Vastgesteld 24 mei 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Fiscale verzamelwet 2024. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Fiscale verzamelwet 2024. Omdat dit in veel gevallen gaat om technische maatregelen en codificatie hebben deze leden weinig opmerkingen. Op een paar punten hebben deze leden nog wel enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel van de regering. Hierover hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige stukken en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde Fiscale verzamelwet 2024. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor het aantal auto’s dat wel en niet onder de nieuwe definitie zal vallen, op dit moment en ook na 2026.
Bij aanpassing van de definitie van zonnecelauto’s lezen de leden van de CDA-fractie dat deze niet onder de maximale catalogusprijs (cap) vallen, dus dat de korting op de bijtelling ook voor auto’s boven de 30.000 euro van toepassing is. Deze leden vragen hoeveel zonnecel- of waterstofauto’s inmiddels jaarlijks worden geproduceerd en wat deze auto’s gemiddeld kosten en wat de verwachting is tot aan 2026.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er naast de aanpassing van de definitie van zonnecelauto’s ook gekozen wordt om een cap aan te brengen op de aanschafprijs. Kan de regering beargumenteren waarom met de voorgestelde aanpassing het fiscale voordeel van deze voertuigen gelijk wordt met het voordeel dat andere emissievrije auto’s genieten?
Omdat deze leden het belang van investeringen in verduurzaming onderschrijven, begrijpen de leden van de D66-fractie het belang van een afzonderlijke bankvergunning voor groen beleggen als middel om de administratieve lasten voor groenfondsen te verminderen. Omdat deze leden ook zien dat de (Europese) vereisten zijn toegenomen, zoals die rondom de Sustainable Finance Disclosure Regulation.
De leden van de D66-fractie vragen daarom naar de effecten voor consumenten, met het oog op de verlaging van de garantie op het spaargeld als de groenbank samengaat met de hoofdbank, maar ook met het oog op mogelijke effecten op toegankelijkheid als er minder loketten zijn met mogelijkheden om groen te sparen. Voorts vragen deze leden naar de aansluiting van de hoofdzakelijkheidseis bij Europese standaarden voor groene investeringen. Worden de administratieve lasten zoveel mogelijk geminimaliseerd?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om een uitputtende lijst op te stellen van alle beleggingen die kwalificeren als «groen». Kan de regering tevens de doelmatigheid en doeltreffendheid van de reeds bestaande fiscale regelgeving omtrent «groen» beleggen in kaart brengen, deze duiden en afzetten tegen het budgettaire beslag alsmede het toekomstige stelsel op basis van reel rendement?
Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie in dit kader om alle indirecte en directe fiscale «groene» subsidies/vrijstellingen/kortingen in kaart te brengen alsmede het budgettaire belang per maatregel. Kan de regering bij dit overzicht per maatregel aangeven waarom het kwalificeert als «groen»?
De leden van de PVV-fractie begrijpen dat door de voorgestelde maatregel de depositogarantiestelselverplichting over gaat van de groenbank naar de hoofdbank en dat daardoor de positie van (groen)spaarders verslechtert. Kan de regering nader toelichten waarom het verlagen van administratieve lasten voor zogenaamde groenbanken prevaleert boven de positie van spaarders?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de check op de hoofdzakelijkheidseis voor groen beleggen, dat in ieder geval 70 procent van ingelegde vermogen wordt geïnvesteerd in erkende groene projecten, zal worden gedaan door middel van een administratieve controle door de Belastingdienst. In de uitvoeringstoets lezen deze leden hiervan geen gevolgen terug voor de uitvoering en ook geen kosten. Deze leden vragen of dit klopt en hoe dat dan kan.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe scherp toezicht behouden blijft op de groene beleggingen van groenbanken indien deze activiteiten geïntegreerd worden binnen de hoofdbank. Blijft het voor consumenten en toezichthoudende organen transparant welke beleggingen als groene belegging gezien worden zonder dat er sprake is van greenwashing? Hoe waarborgt de regering dat rapportages van de hoofdbank voldoende duidelijk en transparant weergeven welke beleggingen groen zijn zonder dat de administratieve last van deze controle verschuift van de banken naar de Belastingdienst. Waar de bank nu inspanningen moet leveren om als groenbank te mogen functioneren, lijkt deze inspanning met voorgenomen wijziging bij de Belastingdienst te belanden in de vorm van controle. Indien dit het geval is, hoe wenselijk vindt de regering dit en in hoeverre is het mogelijk om de administratieve last zoveel mogelijk bij de banken in plaats van bij de Belastingdienst te houden?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom is gekozen om de ondergrens van 2.500 euro te verhogen naar specifiek 10.000 euro? Wat waren de afwegingen daarbij en waarom is niet gekozen voor bijvoorbeeld 5.000 of 7.500 euro?
De leden van de D66-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de aanpassing van de giftenaftrek met betrekking tot giften in natura. Hoeveel giften in natura worden jaarlijks afgetrokken in de aangifte? Hoe groot is het aantal giften van de ondergrens tot 2.500 euro, tussen 2.500 en 10.000 euro, tussen 10.000 en 20.000 euro en boven de 20.000 euro? Wat is het budgettaire beslag van elk van deze vier categorieën?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om een overzicht te verstrekken van ANBI’s die gevestigd zijn in derde landen en hierbij aan te geven welke derde landen het betreft. Kan de regering hierbij tevens aangeven hoe zij controleert of een ANBI in een derde land daadwerkelijk in de praktijk voldoet aan de voorwaarden?
Ten aanzien van de aanpassing van de giftenaftrek en ANBI-regelgeving, hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen. Deze leden lezen dat ten aanzien van de objectieve waardebepaling van giften in natura, de drempel van 2.500 naar 10.000 euro is opgehoogd, waar ook de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) positief tegenover staat. Deze leden vragen om een nadere toelichting waarom eerst door de regering en SBF de drempel van 2.500 euro werd geadviseerd en hoe 10.000 euro dan nu ook afdoende wordt geacht als verbetering en om misbruik te voorkomen.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie ten aanzien van de voorgestelde verduidelijking van de ANBI-voorwaarden voor derde landen, hoe dit wordt beoordeeld en of een ANBI in een derde land naar Nederlandse maatstaven van algemeen nut beogend wordt beoordeeld. Deze leden vragen de regering om ook in te gaan op de vragen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) of niet een knelpunt ligt bij het keuzemoment aan de voorkant inzake wat te doen met de periodieke gift bij het vervallen van de ANBI-status, werkloosheid en dergelijke en of bij de periodieke gift ook niet de mogelijkheid moet bestaan deze gedeeltelijk te verminderen, onder een van de genoemde omstandigheden. Ook vragen deze leden een verduidelijking over de gevolgen voor de giftenaftrek bij juridische fusie van ANBI’s en over de anti-oppoteis, mede in het licht van algemeen nut investeringen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om nader te motiveren waarom is afgeweken van het advies om de drempel voor het eisen van een objectieve waardebepaling vast te stellen op 2.500 euro. Waarom schrijft de regering dat de eerder voorgestelde drempel van 2.500 euro niet gericht is? Kan de regering ook nader motiveren waarom de drempel van 2.500 euro niet proportioneel is? Wat zijn de verwachte kosten voor een objectieve waardebepaling? Kan de regering ook inzichtelijk maken hoeveel giften in natura er worden gedaan en hoeveel de regering daarvan verwacht dat deze giften boven de grens van 2500 en 10.000 euro liggen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar aanleiding van de aanpassing van de periodieke giftenaftrek die is geregeld bij Belastingplan 2023 naar de evaluatie van het effect van deze beperking op het geefgedrag van particulieren. Deze leden vragen de regering of een analyse al beschikbaar is. Zo niet, wanneer staat deze analyse gepland en wanneer wordt deze met de Kamer gedeeld?
Het valt de leden van de D66-fractie op dat er geen raming is gemaakt van de budgettaire consequenties van deze maatregel. Deze leden vragen of die er inderdaad niet zijn of dat deze slechts uiterst miniem zijn.
De leden van de VVD-fractie steunen de regering in het tegengaan van belastingontwijking en steunen daarom ook deze maatregel. Klopt het dat dit gezien moet worden als een maatregel in het kader van de aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen (taakstelling constructies)? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat de aanpassing van de naam van Belastingdienst/Toeslagen naar Dienst Toeslagen een ingrijpend beslag legt op het informatievoorziening (IV)-portfolio. Welke IV-maatregelen worden uitgesteld om deze wijziging door te voeren? Is met de uitvoeringsorganisatie gesproken over een beter uitvoerbare manier om de naamswijziging te bereiken?
Kan de regering voor de leden van de PVV-fractie nader reflecteren op het nut voor burgers, de noodzaak en de wenselijkheid van de naamswijziging van Belastingdienst/Toeslagen en hierbij nader ingaan op de uitvoeringstoets die aangeeft dat de naamswijziging gepaard gaat met herprioritering van de IV-portfolio?
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van de ontvlechting van de Belastingdienst, Douane en Toeslagen, of het veranderen van de naam Belastingdienst/Toeslagen in Dienst Toeslagen, wat gepaard gaat met een behoorlijke IV-capaciteit, echt noodzakelijk is voor de duidelijkheid richting burgers. Deze leden vragen of de schaarse IV-capaciteit nu niet beter voor andere projecten kan worden ingezet, die volgens hen meer prioriteit hebben dan een enkele naamswijziging. Acht de regering het gerechtvaardigd dat andere IV-projecten hierdoor vertraging oplopen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om toe te lichten hoeveel tijd het kost om deze naamswijziging door te voeren en waar dit in de organisatie tot knelpunten dan wel vertraging kan leiden. Hoe reageert de regering op het advies van de Raad van State die wijst op de grote impact die deze wijziging heeft op het IV-portfolio. Kan de regering, zoals de Raad van State adviseert, een weging maken van de impact van deze maatregel op de uitvoeringsdruk en toelichten waarom juist deze maatregel voorrang moet krijgen?
De leden van de PvdA-fractie hebben vragen ten aanzien van de benodigde capaciteit binnen het IV-portfolio voor deze naamswijziging. Wat betekent in dit kader het geven van prioriteit aan de naamswijziging van Belastingdienst/Toeslagen, wat volgens de regering een beroep van 400 dagen doet op het IV-portfolio, op die IV-portfolio? Is voorstelbaar dat andere wijzigingen hierdoor vertraging gaan oplopen? Zo ja, welke?
Het lid van de BBB-fractie vraagt wat in dit kader het geven van prioriteit aan de naamswijziging van Belastingdienst/Toeslagen betekent, wat volgens de regering een beroep van 400 dagen doet op het IV-portfolio, op die IV-portfolio? Is voorstelbaar dat andere wijzigingen hierdoor vertraging gaan oplopen? Zo ja, welke?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om aan te geven wat de noodzaak is van deze maatregel, nu er op dit vlak richtinggevende jurisprudentie van de Hoge Raad is. Wijkt de voorgestelde aanpassing af van deze jurisprudentie? Zo ja, hoe? Zo nee, staat een wettelijke aanpassing dan eventuele rechtsontwikkeling niet in de weg? In hoeverre zal worden gewaarborgd dat de Belastingdienst niet zal proberen de wettelijke regeling verder op te rekken dan de jurisprudentie van de Hoge Raad? Kan de regering in deze zin bevestigen dat de aanpassing een zuivere codificatie van de bestaande jurisprudentie vormt en het verschoningsrecht niet verder inperkt dan nu het geval is op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er een standaard gedragseffect van 20 procent wordt toegepast op het aanpassen kring belastingplichtigen verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Deze leden vragen nadere toelichting op de opbouw van de ramingen (bijvoorbeeld waarom 20 procent, eerste- en tweede-orde effecten) in algemene zin, dus niet specifiek alleen op verbruiksbelasting.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om met een berekening en een duidelijke raming uiteen te zetten waarom de maatregelen onder 2.8 en 2.9 geen budgettaire effecten opleveren. Kan hierbij ingegaan worden op welke effecten dit heeft op het totaal aan internationaal geheven belasting over inkomen uit vermogen?
Bij de grenseffectenparagraaf lezen de leden van de CDA-fractie dat ten aanzien van de maatregel tot het aanpassen van de kring belastingplichtigen voor de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken enige grenseffecten worden voorzien. Deze leden vragen wat die grenseffecten in praktijk inhouden en of die dan positief of negatief uitvallen voor de Nederlandse grensregio’s, bijvoorbeeld door minder import of hogere prijzen. Ook vragen deze leden of hier een grenseffectentoets heeft plaatsgevonden.
De leden van de VVD-fractie vragen of de impact voor het bedrijfsleven met de aanpassing van de definitie zonnecelauto’s nader kan worden toegelicht.
Bij de evaluatieparagraaf lezen de leden van de CDA-fractie dat geen evaluatiebepaling in de aanpassing van de giftenaftrek is opgenomen, maar dat dit een aandachtspunt zal zijn bij de eerstkomende evaluatie van de giftenaftrek. Deze leden vragen wanneer deze evaluatie naar verwachting plaatsvindt. Verder vragen deze leden wanneer het kader voor inzet van goedkeurende beleidsbesluiten aan de Kamer wordt toegezonden.
De leden van de VVD-fractie constateren dat bij praktisch elke uitvoeringstoets of beleidswijziging een (her)prioritering moet worden gemaakt van de door te voeren beleidswijzigingen in de IV-capaciteit. Deze leden begrijpen de situatie van de Belastingdienst waarin niet alles tegelijk kan en er op IT-vlak nog veel moet gebeuren. Echter, deze leden spreken de wens uit voor meer duidelijkheid in deze (her)prioritering. Kan de regering toezeggen bij elke beleidswijziging inzicht te geven, door bijvoorbeeld aandacht daaraan te besteden in de uitvoeringstoets of in de memorie van toelichting, van de impact op de IV-portefeuille en hoe de (her)prioritering wordt gemaakt? In andere woorden: welke wijzigingen worden niet of later gedaan en om welke reden wordt die keuze gemaakt?
De leden van de VVD-fractie constateren dat in de uitvoeringstoets «Kan-bepaling voor het elektronisch berichtenverkeer» er nog veel onduidelijk is. Wanneer wordt hier meer over bekend gemaakt? Is dit voor een eventuele plenaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan aangeven welke andere aanpassingen verder de toekomst in zijn geschoven door de impact op de IV-portfolio van de naamswijziging van Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat dat in de memorie van toelichting geen expliciete weging wordt gegeven van de gevolgen van de voorgestelde maatregelen op de uitvoeringscapaciteit en de IV-capaciteit. Deze leden vragen de regering deze afweging alsnog expliciet te maken.
De leden van de VVD-fractie vragen of er overleg is geweest met de belangengroepen over de definitie wijziging van de zonnecelauto’s. Zo ja, wat was hun standpunt, zo nee, waarom niet?
Het lid van de BBB-fractie constateert dat de Raad van State wijst op de noodzaak om in het voorstel niet enkel de maatregelen individueel op hun uitvoerbaarheid te beoordelen, maar ook de impact op het geheel aan uitvoeringscapaciteit, in het bijzonder de IV-portfolio, te beoordelen. In het nader rapport wordt hierop ingegaan, maar de memorie van toelichting is niet met een dergelijke expliciete weging aangevuld. Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering om te reageren op de relevantie van een dergelijke weging van de uitvoeringsgevolgen van een maatregel op eerder gestelde prioriteringen, ook voor nieuwe voorstellen.
Kan de regering toezeggen aan het lid van de BBB-fractie wanneer het kader over de inzet van goedkeurende beleidsbesluiten aan de Kamer wordt toegezonden?
Artikel III onderdeel C
De leden van de VVD-fractie constateren dat de NOB-advies heeft gegeven op dit punt. Kan de regering nader ingaan op dat advies?
OVERIG
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering overwogen heeft om de samenloop tussen de kwijtscheldingswinstvrijstelling en de verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting te regelen in het onderhavige wetsvoorstel. Zo nee, waarom niet? Klopt het dat bij gebrek aan een samenloopregeling, de belastingschuld die kan ontstaan door bijvoorbeeld een onderhands akkoord een onderneming alsnog failliet kan laten gaan? Zo ja, is de regering het met de VVD-fractie eens dat dit een onwenselijke uitkomst is? Kan de regering reflecteren op wat de gevolgen zijn van een dergelijk faillissement mocht de wet niet worden aangepast, bijvoorbeeld ten aanzien van werkgelegenheid of verminderde omzet van toeleveranciers?
Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag over de Fiscale Verzamelwet 2023. In het nader rapport schreef de regering toen deze kabinetsperiode een onderzoek te doen naar het belastingrentesysteem, ook met het oog op rechtsstatelijkheid, menselijke maat, budgettaire inpasbaarheid en uitvoerbaarheid. Deze leden horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot dit onderzoek en wanneer de Kamer een rapportage kan verwachten. Ook vragen deze leden of het klopt dat de opbrengst van de belastingrente niet in de schatkist vloeit, maar ten goede komt aan de Belastingdienst. Zo ja, dan vragen deze leden of de Belastingdienst volgens de regering een objectieve belangenafweging kan maken van proportionaliteit en menselijke maat inzake de belastingrente.
De voorzitter van de vaste commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof