel bekend als de «expatregeling». Hierbij is het voor buitenlandse werknemers die in Nederland gaan werken en die meer dan € 41.954 verdienen mogelijk te kiezen tussen een onbelaste vergoeding voor de kosten om in Nederland te gaan werken (de zogenaamde extraterritoriale kosten), of het onbelast laten van maximaal 30% van het loon voor een periode van maximaal vijf jaar. Zo compenseert de overheid expats voor de extra kosten die zij maken om in Nederland te kunnen werken. Er is geen overzicht van regelingen die gemeenten aanbieden. Sommige gemeenten, waaronder Eindhoven en Amsterdam, bieden hulp bij het verhuizen naar en werken in Nederland.
FEZ
5
Vraag:
Kan in een overzichtelijk schema in begrijpelijke taal worden uitgelegd waar in deze begrotingswijziging meer en waar minder geld aan wordt uitgegeven ten opzichte van de oorspronkelijke begroting voor 2023?
Antwoord:
In de onderdeel «Beleid» van de 1e suppletoire begroting 2023 zijn de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties in tabel 4 en 5 ten opzichte van ontwerpbegroting 2023 opgenomen. Dit is een meerjarig overzicht van de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties van 2023 tot en met 2027. Onder de tabellen zijn de mutaties toegelicht
D&B
6
Vraag:
Kan per ministerie worden aangegeven wat de bijdrage, structureel en incidenteel, is aan BZK in het kader van de kabinetsreactie op het rapport van bevindingen van het Adviescollege dialooggroep slavernijverleden «Ketenen van het verleden»?
Antwoord:
In het kader van de kabinetsreactie op het rapport van het Adviescollege Dialooggroep slavernijverleden maakt het kabinet € 200 mln. incidenteel en € 8 mln. structureel vanaf 2024 beschikbaar. Om ruimte te behouden bij de invulling van de beoogde doelen is er sprake van een 100% eindejaarsmarge, waardoor deze middelen over de jaargrenzen heen beschikbaar blijven. Dit is specifiek gedekt door alle departementen, volgens de onderstaande verdeling:
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028= struc |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
5,9 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
Defensie (incl. DMF) |
12,1 |
0,5 |
0,5 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
Economische Zaken en Klimaat (incl. NGF en Klimaatfonds) |
9,8 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
Financiën (excl. Nationale Schuld) |
4,3 |
0,2 |
0,2 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
HGIS |
4,9 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
Infrastructuur en Waterstaat (incl. DF en MF) |
8,1 |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
Justitie en Veiligheid |
10,9 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (incl. Transitiefonds) |
2,2 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
32,5 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
1,2 |
|
Sociale Zekerheid |
50,1 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,4 |
2,4 |
Zorg |
60,6 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
2,3 |
Totaal departementale bijdragen incidenteel |
168,7 |
31,3 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal departementale bijdragen structureel |
0 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
Kasschuif |
– 165,7 |
66,7 |
99,0 |
|||
Kasritme budget slavernijverleden |
3,0 |
106,0 |
107,0 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
D&B
7
Vraag:
Op welke wijze worden historische gegevens over regering en parlement (zoals nu onder andere te vinden zijn op de private website parlement.com) publiek toegankelijk gehouden? Wordt overleg gevoerd met de beheerders van deze informatie en bijvoorbeeld universiteiten en/of onderzoeksinstellingen om deze informatie voor een ieder toegankelijk te kunnen blijven raadplegen? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken?
Antwoord:
Er is veel informatie te vinden op de website parlement.com over onze democratie en rechtsstaat. Dit is echter niet de enige bron met parlementaire informatie. Op de verschillende websites van beide Kamers en overheid.nl is ook veel historische informatie te vinden over regering en parlement. Er wordt op dit moment overleg gevoerd met verschillende betrokken partijen over de vraag of en hoe deze informatie op gedegen wijze structureel toegankelijk kan worden ontsloten. Het is momenteel nog te vroeg om vooruit te lopen op de uitkomsten van deze gesprekken. Mede naar aanleiding van het verzoek van uw vaste commissie Binnenlandse Zaken om een reactie op de brief van het Montesquieu Instituut, zal ik uw Kamer op een later moment informeren over de voortgang van deze gesprekken.
Wn
8
Vraag:
Kan nader worden toegelicht hoe de plannen voor de komende jaren voor de huurtoeslag precies uitwerken voor huurtoeslagontvangers? Kunnen hierbij concrete voorbeelden uitgewerkt worden, zodat inzichtelijk is wat de financiële consequenties zijn voor huurtoeslagontvangers?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag tabel 4 in de brief met wijzigingen ten aanzien van de huurtoeslag die uw Kamer voor het debat over de Voorjaarsnota ontvangen heeft TK (Kamerstukken 2022–2023, 27 926 VII, nr. 375).
B&E
9
Vraag:
Wat zijn de te verwachten concrete resultaten van het naar voren halen van de 50 miljoen euro nationaal isolatieprogramma huurbudget?
Antwoord:
Deze middelen worden ingezet voor de verhoging van de energiearmoedemiddelen naar gemeenten. Dit is onderdeel van de 200 miljoen die is aangekondigd op 17 maart 2023. Deze middelen kunnen gemeenten inzetten voor het ondersteunen van kwetsbare huishoudens in huur- en koopwoningen.
Met deze middelen kan via (voorlichting over) gedrag en kleine en middelgrote maatregelen de energierekening van veel bewoners snel dalen. Deze middelen komen binnenkort beschikbaar, zodat nog voor het volgende stookseizoen huishoudens actief kunnen worden benaderd en geholpen worden. Tevens verwachten we tweede orde-effecten dat bewoners worden ondersteund in het maken van plannen voor de verdere verduurzaming van hun woning, de opleiding van energiefixers die verder kunnen doorstromen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving, gezondere woningen, en een verlaging van financiële kwetsbaarheid voor grote prijsschommelingen in de energieprijzen.
De concrete resultaten hangen af van hoe gemeenten besluiten de middelen in te zetten. TNO voert het Landelijk Onderzoeksprogramma Energiearmoede uit waarin de ontwikkelingen rond energiearmoede en de effectiviteit van beleid worden gemonitord. We zijn in gesprek om dat uit te breiden zodat daarin ook de stand van de sector meer wordt vastgesteld.
B&E
10
Vraag:
Wat gaat er precies versneld worden met de 20 miljoen euro voor natuurinclusief isoleren?
Antwoord:
We gaan hiermee een landelijke uitrol van soortenmanagementplannen (SMP’s) versnellen. Hierin staan maatregelen, gedragsregels en afspraken om de bescherming van soorten mogelijk te maken. Met een SMP kan een generieke ontheffing worden verkregen op gebiedsniveau voor 5 of 10 jaar. Hiermee kan voorkomen worden dat voor alle individuele woningen afzonderlijk een ecologisch onderzoek moet worden gedaan dat tijdrovend is en zeer kostbaar, en wordt de isolatieopgave niet vertraagd. In het NIP staat voor de landelijke uitrol in 2023 en 2024 € 20 mln. gereserveerd. Vanwege de urgentie tot versnelling is 20 miljoen vanuit 2024 naar 2023 geschoven. Er wordt dus totaal € 40 mln. van de extra middelen uit het Nationaal Isolatieprogramma (NIP) ingezet voor de versnelling van natuurinclusief isoleren, specifiek gericht op de soortenmanagementplannen (SMP). De middelen worden via een Specifieke Uitkering toegekend aan provincies en gemeenten. Naar verwachting zal deze regeling na de zomer worden opengesteld.
Daarnaast werken we samen met het Ministerie van LNV, het IPO, de VNG, Aedes, de isolatiesector, natuurorganisaties en andere belanghebbende partijen aan ondersteunende maatregelen om het natuurinclusief isoleren met SMP’s te versnellen. Dit gebeurt vooral vanuit de Taskforce natuurinclusief isoleren waar gewerkt wordt aan actiepunten zoals een aanpak gericht op het tekort aan ecologen, een landelijk informatiepunt en afspraken met de isolatiebranche.
OW
11
Vraag:
Kan worden uitgelegd wat de volgende passage concreet betekent? ««Door de bestuurlijk ingestelde stabilisatieperiode zullen werkzaamheden en de geraamde uitgaven op deze regeling (€ 15 mln.) voor het Kadaster gericht op afbouw van het DSO doorschuiven naar 2024»».
Antwoord:
Ik heb u gemeld dat DSO-LV zich in een stabiliseringsperiode bevindt (Kamerstukken I, 2021/2022, 33 118, DV). Dit is gedaan op basis van de adviezen van het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) en deze periode zorgt ervoor dat decentrale leveranciers hun laatste functionaliteiten in hun software voor hun klanten kunnen afronden op het niveau van inwerkingtreding. Dit komt erop neer dat er een «nee, tenzij» -aanpak geldt voor de ontwikkeling van nieuwe functionaliteiten: er wordt in principe alleen nog nieuwe of gewijzigde software op de oefenomgeving en de productieomgeving van DSO-LV gezet als uitvloeisel van het testen en oefenen met DSO-LV. Door deze ingestelde stabilisatieperiode zullen verdere afbouwwerkzaamheden ten behoeve van het DSO-LV niet in 2023 plaatsvinden. Deze zullen in 2024 worden uitgevoerd. En daarmee is ook het benodigde budget voor deze werkzaamheden doorgeschoven.
OW
12
Vraag:
Kan worden uitgelegd wat de volgende passage concreet betekent? ««Het interbestuurlijke programma Aan de Slag (instrument opdrachten) loopt tot 1,5 jaar na inwerkingtreding door. Naast de al beschikbare middelen worden daarom extra middelen doorgeschoven voor implementatieondersteuning tot 5 jaar na inwerkingtreding, mede op verzoek van de Eerste Kamer. Dit leidt tot een kasschuif van € 13,7 mln. naar 2024 en verder, waarbij de bedragen in het juiste kasritme zijn gezet»».
Antwoord:
Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de implementatie van de Omgevingswet uit de eindejaarsmarge van het gehele Ministerie van BZK. Dit hangt samen met het verplaatsen van de datum van inwerkingtreding naar 1 januari 2024. Het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet loopt tot 1,5 jaar na inwerkingtreding door. Echter, invoeringsondersteuning loopt tot vijf jaar na inwerkingtreding door, mede op verzoek van de Eerste Kamer (T03564).
De extra middelen worden vooral ingezet voor het meerjarig en aanvullend financieren van overkoepelende implementatie- en dienstverleningsactiviteiten zoals bijvoorbeeld de serviceketen, het calamiteitenmanagement, communicatie en ondersteuning van bevoegd gezagen.
OW
13
Vraag:
Hoeveel budget is er precies extra beschikbaar voor de implementatie van de Omgevingswet vanwege het uitstel van de invoering? Is hierover met de mede-overheden overeenstemming bereikt?
Antwoord:
Er is totaal € 19,6 mln. extra beschikbaar gesteld voor de implementatie van de Omgevingswet uit de eindejaarsmarge BZK breed, waarvan er € 13,7 mln. is doorgeschoven naar komende jaren. De invulling hiervan wordt, de komende 5 jaar, samen met bevoegde gezagen bepaald naar de behoefte aan ondersteuning van de uitvoeringspraktijk.
CZW
14
Vraag:
Kunt u een uitsplitsing geven van de additionele middelen voor 2023 en 2024 voor onder andere «de financiering van een juridisch loket in Caribisch Nederland, de versterking van de antidiscriminatievoorzieningen en de uitvoering van het nationale programma tegen discriminatie»?
Antwoord:
Aan het juridisch loket in Caribisch Nederland zal in 2023 € 250.000 worden besteed en in 2024 € 500.000. Er is € 2,5 miljoen beschikbaar voor de versterking van de antidiscriminatievoorzieningen. De overige additionele middelen zullen besteed worden aan de uitvoering van het nationale programma tegen discriminatie en racisme.
BFR
15
Vraag:
Wat zijn de redenen dat voorstellen uit de vierde tranche Regio Deals boven het beschikbare budget zijn uitgekomen? Waar deed zich dat voor en wat is het effect op nieuwe aanvragen van de vijfde tranche?
Antwoord:
In het kader van de vierde tranche zijn 23 voorstellen ingediend met een financieringsverzoek van bijna € 700 mln. Voor de vierde tranche was in totaal € 284,2 mln. beschikbaar. Bij alle tranches zijn er meer voorstellen binnengekomen dan er gehonoreerd kunnen worden. In de vierde tranche zien we wel dat regio’s vaker het maximum bedrag van € 40 mln. hebben aangevraagd. De mogelijke verklaring daarvoor kan zijn, dat de co-financieringseis van 50% iets is aangepast. 50% co-financiering vanuit de regio was nog steeds het uitgangspunt, maar in deze tranche konden regio’s ook private financiering of een bijdrage in nature (inkind) aangeven. De verwachting is dat een aantal regio’s, waarvan het voorstel niet is gehonoreerd, terug zal komen in de vijfde tranche. Dit is een van de redenen waarom er € 84 mln. uit de zesde tranche is toegevoegd aan de vijfde tranche.
BFR
16
Vraag:
Wat zijn de gevolgen van het naar voren halen van financiële middelen van de zesde tranche Regio Deals naar de vijfde tranche voor de zesde tranche en daarna?
Antwoord:
De vijfde tranche heeft daarmee een omvang van € 384,6 mln. De zesde tranche heeft een omvang van € 216,6 mln. De zesde tranche is € 84 mln. lager dan eerder geraamd. Daardoor zullen in de zesde tranche minder voorstellen gehonoreerd kunnen worden dan in de vierde of vijfde tranche. Tegelijkertijd weten we ook dat er dan in veel regio’s Regio Deals lopen, dus de verwachting is dat het aantal aanvragen voor de zesde tranche iets lager zal zijn. Voor daarna is er geen geld beschikbaar.
D&B
17
Vraag:
Wat is de relatie tussen subsidie voor decentrale politieke partijen en middelen voor het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden (NVvR)? Wat wordt hier bedoeld?
Antwoord:
De middelen van de subsidies voor decentrale politieke partijen hebben geen relatie met de middelen voor het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden (NVvR). De middelen voor de drie laatst genoemde subsidies ten behoeve van de regeling Toerusting politieke ambtsdragers zijn met de 1e suppletoire begroting van 2023 naar het instrument subsidies gealloceerd.
WB
18
Vraag:
Hoe komt het dat er in 2022 voor de woningbouwimpuls 273,1 miljoen euro niet is uitgegeven? Waar wordt dit geld in 2023 voor ingezet? Is er een kans dat er opnieuw een deel van het geld van de woningbouwimpuls dit jaar niet uitgegeven gaat worden?
Antwoord:
Er zijn verschillende redenen dat niet alle middelen van de Woningbouwimpuls die voor 2022 beschikbaar waren, zijn uitgeven. De voornaamste reden is dat de hoeveelheid aanvragen voor de Woningbouwimpuls die aan de voorwaarden voldeden lager was dan voorafgaand aan de tranche was begroot. Deze voorwaarden zijn deels wettelijk verplicht binnen de gebiedsontwikkeling (zoals kostenverhaal), en deels specifiek voor de Wbi ontwikkeld om het instrument effectief en doelmatig te houden. En zich hiermee richt op de bouw van sneller meer betaalbare woningen.
Er was voor de vierde tranche in totaal € 300 mln. inclusief btw beschikbaar en is er daarvan daadwerkelijk € 108 mln. inclusief btw besteed. Verder was er onder meer een reservering opgenomen van € 60 mln. die eerder is gedaan bij het BO MIRT voor Utrecht niet tot uitkering gekomen.
Van de middelen die vorig jaar niet tot besteding zijn gekomen is een deel (€ 60 mln.) ingezet voor de dekking van drie amendementen die zijn ingediend tijdens de behandeling van de Ontwerpbegroting 2023. Dit is € 10 mln. voor flexpools, € 40 mln. voor een koop-startsubsidie en € 10 mln. voor wooncoöperaties. Tevens is er bij voorjaarsnota € 55 mln. beschikbaar gesteld aan MIRT-afspraken voor grootschalige woningbouwlocaties.
Voor de Woningbouwimpuls geldt een 100% eindejaarsmarge en zodoende zijn de resterende middelen uit 2022 toegevoegd aan de begroting 2023.
In 2023 is opnieuw een tranche van de Woningbouwimpuls opengesteld. Bijdragen hieraan kunnen wederom alleen worden toegekend aan plannen die aan de voorwaarden voldoen. De toegankelijkheid voor de Woningbouwimpuls wordt continue onderzocht en geëvalueerd en waar nodig aangepast. Toch blijft dus mogelijk dat (een deel van) dit budget niet uitgegeven gaat worden. Dit komt dan doordat er niet voldoende plannen zijn ingediend die aan de juiste voorwaarden voldoen.
WB
19
Vraag:
Hoe komt het dat er in 2022 voor de versnelling van de huisvesting 11,7 miljoen euro niet is uitgegeven? Waar wordt dit geld in 2023 voor ingezet? Is er een kans dat er opnieuw een deel van het geld voor de versnelling van de huisvesting dit jaar niet uitgegeven gaat worden?
Antwoord:
Voor de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen is in 2022 € 100 mln. beschikbaar gesteld. In 2022 is een bedrag van € 88,3 mln. toegekend vanuit deze regeling (Staatscourant 2022, 32444 n1 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)). Het resterende bedrag a € 11,7 mln. is via de eindejaarsmarge doorgeschoven naar 2023. Dit bedrag is op 8 februari jl. toegekend aan de gemeente Amsterdam voor de bouw van 1.000 flexwoningen (Staatscourant 2023, 3851 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)).
Er zijn in 2023 diverse middelen beschikbaar voor de versnelling van huisvesting, zoals bijvoorbeeld de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen, Woningbouwimpuls of Financiële Herplaatsingsgarantie. Toekenning daarvan is afhankelijk van de hoeveelheid aanvragen en of projecten voldoen aan de eisen. Daarbij ontstaat, ondanks diverse stimulerende maatregelen (zoals impulskamers waar gemeenten vragen over subsidieaanvragen kunnen stellen, waaronder voor de WBI), altijd de kans dat middelen dit jaar niet worden uitgegeven.
B&E
20
Vraag:
Klopt het dat gemeenten het geld voor het opschalen van energiefixers en fixteams niet via een openbare aanbesteding hoeven te verdelen aan opdrachtnemers? Klopt het dat gemeenten bijvoorbeeld stichtingen zonder winstoogmerk zoals de FIXbrigade subsidie hiertoe kunnen toewijzen?
Antwoord:
Dat klopt. Gemeenten kunnen geld voor het opschalen van energiefixers en fixteams zonder openbare aanbesteding wegzetten via een subsidie (bijvoorbeeld aan stichtingen zonder winstoogmerk) of middels een inkoopopdracht voor zover deze opdracht de drempelwaarde voor leveringen en diensten van € 214.000 niet overschrijdt. Zij kunnen dus ook stichtingen zonder winstoogmerk verstrekken. Bedragen boven de drempelwaarde moeten openbaar worden aanbesteed conform de aanbestedingswet 2012.